218
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Stop & StartOvergang naar de
STOP- stand
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak: wanneer de wagensnelheid lager is dan 20 km/h of de auto stilstaat (afhankelijk van de motor), gaat het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als de versnellingsbak in de neutraalstand wordt gezet en het koppelingspedaal wordt losgelaten.Het systeem werkt de eerste 10 seconden na het inschakelen van de achteruitversnelling niet.Tijdens de werking van het Stop & Start-systeem blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging normaal functioneren.Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het een ogenblik duren voordat de motor wordt afgezet.
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-systeem, registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.
Stop & Start-teller
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Bij auto's met een automatische transmissie: wanneer de auto stilstaat, gaat het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als u het rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N zet.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak: wanneer de wagensnelheid lager is dan 8 km/h, gaat het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als het rempedaal wordt ingetrapt of de selectiehendel in de stand N wordt gezet.
(minuten/seconden of uren/minuten)
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Rijden
219
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Overgang naar de
S TA R T- s t a n d
De START-stand wordt automatisch geactiveerd onder bepaalde bijzondere omstandigheden (met betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand van de accu, de koelvloeistoftemperatuur, de werking van de rembekrachtiging of de regeling van de airconditioning) en in de volgende gevallen:- het bestuurderportier wordt geopend,- een schuifdeur wordt geopend,- de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt,- de snelheid van de auto hoger is dan 25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering) bij een handgeschakelde versnellingsbak,- de snelheid van de auto hoger is dan 3 km/h bij een automatische transmissie.
Bijzonderheden: automatisch activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat dan uit.
Deze werking van het systeem is volkomen normaal.
Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak dooft het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als u het koppelingspedaal volledig intrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie dooft het verklikkerlampje "ECO"
op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:- u het rempedaal loslaat ter wijl de selectiehendel in de stand D of M staat,- u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand D of M zet,- u de achteruitversnelling inschakelt.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak dooft het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:- u het rempedaal loslaat ter wijl de selectiehendel in de stand A of M staat,- u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand A of M zet,
- u de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: STOP-stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd onder bepaalde bijzondere omstandigheden (met betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand van de accu, de koelvloeistoftemperatuur, de werking van de rembekrachtiging of de buitentemperatuur) en in de volgende gevallen:- de auto bevindt zich op een steile helling (bergopwaarts of bergafwaarts),- het bestuurderportier is geopend,- een schuifdeur is geopend,- de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt,- de auto heeft sinds de laatste start door de bestuurder niet sneller dan 10 km/h gereden,- de elektrische parkeerrem wordt /is aangetrokken,- de klimaatregeling in het interieur laat het niet toe,- de voorruitontwaseming is ingeschakeld.
In dit geval knippert het verklikkerlampje "ECO" een paar seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen normaal.
6
Rijden
220
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Uitschakelen / inschakelen
Met / Zonder autoradio
F Druk op deze knop: het lampje er van gaat branden, het systeem is uitgeschakeld.
F Druk op deze knop: het lampje er van dooft, het systeem is ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem:
Met touchscreen
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld zodra u de motor opnieuw start.
Als u het systeem uitschakelt ter wijl de motor in de STOP-stand staat, wordt de motor onmiddellijk opnieuw gestart.
Openen van de motorkapSchakel omwille van uw veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om ver wondingen als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer u over een overstroomde weg moet rijden.Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer rijadviezen, met name over het rijden op overstroomde wegen.
Inschakelen van het systeem:
De functie kan worden in- en uitgeschakeld in het configuratiemenu van de auto.
Rijden
221
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat.Alle verklikkerlampjes gaan branden.Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast een waarschuwingsmelding verschijnen, waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal in te trappen.U moet, bij stilstaande auto, het contact uitzetten en de motor opnieuw starten.
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van een speciale 12V-accu.
Het lampje van deze knop knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.
Bij een storing in het systeem gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.Alle werkzaamheden aan dit type accu moeten door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige worden uitgevoerd.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu.
6
Rijden
265
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Brandstoftank
Openen
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-systeem, tank dan nooit ter wijl de auto in de stopmodus staat. Ze het contact UIT met de sleutel of de startknop als uw auto is uitgerust met het Smart entry-systeem met startknop.
F Zet altijd eerst de motor af.F Ontgrendel de auto indien uw auto is uitgerust met het Smart entry-systeem met star tknop.F Open de brandstofvulklep.
Ta n k e n
Tank meer dan 8 liter brandstof om er voor te zorgen dat de stijging van het brandstofniveau wordt weergegeven op de brandstofmeter.Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van
het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.F Draai de vuldop open en plaats deze op de steun (aan de klep).F Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.F Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.F Plaats de vuldop terug en sluit deze door de dop rechtsom te draaien.F Druk de brandstofvulklep dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).
F Kies bij het tankstation de juiste brandstof (deze staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van de brandstofvulklep van uw auto).
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 69 l i t e r.
F Als uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de vuldop en draai de sleutel linksom.
7
Praktische informatie
276
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
MotorkapOpenen
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.F Bevestig de motorkapsteun in de houder.F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed vergrendeld is.
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Open de motorkap niet als het hard waait.Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden).Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de motorruimte schoon te maken: de elektrische componenten kunnen dan beschadigd raken.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voor werpen en kleding uit de buur t van de ventilator.
F Beweeg de hendel omhoog en til de motorkap op.
F Open het portier.
F Trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.
Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de START-stand te voorkomen.
Praktische informatie
281
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
Laat de filters periodiek ver vangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat bij het olie ver versen tevens het oliefilter vervangen.Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.
Oliefilter
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter ver vuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h
rijden tot het lampje dooft.Als het lampje blijft branden, is het minimum brandstofadditiefniveau bereikt.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van niveaus.
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.Laat ze anders nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen.Een verstopt interieur filter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V- loodac c u.Vervanging dient uitsluitend door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te worden uitgevoerd.
7
Praktische informatie
285
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Voorschriften voor opslag
Bewaar de flacons AdBlue® niet in uw auto.
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste één jaar houdbaar.Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een vlakke en horizontale ondergrond staat.
F Zet het contact af en ver wijder de sleutel of druk, als uw auto daarmee is uitgerust, op de START/STOP-knop om de motor af te zetten.
F Open voor toegang tot het AdBlue®-reservoir het linker voorportier.F Trek van onderen aan de zwarte dop.
F Draai de blauwe dop een zesde omwenteling linksom.F Trek de knop omhoog om hem te verwijderen.
Voer de lege AdBlue®-flacons niet als huisvuil af, maar deponeer ze in een daartoe bestemde container of breng de flacons naar uw verkooppunt.
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest het AdBlue® waardoor u het niet in het reser voir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren op een warmere plaats staan en vul ver volgens het reservoir bij.
7
Praktische informatie