321
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
12V- ac c uDe accu bevindt zich in de motorruimte.F Open de motorkap via hendel in het interieur en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde.F Bevestig de motorkapsteun.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.Was uw handen als de werkzaamheden beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V- loodac c u.Vervanging dient uitsluitend door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te worden uitgevoerd.
Het aanduwen om de motor te starten is bij een auto met een automatische transmissie niet toegestaan.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavelzuur en lood.Ze moeten worden ver werkt conform de regelgeving en mogen in geen geval met het huishoudelijke afval worden weggegooid.Breng de gebruikte batterijen en accu's naar een speciaal inzamelpunt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek(en) voor meer informatie over de motorkap en de motor.
F Volgens uitvoering: ver wijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool.De minpool van de accu is niet bereikbaar.In plaats daar van kunt u gebruikmaken van een massapunt aan de voorzijde van de auto.
8
Storingen verhelpen
322
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader aan te sluiten.Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu.De twee auto's mogen elkaar niet raken.Schakel alle stroomverbruikers (autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's uit.Zorg er voor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen van de motor (ventilateur, riem enz.) bevinden.Koppel de pluspool (+) van de accu niet los ter wijl de motor draait.
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen gedeelte) en ver volgens op de pluspool (+) van de hulpaccu B of de startbooster.F Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B of de startbooster (of op het massapunt van de auto met de hulpaccu).F Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de auto met de lege accu.
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.F Stel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.Als de motor niet direct start, zet dan het contact af en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels of een startbooster.
Een aantal functies, waaronder het Stop & Start-systeem, is niet beschikbaar als de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
F Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los.F Breng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje aan op de pluspool (+).F Laat de motor minimaal 30 minuten draaien, rijdend of stilstaand, om het laadniveau van de accu op een correct peil te krijgen.
Storingen verhelpen
323
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Voor een optimale levensduur van de accu is het noodzakelijk om het laadniveau van de accu op een voldoende peil te houden.In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om de accu op te laden:- als u voornamelijk korte ritten maakt,- voordat de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
12V-accu opladen met een
acculader
F Zet het contact uit.F Schakel alle stroomverbruikers (autoradio, verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
Als u zelf de accu van uw auto gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt is voor loodaccu's en die een nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de door de fabrikant van de lader geleverde instructies.Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
Probeer niet een bevroren accu op te laden. Risico van explosie!Als de accu is bevroren, laat hem dan nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Deze zal controleren of de interne onderdelen niet zijn beschadigd en of het huis niet is gescheurd. Scheuren kunnen er voor zorgen dat er een giftig en bijtend zuur lekt.
Als deze sticker is aangebracht, mag uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt. Anders kan de elektrische uitrusting van het Stop & Start-systeem ernstig beschadigd raken.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te sluiten.F Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.F Beweeg het kunststof kapje van de pluspool omhoog (indien aanwezig).
F Sluit de kabels van de lader B als volgt aan:- de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de accu A,- de zwarte minkabel (-) op het massapunt C van de auto.F Schakel na het laden de lader B uit alvorens de kabels los te maken van de accu A.
8
Storingen verhelpen
324
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Forceer de hendel niet door erop te duwen, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op deze manier blijft het laadniveau van de accu voldoende om de motor weer te starten.Voer de volgende handelingen uit alvorens de accu los te koppelen:F sluit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),F schakel alle stroomverbruikers (autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) uit,F zet het contact uit en wacht vier minuten.U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
De (+) klem loskoppelen
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Weer aansluiten van de (+) klem
F Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) van de accu.F Druk verticaal op de accupoolklem om deze goed tegen de accu aan te drukken.F Zet de accupoolklem vast door de hendel A
omlaag te bewegen.
Zet na het weer aansluiten van de accu het contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als zich hierna nog geringe problemen blijven voordoen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het zelf opnieuw initialiseren van de elektronische systemen zoals:- de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel (volgens uitvoering),- de elektrische ruitbediening,- de datum en de tijd,- de voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het Stop & Start-systeem mogelijk niet.In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een bepaalde periode, die afhankelijk is van de omgevingstemperatuur en de laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur), niet is gebruikt.
Storingen verhelpen
363
AUX- aansluiting (AUX)
Afhankelijk van de uitrusting.
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als "Externe ingang" is aangevinkt in de audio-instellingen.
Sluit het externe apparaat (MP3 -speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de AUX-aansluiting.
Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel dan het geluidsvolume van de autoradio van de auto in.Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.
CD-speler
Afhankelijk van de uitrusting.
Plaats de CD in de speler.
Geluidsbron selecteren
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer "Bron".
Selecteer de geluidsbron.
Een video bekijken
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.
Selecteer "Bron".
Selecteer Video om de video te starten.
Druk om de USB-stick te ver wijderen op de pauzetoets om de video te stoppen en ver wijder de USB-stick.
Bluetooth® streaming audio
Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).Stel dan het geluidsvolume van de autoradio van de auto in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.Bediening verloopt via het externe apparaat of via de aanraaktoetsen van het systeem.
Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.
Apple®-speler aansluiten
Sluit een Apple®-speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audioboeken / podcasts).De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur en kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar het gewenste nummer.
De softwareversie van het audiosysteem kan incompatibel zijn met de softwareversie van de Apple®-speler.
De videobedieningscommando's zijn alleen toegankelijk via het touchscreen.
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
.
Toyota Pro Touch with navigation system
425
Proace_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2019
Uitneembaar luik ...........................................10 6Uitschakelen ESP .........................................163Urgence-oproep ....................................160, 338USB ...............................................................12 2USB-aansluiting ............................................12 2
U
Vaste achterstoel en -bank ...................113, 11 6Veiligheidsgordels .........166, 168, 169, 18 0, 181Veiligheidsgordels achter .............................167Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen .....171, 174-176, 182, 187, 188, 19 0, 193Ventilatie .................12, 125, 126, 131, 13 5, 13 6Vergrendelen...........................50, 55, 57, 64, 71Vergrendeling van binnenuit .....................72, 73Verklikkerlampje geopend portier...................20Verklikkerlampje SCR-systeem ......................27Verklikkerlampje service .................................28Verklikkerlampje Stop .....................................18Verklikkerlampje voorgloeien (diesel) ............21Verklikkerlampje water in brandstoffilter ........20Verklikkerlampjes ............................................17Verlichting ...............................................30, 14 6Versnellingsbak, automatische .....12, 14-16, 21, 19 9, 204, 206, 209, 218, 219, 233, 237, 282, 321Versnellingsbak, handgeschakeld ......12, 14-16, 21, 206, 207, 218, 233, 237, 282Versnellingshendel .........................................12Verversen ......................................................278Verwarmde bank ...........................................105Verwarming ......................12, 125, 126, 13 5-13 8Verzadiging van het roetfilter (DPF) .............281Volledig ontgrendeld ...........................47, 55, 60Voorruitverwarming ..............................132, 159Voor stoelen .....................................99, 101, 102Voorzieningen achter ....................................123Voorzieningen interieur .........................120, 123
Tafeltje ...........................................................101Tankbeveiliging .............................................266Technische gegevens ..................333, 335, 336Te l l e r ...........................................................14-16Temperatuurregeling.....................................128Tijd instellen ....................................................46TMC (verkeersinformatie) .............................367Toegang AdBlue®-reservoir ..........................285Toegang tot het reservewiel .........................297Toerenteller ................................................14-16Touchscreen ................39, 43, 44, 89, 15 0-152, 15 4, 15 8, 220, 226, 236, 245, 247, 249, 250, 254, 256, 264Toyota Traction Select ..................................16 4Trekhaak ......................................198, 269, 272Tweezitsbank vóór ........................104, 105, 167
VT
Service (verklikkerlampje) ..............................28Sierdeel .........................................................302Signalering onoplettendheid .................250, 2 51Sjorogen ........................................................12 2Sleepoog .......................................................325Slepen van een auto .............................325, 326Sleutel ..............................47-50, 71, 74, 75, 19 9Sleutel met afstandsbediening .................50, 64, 19 9, 205Smart Cargo ..................................................10 6Smart entry-systeem met startknop ........55, 59, 60, 63-65, 68, 70, 71, 74, 75, 202, 205SMS .......................................................411, 467Sneeuwkettingen .................................262, 268Snelheidsbegrenzer ......................224, 227, 229Snelheidsregelaar .........224, 227, 232, 233, 237Soort lamp .....................................................303Spaarfase ......................................................270Sproeiers, verwarmd ............................132, 159Startblokkering, elektronische ............................52, 67, 71, 205Starten van de auto......202, 204, 206, 209, 214Starten van de motor ....................................19 9Stilzetten van de auto ..........202, 204, 209, 214Stoelen verstellen ...................................99, 102Stoelverwarming ...................................103, 105Stoelverwarming, schakelaars ........................................103, 105Stop .................................................................18Stop & Start ................22, 29, 42, 132, 13 5, 218, 220, 265, 276, 281, 321, 324Stop (verklikkerlampje) ...................................18Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau .............279Stuurslot ............................................52, 67, 205Stuurverstelling ...............................................99Stuurwiel (verstellen) ......................................99Supervergrendeling ............................51, 58, 65Synchroniseren afstandsbediening ..........54, 70
.
Trefwoordenregister