Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-12
5
zen of een ongeval kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de machine tot stilstand
is gekomen alvorens de parkeerremhen-
del omhoog te bewegen.
DAU84570
ABSDe anti-blokkeervoorziening remsysteem
(ABS) regelt de voor- en achterremmen on-
afhankelijk van elkaar.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
zHet ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
zOp bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.Bediening van de remmen
Bedien de remhendel en het rempedaal net
zoals u bij conventionele remmen zou
doen. Als wielslip wordt gedetecteerd,
wordt het ABS ingeschakeld. Er kan dan
een pulsatie voelbaar zijn in de remhendel
of het rempedaal. Ga door met het be-
krachtigen van de remmen en laat het ABS
zijn werk doen. Ga niet ’pompend’ rem-
men, hierdoor zal de remeffectiviteit afne-
men. zHet ABS voert een zelfcontrole uit
wanneer u na het starten van de motor
wegrijdt. Tijdens de controle kan een
klikgeluid uit de hydraulische eenheid
komen, en als de remhendel of het
rempedaal wordt bediend kan een tril-
ling voelbaar zijn. Dit is geen storing.
zBij een storing in het ABS werkt het
remsysteem als een conventioneel
remsysteem.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1
2
UBX9D0D0.book Page 12 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-13
5
DAU89320
TractieregelingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld.
Als de tractieregeling in werking is, knippert
het controlelampje “ ”. Mogelijk merkt u
verandering in de reactie van de motor of
het uitlaatgeluid.
WAARSCHUWING
DWA18860
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
Tractieregeling instellen
Als u de machine inschakelt, wordt tractie-
regeling automatisch ingeschakeld.
Gebruik voor uitschakeling van de tractie-
regeling de schakelaar “SEL” om het multi-
functionele display te wisselen naar de
weergave van de tractieregeling. Houd ver-
volgens de schakelaar “RES” drie secon-
den ingedrukt. Op het display wordt “TCS
OFF” weergegeven en het
controlelampje “ ” gaat branden.
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1
2
2 2
1. Weergave tractieregeling
2. Controlelampje tractieregeling Ž
2
1
UBX9D0D0.book Page 13 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-14
5
OPMERKINGAls de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, schakel dan de tractieregeling uit om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 8-21.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch uitgescha-
keld, bijvoorbeeld als een sensorfout wordt
gedetecteerd of wanneer langer dan enkele
seconden slechts één wiel kan draaien. Als
dit gebeurt, gaat het controlelampje “ ”
branden en mogelijk ook het
waarschuwingslampje “ ”.OPMERKINGGeef niet langdurig gas wanneer de machi-
ne op de middenbok staat. Anders wordt
de tractieregeling automatisch uitgescha-
keld en moet deze opnieuw worden inge-
steld.
Als de tractieregeling automatisch wordt
uitgeschakeld, kunt u deze als volgt terug-
stellen.
1. Stop de machine en schakel deze vol-
ledig uit.
2. Wacht enkele seconden en schakel de
machinevoeding vervolgens in.
3. Het controlelampje Ž dient uit te
gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.OPMERKINGAls het controlelampje Ž na het terug-
stellen blijft branden, kan nog steeds met
de machine worden gereden; laat de ma-
chine echter zo snel mogelijk nakijken door
een Yamaha dealer.4. Laat een Yamaha dealer de machine
nakijken en het
waarschuwingslampje Ž uitscha-
kelen.
1. Weergave tractieregeling
2. Controlelampje tractieregeling Ž
2
1
1. Controlelampje tractieregeling Ž
2. Waarschuwingslampje motorstoring Ž
2 1
UBX9D0D0.book Page 14 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM
Gebruik en belangrijke rij-informatie7-2
7
DAU86720
De motor startenHet startspersysteem staat starten toe
wanneer de zijstandaard omhoog is gezet.
Om de motor te starten1. Draai het contactslot naar ON en zet
de noodstopschakelaar in de stand
“run”.
2. Controleer of de indicator en het/de
waarschuwingslampje(s) enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. (Zie
pagina 5-1.)OPMERKING zStart de motor niet als het waarschu-
wingslampje motorstoring blijft bran-
den.
zHet ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven totdat de
machine een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) bereikt.LET OP
DCA24110
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine te controleren.3. Draai het gas volledig dicht.4. Druk op de startknop terwijl de voor-
of achterrem wordt bediend.
5. Laat de startknop los als de motor
start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de
knop drukt om de accuspanning weer
te laten opbouwen.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
DAU78221
OPMERKINGDit model is uitgerust met een hellings-
hoeksensor, waarbij de motor afslaat bij
kanteling. In dat geval gaat ook het waar-
schuwingslampje motorstoring branden,
maar dit is geen storing. Zet alvorens de
motor opnieuw te starten het contactslot uit
en weer aan om het waarschuwingslampje
motorstoring te resetten. Wanneer u dit
niet, doet zal de motor niet aanslaan, ook al
probeert de startmotor de motor op gang te
brengen na het indrukken van de startknop.
UBX9D0D0.book Page 2 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
8-19
8
OPMERKINGDe lange schroef moet worden aange-
bracht zoals getoond.11. Breng de rubber pluggen aan.
Reinigen van het luchtfilterelement in de
V-snaarbehuizing
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel. (Zie het
vorige gedeelte.)
3. Verwijder de schroeven van het deksel
van de V-snaarbehuizing.4. Verwijder de bouten van het luchtfil-
terhuis.
5. Til het luchtfilterhuis iets op, verwijder
de bedrading van de achterwielsensor
uit de houder en verwijder het deksel
van de V-snaarbehuizing.6. Verwijder het luchtfilterdeksel op de
V-snaarbehuizing door de bouten los
te halen.1. Lange schroef
1
1. Schroef
1. Bout
1
1
1
1. Bedrading achterwielsensor
2. Kabelhouder
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Bout
1
2
2
2 21
UBX9D0D0.book Page 19 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
8-20
8
7. Verwijder het luchtfilterelement en
blaas vervolgens het vuil weg met
perslucht vanaf de schone zijde zoals
getoond.
8. Controleer het luchtfilterelement in de
v-snaarbehuizing op beschadiging en
vervang indien nodig.9. Plaats het element in de V-snaarbe-
huizing.
10. Monteer het luchtfilterdeksel van de
V-snaarbehuizing door de bouten aan
te brengen.
11. Plaats de bedrading van de achter-
wielsensor in de houder bij de witte
markering op de draad zoals getoond.
12. Breng de bouten van het luchtfilter-
huis aan en zet de bouten dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.13. Monteer het deksel van de V-snaarbe-
huizing door de schroeven aan te
brengen.
14. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
1. Schone zijde
1
1
1. Bedrading achterwielsensor
2. Witte markering
3. Kabelhouder
Aanhaalmoment:
Bout:
10 N·m (1.0 kgf·m, 7.4 lb·ft)
1
3
3
2
33
2
UBX9D0D0.book Page 20 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM
Gebruikersinformatie
11-2
11
De modelinformatiesticker is bevestigd aan
de binnenzijde van het opbergcomparti-
ment. (Zie pagina 5-18.) Noteer de informa-
tie op deze sticker in het daartoe bestemde
vakje. Deze informatie is nodig om reserve-
onderdelen te bestellen bij een Yamaha
dealer.
DAU69910
DiagnosestekkerDe diagnosestekker bevindt zich op de
aangegeven plaats.
DAU85300
Registratie van voertuiggege-
vensDe ECU van dit model slaat bepaalde voer-
tuiggegevens op voor ondersteuning bij de
storingsdiagnose en ten behoeve van on-
derzoek, ontwikkeling en statistische ana-
lyse.
Hoewel de sensors en geregistreerde ge-
gevens van model tot model verschillen,
zijn de belangrijkste gegevenspunten:
zInformatie over de voertuigstatus en
motorprestaties
zInformatie over brandstofinspuiting en
emissie
Deze gegevens worden alleen geüpload
wanneer een speciaal diagnosegereed-
schap van Yamaha op de machine wordt
aangesloten, bijvoorbeeld bij de uitvoering
van controles of onderhoudsprocedures.
Geüploade voertuiggegevens worden op
passende wijze behandeld in overeenstem-
ming met het volgende Privacybeleid.
Privacybeleid
Yamaha deelt deze gegevens niet met an-
dere partijen, met uitzondering van de on-
derstaande gevallen. Daarnaast kan
Yamaha voertuiggegevens verstrekken aan
1. Diagnosestekker
1 1
https://www.yamaha-motor.eu/nl/
privacy/privacy-policy.aspx
UBX9D0D0.book Page 2 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM