29
Toegang
2
Supervergrendeling
WARNI NG
Dankzij supervergrendeling kunnen de portieren niet worden bediend, noch van buitenaf noch van binnenuit.De toets voor handmatige centrale
vergrendeling wordt dan ook buiten werking gesteld.Zorg er daarom voor dat er niemand in de auto achterblijft wanneer deze met de supervergrendeling wordt vergrendeld.
Met de sleutel
► Steek, om de supervergrendeling in te schakelen, de sleutel in het slot van het bestuurdersportier en draai hem richting de achterzijde van de auto.► Draai binnen vijf seconden de sleutel nogmaals richting de achterzijde.
Met de afstandsbediening
► Druk op deze toets om de supervergrendeling in te schakelen.► Druk vervolgens binnen vijf seconden na het vergrendelen nogmaals op deze toets.
NOTIC E
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering, de elektrisch bedienbare buitenspiegels ingeklapt.
NOTIC E
Als uw auto is uitgerust met een alarm, kunnen
de ruiten worden gesloten door de vergrendeltoets ingedrukt te houden. Als u de toets loslaat, stopt de ruit.
Met de Keyless entry and start-
afstandsbediening op zak
► Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de merktekens van een van de voor- of achterportiergrepen om de auto te vergrendelen.► Druk binnen vijf seconden nogmaals op de merktekens om de supervergrendeling in te schakelen.
Met achterdeuren
► Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de merktekens op de greep van de linker achterdeur om de auto te vergrendelen.► Druk binnen vijf seconden nogmaals op de merktekens om de supervergrendeling in te schakelen.
Back-upprocedures
Kwijtgeraakte sleutels,
afstandsbediening,
elektronische sleutel
Ga naar een TOYOTA-dealer en neem het kentekenbewijs van de auto, uw identiteitsbewijs en, indien mogelijk, het label met de sleutelcode mee.
De TOYOTA-dealer kan de sleutelcode en de transpondercode die nodig zijn voor het bestellen van een nieuwe sleutel achterhalen.
30
Ontgrendel/vergrendel de
auto met de sleutel
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:– Batterij afstandsbediening ontladen.– Storing in afstandsbediening.– Accu ontladen.– Auto in een gebied met sterke elektromagnetische interferentie.Vervang in het eerste geval de batterij van de afstandsbediening.Initialiseer in het tweede geval de afstandsbediening opnieuw.Raadpleeg de desbetreffende hoofdstukken.► Steek de sleutel in het portierslot.► Draai de sleutel naar de voorzijde/achterzijde om de auto te ontgrendelen/vergrendelen.► Draai de sleutel binnen 5 seconden nogmaals naar de achterzijde om de supervergrendeling in te schakelen.
NOTIC E
Als de auto is uitgerust met een alarm, wordt dit niet ingeschakeld bij het vergrendelen met de sleutel.Als het alarm is ingeschakeld, klinkt de sirene als het portier wordt geopend. Zet het contact AAN om het te stoppen.
NOTIC E
Als de auto wordt ontgrendeld met de sleutel in het portierslot nadat deze is vergrendeld met de afstandsbediening of het Keyless entry and start-systeem, worden alle portieren en de achterklep ontgrendeld.Als de auto wordt ontgrendeld met de sleutel in het slot nadat deze met de sleutel is vergrendeld, worden alleen de portieren (voorportieren en schuifdeur(en)) ontgrendeld. De achterdeuren en de achterklep worden niet ontgrendeld. Deze kunnen worden ontgrendeld nadat het contact AAN is gezet.
Centrale vergrendeling werkt
niet
Gebruik deze procedures in de volgende gevallen:– Storing in centrale vergrendeling.– Accu losgenomen of ontladen.
W ARNI NG
Bij een storing in de centrale vergrendeling moet de accu worden losgenomen om te garanderen dat de auto volledig wordt vergrendeld.
Vergrendelingsgedeelte van de auto
(voorpassagiersportier/schuifdeur/
achterdeuren)
► Controleer bij een schuifdeur of achterdeuren, als uw auto hiermee is uitgerust, of het elektrische kinderslot niet is geactiveerd.► Open het portier/de deur.
Voorpassagiersportier
Schuifdeur
Achterdeuren► Verwijder het afdekkapje op de rand van het portier/de deur.
36
Alarm
Systeem dat uw auto beveiligt tegen diefstal en inbraak.
WARNI NG
ZelfbeschermingsfunctieHet systeem controleert of er aansluitingen van componenten worden losgemaakt.Het alarm gaat af als de bedrading van de accu, toets of sirene wordt losgemaakt of wordt beschadigd.Neem voor alle werkzaamheden aan het alarmsysteem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Omtrekbewaking
Het systeem controleert of de auto wordt geopend.Het alarm gaat af als iemand een portier, een
achterdeur/de achterklep of de motorkap probeert te openen.
Volumetrische bewaking
Het systeem controleert op eventuele variaties in volume in het passagierscompartiment.Het alarm gaat af wanneer iemand een ruit inslaat, het passagierscompartiment betreedt of zich in de auto beweegt.
NOTIC E
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, is volumetrische bewaking niet compatibel met dit systeem.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de extra verwarming/ventilatie.
Hellingshoekbewaking
Het systeem controleert op eventuele veranderingen in het gedrag van de auto.Het alarm gaat af als de auto wordt opgetakeld of weggesleept.
NOTIC E
Wanneer de auto geparkeerd staat, gaat het alarm niet af als iets of iemand de auto raakt.
Vergrendelen van de auto met
een volledig alarmsysteem
Inschakelen
► Zet het contact UIT en verlaat de auto.► Vergrendel de auto met de afstandsbediening of het “Keyless entry and start”.Het bewakingssysteem is actief: het rode controlelampje in de toets knippert iedere seconde en de richtingaanwijzers gaan gedurende ongeveer 2 seconden branden.
NOTIC E
Na een instructie om de auto te vergrendelen wordt de omtrekbewaking na 5 seconden geactiveerd en worden de volumetrische bewaking van het interieur en de hellingshoekbewaking na 45 seconden geactiveerd.
NOTIC E
Als een portier, een achterdeur/de achterklep of de motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar wordt de omtrekbewaking na 45 seconden geactiveerd. Dit gebeurt tegelijk met de volumetrische
bewaking van het interieur en de hellingshoekbewaking.
37
Toegang
2
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening.of► Ontgrendel de auto met het Smart entry-systeem met startknop.Het bewakingssysteem wordt uitgeschakeld: het controlelampje in de toets dooft en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
NOTIC E
Wanneer de auto automatisch weer wordt vergrendeld (wat gebeurt als een portier of de achterdeur/achterklep niet binnen 30 seconden na ontgrendeling wordt geopend), wordt het bewakingssysteem ook automatisch opnieuw geactiveerd.
Vergrendelen van de auto met
alleen omtrekbewaking
Schakel de volumetrische bewaking van het interieur en de hellingshoekbewaking uit om de voorkomen dat het alarm onbedoeld afgaat in bepaalde gevallen, zoals:– Een ruit die of het schuifdak dat gedeeltelijk openstaat. – Wassen van de auto.– Verwisselen van een wiel.– Slepen van uw auto.– Vervoer op een schip of veerpont.
Uitschakelen van de volumetrische
bewaking van het interieur en de
hellingshoekbewaking
► Zet het contact UIT en druk binnen 10 seconden op de alarmtoets totdat het rode controlelampje blijft branden.► Stap uit.► Vergrendel de auto direct met de afstandsbediening of het “Smart entry-systeem met startknop”.Alleen de omtrekbewaking is geactiveerd: het rode controlelampje in de toets knippert iedere seconde.
