Page 82 of 476

82
Handleiding Supra3-1. OVERZICHT
• Bij bepaalde apparaten kunnen spe-
cifieke instellingen noodzakelijk zijn,
zoals een autorisatie. Raadpleeg de
handleiding van het apparaat.
In de apparatenlijst worden alle gere-
gistreerde of met de auto verbonden
apparaten weergegeven.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “System settings” (systeeminstellin-
gen)
3 “Mobile devices” (mobiele appara-
ten)
Een symbool geeft aan voor welke
functie een apparaat wordt gebruikt.
Het is mogelijk om functies op een
geregistreerd of verbonden apparaat te
activeren of deactiveren.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “System settings” (systeeminstellin-
gen) 3
“Mobile devices” (mobiele appara-
ten)
4 Selecteer het gewenste apparaat.
5 Selecteer de gewenste instelling.
Als een functie wordt toegewezen aan
een bepaald apparaat maar al is geacti-
veerd op een ander verbonden appa-
raat, wordt deze functie overgedragen
naar het nieuwe apparaat en wordt de
verbinding met het andere apparaat
verbroken.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “System settings” (systeeminstellin-
gen)
3 “Mobile devices” (mobiele appara-
ten)
4 Een apparaat selecteren
5 “Disconnect device” (verbinding met
apparaat verbreken)
Het apparaat blijft geregistreerd en het
is mogelijk om er opnieuw verbinding
mee te maken, zie blz. 82.
Er kan opnieuw verbinding worden
gemaakt met een apparaat waarmee
de verbinding is verbroken.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “System settings” (systeeminstellin-
gen)
3 “Mobile devices” (mobiele appara-
ten)
Apparatenlijst weergeven
SymboolFunctie
“Telephone” (telefoon)
“Additional telephone” (extra
telefoon)
“Bluetooth audio”
“Apps”
“Apple CarPlay”
“Screen Mirroring”
Het apparaat configureren
De verbinding me
t een apparaat
verbreken
Een apparaat aansluiten
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 82 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 176 of 476

176
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
5
Selecteer de gewenste instelling:
“Warning when speeding” (waar-
schuwing bij te hard rijden): activeer
of deactiveer het knipperen van de
weergaven van de Speed Limit Info
op het instrumentenpaneel en het
head-up display wanneer de op dat
moment van toepassing zijnde snel-
heidslimiet wordt overschreden.
“Show speeding” (toon te hoge snel-
heid): de snelheidslimiet die wordt
gesignaleerd door de Speed Limit
Info wordt aangegeven door middel
van een merkteken op de snelheids-
meter in het instrumentenpaneel.
De functie is mogelijk beperkt en geeft
in de volgende situaties mogelijk
onjuiste informatie weer, bijvoorbeeld:
In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
Als verkeersborden volledig of
gedeeltelijk worden overschaduwd
door objecten, stickers of verf.
Als de auto te dicht achter een voor-
ligger rijdt.
In het geval van fel tegenlicht of bij
een sterke reflectie.
Wanneer de voorruit vóór de binnen-
spiegel is bedekt met condens, vuil,
stickers, enz.
Als de camera oververhit is geraakt
als gevolg van extreem hoge tempe-
raturen en tijdelijk is gedeactiveerd.
Als gevolg van onjuiste signalering
door de camera.
Als de in het navigatiesysteem opge-
slagen snelheidslimieten of de weg-
gegevens onjuist zijn.
In het geval van snelheidslimieten
die afhankelijk zijn van het tijdstip
van de dag of de dag van de week.
In gebieden die niet door het naviga-
tiesysteem worden gedekt.
Als er afwijkingen zijn met betrek-
king tot navigatie, bijvoorbeeld door
een wegomleiding.
In het geval van elektronische ver-
keersborden.
Bij het inhalen van bussen of vracht-
wagens met verkeersbordstickers.
Als verkeersborden niet overeenko-
men met de norm.
Als er verkeersborden worden gesig-
naleerd die van toepassing zijn op
een parallelweg.
In het geval van landspecifieke ver-
keersborden of wegontwerpen.
Tijdens het kalibratieproces van de
camera direct na aflevering van de
auto.
Het display kan indien nodig worden
bediend.
Entertainmentbron.
Actuele audiobron.
Overzicht laatste oproepen.
Indien van toepassing wordt het desbe-
treffende menu geopend op het regel-
display.
Beperkingen van het systeem
Keuzelijsten
Principe
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
176 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 349 of 476

