80
aandrijving, laatste drie locaties en rijrichting en logbestand van de automatische activering van het systeem inclusief tijdstip van activering.De ontvangers van de verwerkte gegevens zijn de callcenters voor noodoproepen die hiervoor door de relevante nationale autoriteiten van het land waarin ze zich bevinden zijn aangewezen. Deze gegevens maken een voorrangsbehandeling van 112-noodoproepen mogelijk.
NOTIC E
GegevensopslagDe in het geheugen van het systeem opgeslagen gegevens zijn pas van buitenaf toegankelijk als een noodoproep wordt verzonden. Het systeem is niet te traceren en wordt tijdens de normale werking niet continu gemonitord. De gegevens in het interne geheugen van het systeem worden automatisch en continu gewist. Alleen de drie laatste locaties van de auto worden opgeslagen.Als een noodoproep wordt verzonden, worden de gegevens niet langer dan 13 uur bewaard.
NOTIC E
Toegang tot de gegevensU hebt het recht op inzage in de gegevens. Indien nodig kunt u een verzoek indienen om de gegevens te laten rectificeren of wissen, of om de verwerking te beperken van persoonsgegevens die niet conform de bepalingen van Verordening 2016/679 (AVG) zijn verwerkt. Derden aan wie gegevens zijn doorgegeven moeten worden ingelicht over de rectificatie of het wissen van de gegevens, of over de beperking van de verwerking van de gegevens conform de eerder genoemde verordening, behalve als dit onmogelijk zou zijn of een disproportionele inspanning zou vereisen. U hebt ook het recht een klacht in te dienen bij de relevante autoriteit voor gegevensbescherming.
Alarmknipperlichten
► Als u op de rode toets drukt, gaan alle richtingaanwijzers tegelijkertijd knipperen.De alarmknipperlichten werken ook als het contact UIT is.
Automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate van remvertraging, worden de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld. Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit.U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door op de toets te drukken.
150
Storing
In het geval van een storing gaat dit lampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (regen, hagel, enz.) kan de werking van het systeem tijdelijk worden verstoord.Vooral het rijden op een nat wegdek of het van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek voor een voertuig worden aangezien).Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
actieve dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden van het waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde voert het systeem bij het overschrijden van een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers een koerscorrectie uit om u te helpen een aanrijding te voorkomen.Dit systeem is een combinatie van de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.Deze twee functies moeten ingeschakeld en storingsvrij zijn.De snelheid van de auto moet liggen tussen 65 km/h en 140 km/h.Deze functies zijn met name geschikt voor het rijden op autowegen en snelwegen.Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
WARNI NG
Dit is een hulpsysteem. De bestuurder moet dan ook altijd alert blijven.
Vermoeidheidsher-
kenningssysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Warning”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
182
Reparatieprocedure
WARNI NG
Verwijder niet het voorwerp (spijker, schroef, enz.) uit de band dat de lekkage heeft veroorzaakt.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren en activeer de parkeerrem.
► Volg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek, veiligheidsvest, enz.) overeenkomstig de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt.► Zet het contact UIT.► Haal de dop van het ventiel van de lekke band en bewaar deze op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met bandenreparatievloeistof aan op het ventiel van de lekke band en zet hem stevig vast.► Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met bandenreparatievloeistof.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in stand “O” staat.► Rol de voedingskabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.
WARNI NG
Alleen de 12V-aansluiting voorin de auto mag
worden gebruikt om de compressor aan te sluiten.
► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
WARNI NG
De sticker met de snelheidslimiet moet in het interieur, in het gezichtsveld van de bestuurder, worden geplakt om hem/haar te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.
NOTIC E
Op dit label zijn de bandenspanningen aangegeven.
► Zet het contact AAN.
► Activeer de compressor door de schakelaar in stand “l” te zetten tot de bandenspanning 2 bar bedraagt. De bandenreparatievloeistof wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze
handeling de slang niet los van het ventiel (kans op spatten).
WARNI NG
Als na ongeveer 7 minuten de spanning van 2 bar niet is bereikt, is de band niet te repareren; neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
► Zet de schakelaar in stand “O”.► Haal de stekker van de compressor uit de 12V-aansluiting in de auto.► Breng de dop aan op het ventiel.► Verwijder de set.► Verwijder de flacon met bandenreparatievloeistof en berg deze op.
184
WARNI NG
Wanneer de bandenspanning van een of meer banden is aangepast, moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw worden geïnitialiseerd.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Reservewiel
Procedure voor het vervangen van het wiel met de lekke band door het reservewiel met behulp van het gereedschap dat met de auto is meegeleverd.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapsset.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en activeer de parkeerrem.► Volg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek, het dragen van een veiligheidsvest, enz.) overeenkomstig de geldende wetgeving in het land waar u rijdt.► Zet het contact UIT.
Toegang tot het reservewiel
► Het reservewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
► Als uw auto is uitgerust met een trekhaak, krik dan de auto aan de achterzijde op (bij krikpunt B) tot er voldoende ruimte is om het reservewiel te kunnen verwijderen.
Het reservewiel verwijderen uit de
houder
► Open de achterklep of achterdeuren (afhankelijk van de uitvoering).
► U hebt nu toegang tot de in de dorpel geplaatste bout van de reservewielhouder.