NOTIC E
Het uitschakelen moet telkens wanneer het contact UIT wordt gezet, worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
volumetrische bewaking van het
interieur en de hellingshoekbewaking
► Schakel de omtrekbewaking uit door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop.Het controlelampje in de toets dooft.► Schakel alle bewakingssystemen weer in door de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop.Het rode controlelampje in de toets knippert opnieuw iedere seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, klinkt de sirene en knipperen de richtingaanwijzers gedurende 30 seconden.Afhankelijk van het land van verkoop blijven bepaalde bewakingsfuncties actief totdat het alarm elf keer achter elkaar is afgegaan.Wanneer de auto wordt ontgrendeld met de afstandsbediening of het “Keyless entry and start”, gaat het rode controlelampje in de toets snel knipperen om u te informeren dat het alarm is afgegaan tijdens uw afwezigheid. Wanneer het contact AAN wordt gezet, stopt het knipperen direct.
Als de afstandsbediening niet
werkt
Uitschakelen van de bewakingsfuncties:► Ontgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier.► Open het portier. Het alarm gaat af.► Zet het contact AAN. Het alarm stopt en het
controlelampje in de toets dooft.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of activeer de supervergrendeling met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier.
38
Storing
Wanneer het contact AAN wordt gezet, blijft het rode controlelampje in de toets branden. Dit geeft een storing in het systeem aan.Laat het systeem nakijken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van het land van verkoop)Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterdeur/achterklep is gesloten automatisch geactiveerd.► Druk, om te voorkomen dat het alarm afgaat wanneer u in de auto stapt, eerst op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het Keyless entry and start.
Elektrisch bedienbare
ruiten
1.Links voor
2.Rechts voor
3.Rechts achter (afhankelijk van de uitvoering)
4.Links achter (afhankelijk van de uitvoering)
5.Blokkeren van de schakelaars van de elektrisch bedienbare ruiten achter (afhankelijk van de uitvoering)
Handmatige bediening
► Druk op/trek aan de schakelaar zonder voorbij het weerstandspunt te gaan om de ruit te openen/sluiten: de ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
(Afhankelijk van de uitvoering)► Druk op/trek aan de schakelaar tot voorbij het weerstandspunt om de ruit te openen/sluiten: de ruit wordt volledig geopend/gesloten als de schakelaar wordt losgelaten.De beweging van de ruit stopt als de schakelaar nogmaals wordt bediend.
NOTIC E
De bedieningselementen van de ruiten blijven gedurende ongeveer 45 seconden na het UIT zetten van het contact of het vergrendelen van de auto actief.Daarna worden de bedieningselementen uitgeschakeld. Zet het contact AAN of ontgrendel de auto om ze weer in te schakelen.
Klembeveiliging
(Afhankelijk van de uitvoering)Als de ruit een obstakel tegenkomt terwijl hij omhoog beweegt, stopt de beweging en gaat de ruit onmiddellijk weer gedeeltelijk omlaag.
57
Ergonomie en comfort
3
► De bagageafdekking kan achter zitrij 2 of 3 worden opgeborgen.
Verwijderen
► Haal de geleiders van het scherm uit de rails in de stijlen bij B.► Geleid het scherm tijdens het oprollen.► Ontgrendel het scherm door een van de handgrepen aan de uiteinden van het oprolmechanisme in te drukken.
Vastzetringen
Gebruik de vastzetringen op de vloer achter om lading vast te zetten.Voor de veiligheid bij sterk afremmen adviseren we zware objecten zo ver mogelijk naar voren (d.w.z. dicht bij de cabine) te plaatsen.We adviseren de vastzetringen op de vloer te gebruiken om lading stevig vast te zetten.
WARNI NG
Reinig bij het wassen van uw auto het interieur nooit direct met een waterstraal.
Gevarendriehoek
Voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen moet u om veiligheidsredenen de alarmknipperlichten inschakelen en uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Opbergvak
In de binnenbekleding van de bagageruimte bevindt zich een opbergvak voor de gevarendriehoek.
78
Noodoproep of
pechhulpoproep (type 1)
Oproep naar Urgence met
lokalisering
► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets.Het branden van het controlelampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd naar de alarmcentrale van “Oproep naar Urgence met lokalisering”.*.► Door nogmaals op deze toets te drukken wordt de oproep onmiddellijk geannuleerd.Het lampje blijft branden tot het gesprek is beëindigd.“Oproep naar Urgence met lokalisering” lokaliseert onmiddellijk uw auto en neemt contact met u op in uw landstaal**en roept, indien nodig, de hulp in
* Conform de algemene gebruiksvoorwaarden die u bij uw dealer kunt opvragen en afhankelijk \
van de technische beperkingen van het systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking van “Oproep naar Urgence met lokalisering” en de door de eigenaar van de auto gekozen officiële landstaal.
De lijst van landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschik\
bare telematicadiensten-diensten kunt u bij uw dealer opvragen of op toy\
ota.nl bekijken.
van de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de service niet operationeel is of wanneer de geolokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder informatie mee te zenden over de locatie van de auto.
W ARNI NG
Als een aanrijding is gesignaleerd door de
airbagmodule, wordt automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags zijn geactiveerd.
Werking van het systeem
– Bij het AAN zetten van het contact gaat het controlelampje 3 seconden branden: het systeem werkt correct.– Controlelampje blijft rood branden: storing in het systeem.– Controlelampje knippert rood: vervang de noodbatterij.In de laatste twee gevallen werkt de noodoproep- en pechhulpoproepservice mogelijk niet.Neem zo snel mogelijk contact op met een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
79
Veiligheid
5
Noodoproep of
pechhulpoproep (type 2)
Oproep naar Urgence met
lokalisering (PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets.Het branden van het controlelampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd naar de alarmcentrale.*.“Oproep naar Urgence met lokalisering” lokaliseert onmiddellijk uw auto en brengt u in contact met de bevoegde hulpdiensten.**.► Door nogmaals op deze toets te drukken wordt de oproep onmiddellijk geannuleerd.Het controlelampje knippert als de voertuiggegevens worden verzonden en blijft
* Conform de algemene gebruiksvoorwaarden die u bij uw dealer kunt opvragen en afhankelijk \
van de technische beperkingen van het systeem.
** In gebieden waar “Oproep naar Urgence met lokalisering” operationeel is.
De lijst van landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschik\
bare telematicadiensten kunt u bij uw dealer opvragen of op toyota.nl be\
kijken.
vervolgens branden als de verbinding tot stand is gebracht.
WARNI NG
Als een aanrijding is gesignaleerd door de airbagmodule, wordt automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags zijn geactiveerd.
NOTIC E
“Oproep naar Urgence met lokalisering” is een gratis service.
Werking systeem
– Bij het AAN zetten van het contact gaat het controlelampje eerst rood en dan groen branden om vervolgens te doven: het systeem werkt correct.– Als het controlelampje rood blijft branden: storing in het systeem.– Als het controlelampje rood knippert: vervang de noodbatterij. In de laatste twee gevallen werkt de noodoproep- en pechhulpoproepservice mogelijk niet.Neem zo snel mogelijk contact op met een dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
NOTIC E
GegevensverwerkingDe verwerking van persoonsgegevens door het “Oproep naar Urgence met lokalisering”-systeem (PE112) voldoet volledig aan de regels voor de bescherming van persoonsgegevens die voortvloeien uit Verordening 2016/679 (AVG) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad, en is in het bijzonder bedoeld om de vitale belangen van de betrokkene te beschermen, conform artikel 6.1, paragraaf d van Verordening 2016/679.De verwerking van persoonsgegevens blijft strikt beperkt tot het beheer van het “Oproep naar Urgence met lokalisering”-systeem dat gebruikmaakt van het speciale Europese
noodnummer 112.Het “Oproep naar Urgence met lokalisering”-systeem kan alleen de volgende gegevens met betrekking tot de auto verzamelen en verwerken: chassisnummer, type (personenauto of lichte bestelwagen), type brandstof of