
45
Ergonomie en comfort
3– gebruik de stoelverwarming nooit wanneer
de stoel vochtig is.
Stuurwielverstelling
► Trek bij stilstaande auto aan de hendel om
het stuurwiel te ontgrendelen.
►
V
erstel de hoogte en de diepte.
►
Laat de hendel zakken om het stuurwiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
Afstellen
► Beweeg de schakelaar A of draai de
schakelaar C (afhankelijk van de uitvoering)
naar rechts of links om de desbetreffende
buitenspiegel te selecteren.
►
Beweeg de schakelaar B
of C (afhankelijk
van de uitvoering) in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
►
Zet de schakelaar A
of C (afhankelijk van de
uitvoering) weer in de middelste stand.
Stel om veiligheidsredenen de
buitenspiegels goed af om de "dode
hoek" zo klein mogelijk te maken.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Handmatig inklappen
U kunt de spiegels handmatig inklappen
(parkeren, smalle garage enz.)
►
Kantel de spiegel naar de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de
buitenspiegels van binnenuit elektrisch worden
ingeklapt als de auto stilstaat en het contact aan
is:
► Zet schakelaar A in de
middenstand.
►
Beweeg schakelaar A
naar
achteren.
►
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
De spiegels worden weer elektrisch uitgeklapt
zodra de auto ontgrendeld wordt met de
afstandsbediening of de sleutel. Trek als
de spiegels zijn ingeklapt met behulp van
de schakelaar A de schakelaar naar de
middenstand.
Het automatisch in- en uitklappen van de
buitenspiegels bij het vergrendelen/
ontgrendelen kan worden gedeactiveerd.

46
Ergonomie en comfort
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Indien nodig kunt u de buitenspiegels
handmatig inklappen.
Buitenspiegels met
verwarming
► Druk op deze toets.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de
achterruitverwarming .
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
antiverblindingsstand (nachtstand) te zetten.
►
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel
zetten in de normale dagstand te zetten.
Afstellen
►
Stel de spiegel af in de normale dagstand.
"Elektrochromatische" binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
Tweezitsbank vóór
Middelste zitplaats
Tafelstand
► Trek aan de lus onder de onderrand van de
stoel om de rugleuning neer te klappen.
De rugleuning van de middelste zitplaats van
de achterbank kan worden neergeklapt en als
werktafel worden gebruikt, zodat er een mobiel

58
Ergonomie en comfort
► Breng de riem(en) rondom de hoofdsteun(en)
aan (afhankelijk van de positie van de
scheidingswand).
►
Span de riem(en) met behulp van het
verstelbare gedeelte om de geladen voorwerpen
binnen de hoes te houden.
De beschermhoes kan na gebruik in
positie blijven.
Controleer regelmatig de staat van de
beschermhoes.
Neem bij sporen van slijtage of beschadiging
contact op met een PEUGEOT-dealer
om deze te laten vervangen door een
beschermhoes die aan de specificaties en
kwaliteitseisen van PEUGEOT voor uw auto
voldoet.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
►
Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde
R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming

59
Ergonomie en comfort
3onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde
R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in de auto.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
► Draai aan de rolknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
► Draai de rolknop 1 van "LO" (koel) naar "HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen te combineren.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
–
in de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,
–
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
► Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.

62
Ergonomie en comfort
Deze functie kan waar nodig ook tijdelijk
worden gebruikt om de lucht in het
interieur sneller te verwarmen of af te koelen.
►
Druk op toets
4 om de lucht in het interieur
te laten recirculeren of om de toevoer van
buitenlucht toe te staan.
Gebruik de luchtrecirculatiefunctie in de
auto niet te lang, omdat de ruiten kunnen
beslaan en de luchtkwaliteit afneemt.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming of
handbediende
airconditioning
► Zet de knoppen van de luchtstroom, de
temperatuur en de luchtverdeling in de juiste
stand.
► Airconditioning inschakelen: druk op
deze toets, het controlelampje in de toets
gaat branden.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
► Druk op deze toets om de voorruit en
de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de airconditioning, de luchtstroom en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
► Druk nogmaals op deze toets of
op AUTO om deze functie uit te
schakelen.
Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Voorruit- en ruitensproeierverwarming
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ruitenwissers
en in het bijzonder de voorruit- en
ruitensproeierverwarming.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Voorruitverwarming
Afhankelijk van het verkoopland.
Bij koud weer verwarmt deze functie de voorruit.
In zone 1 ontdooit de verwarming de voorruit
en zorgt het ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit.
In zone 2 verbetert de verwarming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als de
ruitenwissers in werking zijn.
Aan/uit
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het desbetreffende lampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.

63
Ergonomie en comfort
3
In zone 1 ontdooit de verwarming de voorruit
en zorgt het ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit.
In zone 2 verbetert de verwarming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als de
ruitenwissers in werking zijn.
Aan/uit
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het desbetreffende lampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur
.
Ontwaseming -
Ontdooiing achterruit en/
of buitenspiegels
Aan/uit
► Druk op deze toets om de
achterruitverwarming en ontdooifunctie
van de buitenspiegels (waar aanwezig op de
auto) in en uit te schakelen.
► Druk op deze toets om de
ontdooifunctie van de buitenspiegels in en
uit te schakelen.
Schakel de achterruitverwarming en
ontdooifunctie van de buitenspiegels zo
snel mogelijk uit, omdat het brandstofverbruik
daalt als er minder stroom wordt verbruikt.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Extra verwarmings-/
ventilatiesysteem
Verwarming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat
het interieur voorverwarmt en de ruiten sneller
ontdooit.
Dit lampje brandt permanent als het
systeem is geprogrammeerd of met de
afstandsbediening in werking is gesteld.
Het lampje knippert tijdens de
verwarmingscyclus en gaat uit aan het
einde ervan of als de verwarming met de
afstandsbediening wordt uitgeschakeld.

64
Ergonomie en comfort
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur
met buitenlucht, zodat onder zomerse
omstandigheden bij het instappen een
aangenamere temperatuur in het interieur
heerst.
Programmeren
Met Bluetooth®-audiosysteem
► Druk op de toets MENU om het
hoofdmenu te openen.
►
Selecteer "
Voorverw./Voorventil".
►
V
ink "Activering" aan en selecteer voor het
programmeren indien nodig " Parameters",
►
Selecteer "
Verwarm." om de motor en het
interieur te verwarmen of " Ventilatie" om het
interieur te ventileren.
► Selecteer:
• het 1e klokje om het inschakeltijdstip te
programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt,
•
het 2e klokje om het tweede inschakeltijdstip
te programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt,
Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld
afhankelijk van het seizoen, een keuze
maken uit twee inschakeltijdstippen.
Via een melding op het scherm wordt uw
keuze bevestigd.
Met PEUGEOT Connect Radio
Druk op Applicaties om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk vervolgens op " Programmeerbare
verwarming/ventilatie".
►
Selecteer het tabblad " Status
" om het
systeem in/uit te schakelen.
►
Selecteer het tabblad " Overige instellingen"
voor het kiezen van " V
erwarming" om de motor
en het interieur te verwarmen of " Ventilatie" om
het interieur te ventileren.
►
Stel vervolgens het inschakeltijdstip
(vooraf) in waarbij voor elke selectie de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt.
Druk op deze toets om op te slaan.
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op het menu " Applicaties".
►
Druk op het tabblad " V
oertuigapps".
► Druk op "Thermisch programma".
►
Druk op het tabblad " Status
" om het systeem
in/uit te schakelen.
► Druk op het tabblad " Parameters" voor het
kiezen van " V
erwarming" om de motor en het
interieur te verwarmen of " Ventilatie" om het
interieur te ventileren.
►
V
oer hierna een programmering/voorinstelling
van het inschakeltijdstip voor elke selectie uit.
►
Druk op "
OK" om te bevestigen.
Wanneer u meerdere functies gaat
programmeren, moet u telkens 60
minuten tussen elke functie wachten.
Afstandsbediening met groot bereik
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Op deze manier kunt u de verwarming in het
interieur op afstand in- of uitschakelen.
Het bereik van de afstandsbediening is ongeveer
1 km, in een onbeschutte omgeving.
Inschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestart
(bevestigd door het tijdelijk branden van het
groene lampje).
Uitschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestopt
(bevestigd door het tijdelijk branden van het rode
lampje).
Het lampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2
seconden als de auto het signaal niet heeft
ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere
plaats opnieuw.
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.

65
Ergonomie en comfort
3Inschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestart
(bevestigd door het tijdelijk branden van het
groene lampje).
Uitschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestopt
(bevestigd door het tijdelijk branden van het rode
lampje).
Het lampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2
seconden als de auto het signaal niet heeft
ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere
plaats opnieuw.
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.
► Draai de knop met een muntstuk los en
vervang de batterij.
De maximale werkingsduur van de
verwarming bedraagt ongeveer 45
minuten, afhankelijk van de
weersomstandigheden.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als
de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
–
de accu voldoende is opgeladen en het
brandstofpeil voldoende is,
–
de motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een keer is
gestart,
–
er 60 minuten zijn verstreken tussen twee
verwarmingsverzoeken.
De programmeerbare verwarming werkt
op brandstof uit de brandstoftank van de
auto. Controleer of er voldoende brandstof is
voordat u deze functie gebruikt. Het is
raadzaam om de verwarming niet te
programmeren wanneer er weinig brandstof
is.
Zorg ervoor dat de extra verwarming altijd
is uitgeschakeld tijdens het tanken van
brandstof, om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Om het risico van vergiftiging of
verstikking te vermijden, mag de
programmeerbare verwarming niet worden
gebruikt, ook niet voor korte perioden, in
afgesloten ruimten zoals een garage of een
werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
Parkeer de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier
enz.). - Brandgevaar!
Glazen oppervlakken zoals de achterruit
en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm
worden.
Plaats nooit voorwerpen op deze
oppervlakken; raak deze oppervlakken nooit
aan - Kans op brandwonden!
Gooi batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze