Inhoudsop gaveVeili ghei dsinformatie ....................... 1-1
Andere aandachtspunten voor veilig rijden .................................. 1-5
Beschrijvin g...................................... 2-1
Aanzicht linkerzijde ......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
Smart-sleutelsysteem ..................... 3-1
Smart-sleutelsysteem..................... 3-1
Bereik van het
Smart-sleutelsysteem ................. 3-2
De Smart-sleutel en mechanische
sleutel gebruiken ......................... 3-3
Smart-sleutel .................................. 3-5
De batterij van de Smart-sleutel vervangen.................................... 3-6
Machinevoeding inschakelen ......... 3-7
Machinevoeding uitschakelen ........ 3-8
Het stuurslot vergrendelen ............. 3-9
De middenbok vergrendelen ........ 3-10
Toegang tot opbergcompartimenten
en brandstoftank ....................... 3-10
Parkeermodus .............................. 3-12
Speciale kenmerken ........................ 4-1
Cruise control (XP560D) ................. 4-1
D-mode (rijmodus) .......................... 4-3
Tractieregeling ................................ 4-4 Functies van instrumenten en
b
ed ienin gselementen ....................... 5-1
Stuurschakelaars ............................ 5-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ............... 5-2
Snelheidsmeter ............................... 5-4
Toerenteller ..................................... 5-5
Multifunctioneel display .................. 5-5
Voorremhendel.............................. 5-18
Achterremhendel........................... 5-18
Achterremblokkeerhendel ............. 5-18
Anti-blokkeervoorziening remsysteem (ABS) ..................... 5-19
Tankdop ........................................ 5-20
Brandstof ...................................... 5-21
Overloopslang brandstoftank ....... 5-22
Uitlaatkatalysator .......................... 5-22
Opbergcompartimenten................ 5-23
Kuipruit (XP560E) .......................... 5-24
Achteruitkijkspiegels ..................... 5-26
Schokdemperunit.......................... 5-26
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ....................... 5-28
Zijstandaard .................................. 5-28
Startspersysteem .......................... 5-29 Voor uw veili
ghei d – controles
voor het rijd en.................................. 6-1
Ge bruik en belan grijke
rij-informatie ..................................... 7-1
Inrijperiode ...................................... 7-1
De motor starten............................. 7-2
Wegrijden........................................ 7-3
Sneller en langzamer rijden ............ 7-3
Remmen ......................................... 7-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ........................ 7-4
Parkeren ......................................... 7-4
Perio diek on derhou d en
afstellin g............................................ 8-1
Gereedschapsset ........................... 8-2
Periodieke onderhoudsschema’s ....8-3Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem........ 8-3
Algemeen smeer- en onderhoudsschema .................... 8-5
Panelen verwijderen en
aanbrengen ................................. 8-9
Controleren van de bougies ......... 8-11
Filterbus ........................................ 8-12
Motorolie en oliefilterpatroon........ 8-12
Waarom Yamalube ....................... 8-15
Koelvloeistof ................................. 8-15
UB3TD0D0.book Page 1 Wednesday, September 4, 2019 2:53 PM
Speciale kenmerken
4-1
4
DAU77264
Cruise control (XP560D)De cruise control handhaaft een ingestelde
kruissnelheid tussen ongeveer 50 km/h
(31 mi/h) en 140 km/h (87 mi/h).
WAARSCHUWING
DWA20950
Onjuist geb ruik van de cruise con-
trol kan lei den tot verlies van d e
controle over de machine met mo-
g elijk een on geval tot gevol g. Ge-
b ruik geen cruise control in druk
verkeer, slechte weersomstan dig -
he den of op bochti ge, gla dde, heu-
velachti ge of slechte we gen of
g rin dwe gen.
Wanneer u heuvelopwaarts of heu-
velafwaarts rij dt, kan d e cruise con-
trol de in gestel de kruissnelhei d
mo gelijk niet aanhou den.
Wanneer u d e cruise control niet
g eb ruikt, moet u deze uitschakelen
om te voorkomen dat u d eze per
on geluk inschakelt. Controleer of
het controlelampje voor cruise
control “ ” uit is.
Cruise control inschakelen
1. Druk op de aan-uitschakelaar voor de cruise control “ ” om de cruise con-
trol in te schakelen. Het controlelamp-
je van de cruise control “ ” gaat
branden.
2. Druk op de “SET–”-zijde van de instel- schakelaar voor cruise control om de
cruise control te activeren. De huidige
rijsnelheid wordt ingesteld als de
kruissnelheid. Het controlelampje
voor de cruise-controlinstelling “ ”
gaat branden.
De in gestel de kruissnelhei d aanpassen
Terwijl de cruise control in werking is, drukt
u op de “RES+”-zijde van de instelschake-
laar voor cruise control om de ingestelde
kruissnelheid te verhogen of op de “SET–”-
zijde om de ingestelde kruissnelheid te ver-
lagen.OPMERKINGWanneer u de instelschakelaar eenmaal in-
drukt, wordt de snelheid in stappen van on-
geveer 2.0 km/h (1.2 mi/h) verhoogd.
Wanneer u de “RES+”- of “SET–”-zijde van
de instelschakelaar voor cruise control in-
gedrukt houdt, wordt de snelheid continu
verhoogd of verlaagd totdat u de schake-
laar weer loslaat.
1. Controlelampje cruise-controlinstelling “”
2. Controlelampje cruise control “ ”1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”2. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
1 2
1 212
UB3TD0D0.book Page 1 Wednesday, September 4, 2019 2:53 PM
Speciale kenmerken
4-2
4
U kunt de rijsnelheid ook handmatig verho-
gen met de gasgreep. Nadat u gas hebt ge-
geven, kunt u een nieuwe kruissnelheid
instellen door op de “SET–”-zijde van de in-
stelschakelaar te drukken. Als u geen nieu-
we kruissnelheid instelt en gas terugneemt,
remt de machine af tot de eerder ingestelde
kruissnelheid.
Cruise control uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit
om de ingestelde kruissnelheid te annule-
ren. Het controlelampje “ ” gaat uit. Draai de gasgreep voorbij de gesloten
stand in de deceleratierichting.
Bekrachtig de voor- of achterrem.
OPMERKINGDe rijsnelheid gaat dalen zodra cruise con-
trol wordt uitgeschakeld, als tenminste niet
aan de gasgreep wordt gedraaid.De hervattin gsfunctie geb ruiken
Druk op de “RES+”-zijde van de instelscha-
kelaar voor cruise control om de cruise
control opnieuw te activeren. De rijsnelheid
keert dan terug naar de eerder ingestelde
kruissnelheid. Het controlelampje “ ”
gaat aan.
WAARSCHUWING
DWA16351
Het is g evaarlijk de hervattin gsfunctie te
g eb ruiken wanneer d e eerder in gestel de
kruissnelhei d te hoo g is voor de hui dig e
omstan dig he den.Cruise control uitschakelen
Druk op de aan-uitschakelaar voor de
cruise control “ ” om de cruise control uit
te schakelen. Het controlelampje “ ” en
het controlelampje “ ” gaan uit.
OPMERKINGAls de cruise control of machinevoeding
wordt uitgeschakeld, wordt de eerder inge-
stelde kruissnelheid gewist. U kunt de her-
vattingsfunctie pas weer gebruiken nadat u
een nieuwe kruissnelheid hebt ingesteld.Automatische uitschakeling van cruisecontrolDe cruise control wordt elektronisch gere-
geld en is gekoppeld aan andere regelsy-
stemen. De cruise control wordt onder de
volgende omstandigheden automatisch
uitgeschakeld:
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden (bijvoor-
beeld als u een steile helling oprijdt).
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tractieregeling is inge-
schakeld, treedt deze in werking.)
Motorstoring etc.
Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, gaat het controlelampje “ ”
uit en knippert het controlelampje “ ”
gedurende 4 seconden.
Als de cruise control automatisch is uitge-
schakeld, moet u stoppen en controleren of
de machine in goede staat verkeert voordat
u verdergaat.
1. Deceleratierichting
1
UB3TD0D0.book Page 2 Wednesday, September 4, 2019 2:53 PM
Speciale kenmerken
4-3
4
Wanneer u op steile wegen rijdt, kan de
cruise control de ingestelde kruissnelheid
mogelijk niet aanhouden. Wanneer u heuvelopwaarts rijdt, kan
de werkelijke rijsnelheid lager worden
dan de ingestelde kruissnelheid. Als
dit gebeurt, accelereert u met de gas-
greep tot de gewenste rijsnelheid.
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt, kan
de werkelijke rijsnelheid hoger worden
dan de ingestelde kruissnelheid. Als
dit gebeurt, kunt u de instelschakelaar
niet gebruiken om de ingestelde kruis-
snelheid aan te passen. Als u de rij-
snelheid wilt verlagen, gebruikt u de
remmen. Wanneer u de remmen ge-
bruikt, wordt de cruise control uitge-
schakeld.
DAU81392
D-mo de (rijmo dus)D-mode is een elektronisch geregeld mo-
torprestatiesysteem met twee modusse-
lecties (toermodus “T” en sportmodus “S”).
WAARSCHUWING
DWA18440
Wijzi g d e rijmo dus niet tij dens het rij den.Druk met de gasgreep gesloten op de rij-
modusschakelaar “MODE” om te schake-
len tussen de sportmodus “S” en de
toermodus “T”.OPMERKING De huidige rijmodus wordt weergege-
ven in de rijmodusweergave (pagina
5-7).
De huidige rijmodus wordt opgesla-
gen wanneer de machine wordt uitge-
schakeld.
U kunt de D-mode niet wijzigen terwijl
de cruise control (XP560D) in werking
is.
Toermo dus “T”
De toermodus “T” is geschikt voor verschil-
lende rijsituaties.
Deze modus biedt een soepel rijgedrag van
het lage- tot het hogetoerenbereik.
Sportmo dus “S”
Vergeleken met de toermodus biedt deze
modus een sportievere motorrespons in
het lage- en middelhogetoerenbereik.
1. Rijmodusschakelaar “MODE”
1
UB3TD0D0.book Page 3 Wednesday, September 4, 2019 2:53 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-1
5
DAU77490
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU88260
Dimlichtschakelaar/lichtsi
gnaalschake-
laar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt
u de schakelaar omlaag naar “PASS” terwijl
de koplampen op dimlicht staan.OPMERKING Als de schakelaar op dimlicht wordt
ingesteld, gaan alleen de twee bin-
nenste koplampen branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt
ingesteld, gaan de twee buitenste
koplampen branden.
DAU66040
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU66030
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU77450
Noo dstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar
op “ ” om de motor direct uit te schake-
len in een noodgeval, zoals wanneer de
machine omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
1. Selectieschakelaar “ / ”
2. Menuschakelaar “MENU”
3. Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschakelaar “ / /PASS”4. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–” (XP560D)5. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
6. Claxonschakelaar “ ”
7. Aan-uitschakelaar cruise control “ ” (XP560D)
1
2
3
4
5
6
7
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
4. Aan-uitschakelaar/startknop “ON/ ”
1
2
3
4
UB3TD0D0.book Page 1 Wednesday, September 4, 2019 2:53 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-2
5
DAU77291
Aan-uitschakelaar/startknop “ON/ ”
Druk met de Smart-schakelaar ingescha-
keld en binnen het bereik op deze schake-
laar om de machinevoeding in te
schakelen. Druk met de zijstandaard om-
hoog en terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt op deze schakelaar om de motor
te starten met de startmotor. Zie pagina 7-2
voor startinstructies voordat u de motor
start.
DAU79601
Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met de voertuigvoeding aan of in de par-
keermodus kan deze schakelaar worden
gebruikt voor het inschakelen van de
alarmverlichting (gelijktijdig knipperen van
alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wo rdt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet ged u-
ren de lan gere tij d als de motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU73951
Cruise-controlschakelaars
Zie pagina 4-1 voor uitleg over de werking
van cruise control.
DAU77301
Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om instel-
lingen in het multifunctionele display te wij-
zigen. (Zie pagina 5-5.)
DAU77311
Selectieschakelaar “ / ”
Deze schakelaar wordt gebruikt om instel-
lingen in het multifunctionele display te wij-
zigen. (Zie pagina 5-5.)
DAU73931
Rijmo dusschakelaar “MODE”
Zie pagina 4-3 voor uitleg over de rijmodus.
DAU77122
Controlelampjes en waarschu-
win gslampjes
DAU88680
Controlelampjes richtin gaanwijzers
“” en“”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.1. Controlelampje grootlicht “ ”
2. Controlelampje tractieregeling “ ”
3. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ” en “”
4. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “”
5. ABS-waarschuwingslampje “ ”
6. Storingsindicatielampje “ ”
7. Controlelampjes cruise control (XP560D)
1 2 4 5 6
3
7
12
45 6
3
7
UB3TD0D0.book Page 2 Wednesday, September 4, 2019 2:53 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-3
5
DAU88690
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU77550
Controlelampjes cruise control
Zie pagina 4-1 voor uitleg over de werking
van deze controlelampjes.
DAU88710
Storin gsin dicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het boord-
diagnosesysteem te controleren. Het elek-
trische circuit van het indicatielampje kan
worden gecontroleerd door de machine-
voeding in te schakelen. Het lampje moet
enkele seconden oplichten en dan uitgaan.
Als het lampje niet gaat branden wanneer
de machinevoeding wordt ingeschakeld of
blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine na te zien.LET OP
DCA26820
Verlaa g als het MIL b eg int te knipperen
het motortoerental om scha de aan het
uitlaatsysteem te voorkomen.
OPMERKINGHet boorddiagnosesysteem detecteert ook
achteruitgang en storingen in het uitstoot-
controlesysteem van de motor. Daardoor
kan het MIL ook gaan branden of knipperen
als gevolg van aanpassingen, gebrek aan
onderhoud of overmatig of onjuist gebruik
van de motorfiets. Neem om dit te voorko-
men het volgende in acht.
Probeer niet om de software of de
motorregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beïnvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoi-
res of -onderdelen zoals veringen,
bougies, verstuivers, uitlaatsystemen
etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifi-
caties (ketting, tandwielen, wielen,
banden etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de O2-
sensor, het luchtinlaatsysteem of on-
derdelen van het uitlaatsysteem (kata-
lysatoren of EXUP etc.), en verwijder
deze niet.
Gebruik altijd de juiste V-snaar en
aandrijfriem (indien aanwezig).
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies
etc.
DAU77075
ABS-waarschuwin gslampje “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
er een storing wordt gedetecteerd in de
ABS. (Zie pagina 5-19.)
Als de machinevoeding wordt ingescha-
keld, gaat dit lampje branden om vervol-
gens weer te doven als een rijsnelheid van
10 km/h (6 mi/h) is bereikt. Als het waar-
schuwingslampje: niet gaat branden als de machinevoe-
ding wordt ingeschakeld
niet uitgaat bij een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
werkt de anti-blokkeervoorziening remsy-
steem mogelijk niet goed. Laat de machine
zo snel mogelijk controleren door een
Yamaha dealer.
UB3TD0D0.book Page 3 Wednesday, September 4, 2019 2:53 PM
Periodiek on derhou d en afstelling
8-30
8
LET OP
DCA16522
Voor het opla den van een VRLA (Valve
Re gulate d Lea d Aci d)-accu is een speci-
ale acculad er (met constante spannin g)
vereist. Bij geb ruik van een conventione-
le acculad er raakt de accu b eschadigd.Om de accu op te b ergen
1. Verwijder de accu als het voertuig lan-
ger dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad hem volledig bij en zet dan
weg op een koele en droge plek. LET
OP: Zet alvorens d e accu te verwij-
d eren het voertui g uit en haal eerst
d e ne gatieve ka bel en daarna de
positieve ka bel los.
[DCA21900]
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze min-
stens eenmaal per maand worden ge-
controleerd; laad de accu dan indien
nodig steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren. LET OP: Sluit bij het
plaatsen van d e accu eerst de posi-
tieve ka bel en d aarna de neg atieve
ka bel aan.
[DCA21910]
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de
accupolen.
LET OP
DCA16531
Hou d d e accu stee ds op gelad en. Stallen
van een ontla den accu kan lei den tot
permanente accuscha de.
DAU81472
De zekerin gen vervan genZekeringenkastje 1, de remlichtzekering en
de cruise-controlzekering bevinden zich
achter paneel A. (Zie pagina 8-9.)
Zekeringenkastje 2 en de hoofdzekering
bevinden zich achter de kuipruit.1. Zekeringenkastje 1
2. Zekering ABS-regeleenheid
3. Circuitzekering aansluitcontact voor acces-
soires
4. Koplampzekering
5. Zekering elektronische smoorklep
6. Zekering ABS-motor
7. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
8. Reservezekering
9. Cruise-controlzekering (XP560D)
10.Remlichtzekering (XP560D)2
3
4
5
6
7
8
8
9
10
1 1
UB3TD0D0.book Page 30 Wedne
sday, September 4, 2019 2:53 PM