► Draai de bout los met behulp van de wielsleutel, tot de reservewielhouder laag genoeg hangt om de haak van de reservewielhouder los te maken.
► Haal de reservewielhouder los van de haak en leg het reservewiel in de buurt van het te vervangen wiel.
195
In geval van pech
8
WARNI NG
TOYOTA is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van accessoires die niet door TOYOTA aanbevolen en geleverd worden en niet volgens de voorschriften van het merk zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het totale stroomverbruik van alle extra verbruikers meer dan 10 milliampère bedraagt.
NOTIC E
Neem voor meer informatie over de montage van een trekhaak of taxi-uitrusting contact op met een TOYOTA-dealer.
Zekeringen dashboard
De zekeringenkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
► Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
Zekeringnr.Stroom-sterkte (A)Functies
F110Draadloze smart-phonelader, elek-trochromatische binnenspiegel.
F415Claxon.
F620Ruitensproeier-pomp.
F71012V-aansluiting (achter).
F1030Module elektri-sche vergren-deling.
F1310Bedieningsele-menten audio- en telematicasys-teem.
Zekeringnr.Stroom-sterkte (A)Functies
F145Alarm, geavan-ceerde telemati-ca-eenheid.
F193Interfacemodule aanhangwagen.
F235Algemene inter-facemodule aan-hangwagen.
F275Extra verwar-ming.
F2920Audiosysteem, touchscreen.
F3115Audiosysteem (montage ach-teraf).
F321512V-aansluiting (voor).
F345Spiegelbedie-ning.
F365USB-aansluiting.
201
In geval van pech
8
NOTIC E
Als de accu of de elektrisch bedienbare parkeerrem defect is, moet de auto door een professional op een autoambulance worden vervoerd (behalve uitvoeringen met een handgeschakelde transmissie).
Toegang tot het sleepoog
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapsset.
WARNI NG
Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand.Zet bij een automatische transmissie de keuzeschakelaar in stand N.Als u zich hier niet aan houdt, is het mogelijk dat bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten niet meer werkt.
Slepen van uw auto
► Druk met uw vinger op het bovenste deel van het afdekplaatje in de voorbumper (zoals hierboven aangegeven) om het los te maken.► Draai het sleepoog helemaal vast.► Plaats de sleepstang.► Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid als het af te leggen traject beperkt.
Slepen van een andere auto
► Plaats in de achterbumper de sleutel in de inkeping onder het klepje.► Draai de sleutel en open het klepje.► Draai het sleepoog helemaal vast.► Plaats de sleepstang.► Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid als het af te leggen traject beperkt.
265
Alfabetische index
12V-accu 172–173, 196–198
A
Aanhanger 83, 164Aanhangergewichten 204–206Aansluiten MirrorLink 229–230, 250Aansluiting 12 V 50–51Aansluiting 220 V 52ABS 81Accessoires 77, 11 0Accu 167, 196, 199Accu laden 198–199Achterbank 45, 47Achterdeuren 28–29Achterklep 28, 31Achterlichten 192Achterportierruiten 39Achterruitverwarming 44, 63Achteruitrijcamera 127, 154–155Achteruitrijlicht 192
Actief dodehoekbewakingssysteem 150Actieradius AdBlue 172Active Safety Brake 141–143Adaptieve cruise control met Stop-functie 130–131Adaptieve snelheidsregelaar 137AdBlue® 174AdBlue® bijvullen 176AdBlue®-reservoir 176Advanced Grip Control 83–84
Afmetingen 202Afstandsbediening 24–26, 28–29, 106Afstellen van de koplamphoogte 72Afzetten van de motor 106–107, 109Airbags 89, 91–92, 94Airbags vóór 90–91, 95Airconditioning 58, 61Airconditioning (handbediend) 59, 62Airconditioning met gescheiden regeling 62Alarmknipperlichten 57, 80Alarmsysteem 36–38Algemeen menu 2 11Allesdragers 168Android Auto verbinding 250Antiblokkeersysteem (ABS) 81Antidiefstalsysteem/Startblokkering 26Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 81–82, 84Apple®-speler 216, 228, 255Apple CarPlay verbinding 230, 250Apps 251Armleuning 42
Armleuning vóór 50Automatische airconditioning (met display) 64Automatische airconditioning met gescheiden regeling 60Automatische ruitenwissers 73, 76Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische 11 0, 11 5–120, 122, 173Automatisch inschakelen verlichting 69–71Automatisch noodremsysteem 141–143AUX-aansluiting 215
B
Bagageafdekking 56Bagageafdekscherm 56–57Bagagenet voor hoge belading 54Banden 174, 208Banden oppompen 174, 208Bandenreparatieset 180Bandenspanning 174, 184, 188, 208Bandenspanningscontrole (met set) 181, 183Bandenspanning te laag (detectie) 123Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij 31, 66Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen 31Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio, bedieningen aan stuurkolom 210, 223, 238Bekerhouder 50Beladen 168Benzinemotor 170, 205Bijvullen AdBlue® 172, 176Binnenspiegel 45
Bluetooth (handsfree set) 217, 231–232, 256–257Bluetooth (telefoon) 231–232, 256–257Bluetooth-telefoon met spraakherkenning 220Bluetooth-verbinding 217, 231–232, 251–252, 256–257Boordcomputer 21–22Boordgereedschap 180–181Brandstof 7, 161Brandstofadditief 172–173