349
6
Handleiding Supra 6-1. MOBILITEIT
MOBILITEIT
F4
F67, F68
SymboolBetekenis
VSC (Vehicle Stability Con-
trol-systeem)
Parkeerrem
Airconditioning
De voorruit ontdooien en ont-
wasemen
Aanjagermotor, interieurventila-
tie
Achterruitverwarming
Stoelverwarming
Stoelinstelling
Crash-Security Module
Instellen stuurkolom, lichtscha-
kelaar, stuurinrichting, bedie-
ningspaneel audio
Hifiversterker, videomodule tv
Binnenspiegel
Functie dakconsole midden,
elektronica buitenportiergreep
Instrumentenpaneel
Extra accu: Dual Accumulator
System (DSS)
Elektronica brandstofpomprege-
ling, NVLD-lekdetectie, gasge-
nerator voor aansluiting
accubeveiliging, ontvanger
afstandsbediening
Openingssysteem elektrisch
bedienbare ruit
Verwarming en airconditioning
Diagnoseaansluiting (interface)
auto
Interieurverlichting in de baga-
geruimte
Vertical Dynamic Platform
Vertical Dynamic Platform
Vertical Dynamic Platform
Monocamera (Kafas)
Hoofdeenheid
Active Sound Design
USB-hub
SymboolBetekenis
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
349 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 358 of 476

358
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
noodoproepsysteem en
het automati-
sche SOS-apparaat niet worden gede-
activeerd.
Druk alleen in noodgevallen op de toets
SOS.
De noodoproep brengt een verbinding
tot stand met een publiek noodnummer.
Dit is afhankelijk van factoren als het
specifieke mobiele-telefoonnetwerk en
de nationale regelgeving.
De noodoproep wordt gedaan met
behulp van de in de auto geïntegreerde
simkaart en kan niet worden uitgescha-
keld.
Om technische redenen kan in zeer
ongunstige omstandigheden mogelijk
geen noodoproep worden gedaan.
De standby-modus is ingeschakeld.
Het noodoproepsysteem werkt. Onder bepaalde omstandigheden wordt
mogelijk automatisch een noodoproep
geplaatst, bijvoorbeeld direct na een
ongeval dat zo zwaar is dat de airbags
zijn geactiveerd. Een automatische
noodoproep wordt niet beïnvloed door
indrukken van de toets SOS.
Als een noodoproep wordt geacti-
veerd, wordt het geluid van andere sig-
naaltonen en audiobronnen, bijvoor-
beeld Parking Sensors, gedempt.
1
Tik op de klep.
2 Houd de toets SOS ingedrukt totdat
de led in het gedeelte met de toets
groen gaat branden.
De led brandt groen als de
noodoproep is geactiveerd.
Als een annuleringsverzoek wordt weerge-
geven op het regeldisplay kan de
noodoproep worden geannuleerd.
Wacht, als de situatie het toelaat, in de auto
totdat er een spraakverbinding tot stand is
gebracht.
De led knippert groen als de verbin-
ding met het noodnummer tot stand
is gebracht.
Bij een noodoproep worden gegevens naar
de centrale meldkamer van de hulpdiensten
gestuurd om te bepalen welke hulp geboden
moet worden. De gegevens bestaan bijvoor-
beeld uit de actuele locatie van de auto, als
deze bepaald kan worden.
Zelfs als u de centrale meldkamer van de
hulpdiensten niet meer hoort via de luidspre-
kers, hoort de meldkamer u mogelijk nog
steeds praten.
Overzicht
Toets SOS.
Voorwaarden voor werking
Automatisch activeren
Handmatig activeren
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 358 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 424 of 476
424
Handleiding Supra7-1. REFERENTIE
Ontvanger audiomodule
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
424 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM