6
Overzicht
Schakelaarpaneel aan de zijkant
1.Handmatige hoogteverstelling koplampen
2. DSC/ASR-systeem
3. Stop & Start
4. Parkeerhulp
5. Extra verwarming / ventilatie
6. Active Lane Departure Warning System
7. Bandenspanningscontrolesysteem
8. Elektrische kinderbeveiliging
9. Voorruitverwarming
Bedieningsknoppen op het
bestuurdersportier
1.Laadruimte
2. Elektrische kinderbeveiliging
Centraal schakelaarpaneel
1.Alarmknipperlichten
2. Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
3. Hill Assist Descent
4. Eco-stand
5. Advanced Grip Control
6. Elektrische parkeerrem 7.
Starten/afzetten van de motor
26
Toegang tot de auto
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contactslot zit, zelfs niet als het contact
is uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Was de elektronische startblokkering
niet aan, omdat er dan storingen kunnen
ontstaan.
Vergeet bij uitvoeringen met contactslot
niet om de sleutel te verwijderen en aan
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te
activeren.
Vergrendelen van de auto
Wanneer de deuren onder het rijden
zijn vergrendeld, kunnen hulpdiensten in
noodgevallen lastig in de auto komen.
Neem uit veiligheidsoverwegingen de sleutel
of de elektronische sleutel mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Bij het aanschaffen van een gebruikte
auto
Laat uw sleutels door een PEUGEOT-dealer
in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u zeker weet dat de sleutels
in uw bezit de enige sleutels zijn waarmee de
auto kan worden gestart.
Vuil (vocht, stof, modder, zout...) op de
binnenzijde van de portiergreep kan de
detectie negatief beïnvloeden.
Als na het reinigen van de binnenzijde van
de portiergreep met een doek de detectie
niet verbetert, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Plotseling contact met water (waterstraal,
hogedrukspuit...) kan door het systeem
worden beschouwd als een verzoek om de
auto te ontgrendelen.
Volledige of selectieve
ontgrendeling
De volledige ontgrendeling ontgrendelt alle
portieren van de auto (voor, zij, achter).
Selectieve ontgrendeling ontgrendelt de
portieren van de cabine of de portieren van de
laadruimte (zij en achter).
Het afzonderlijke ontgrendelingssysteem
tussen de cabine en de laadruimte is
een veiligheidsmaatregel.
Dit systeem wordt gebruikt om de toegang af
te sluiten naar het deel van de auto waar u
niet aanwezig bent.
Inschakelen/uitschakelen
Zonder audiosysteem
► Als u de selectieve ontgrendeling wilt
activeren tussen de cabine en de laadruimte
of als u de selectieve ontgrendeling wilt
uitschakelen en de totale vergrendelmodus
wilt inschakelen, schakel het contact in en druk
langer dan twee seconden op deze toets.
Er klinkt een geluidssignaal en afhankelijk van
de uitvoering verschijnt er een melding ter
bevestiging dat het verzoek is uitgevoerd.
27
Toegang tot de auto
2Met audiosysteem of touchscreen
Het in- en uitschakelen van
de selectieve ontgrendeling
tussen het bestuurdersportier, de andere
portieren en de achterklep vindt plaats via het
configuratiemenu van de auto.
Alle portieren ontgrendelen
Met de sleutel
► Steek om de auto volledig te ontgrendelen
de sleutel in het slot en draai deze in de richting
van de voorzijde van de auto.
►
T
rek vervolgens aan de portiergreep om het
portier te openen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
opnieuw uitgeschakeld. Het alarm zal worden
geactiveerd door het openen van een portier en
kan worden uitgeschakeld door het contact aan
te zetten.
Met de afstandsbediening
► Druk op een van deze toetsen
om de auto te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door
het gedurende ongeveer 2 seconden
snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto worden gelijktijdig de buitenspiegels
uitgeklapt.
Met de Keyless entry and start op zak
► Leg, om de auto te ontgrendelen, terwijl
u de afstandsbediening op zak hebt binnen
de detectiezone A, uw hand op de achterzijde
van een van de handgrepen (voorportier,
handbediende schuifdeur of achterdeur).
►
T
rek aan de handgreep om de
desbetreffende deur te openen.
Met achterdeuren
► Plaats, om de auto te ontgrendelen, met de
afstandsbediening binnen de detectiezone A
, uw
hand achter de handgreep van de achterdeur. ►
T
rek vervolgens aan de handgreep om de
achterdeur te openen.
Met achterklep
► Druk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A
bevindt, op de
ontgrendelknop van de achterklep om de auto te
ontgrendelen.
►
Open de achterklep.
Selectief ontgrendelen
Met de afstandsbediening
► Druk één keer op deze toets om alleen
de portieren van het
passagierscompartiment te ontgrendelen.
►
Druk nogmaals op deze toets om
schuifdeuren en achterdeuren van de
laadruimte
te ontgrendelen.
of
28
Toegang tot de auto
► Druk op deze toets op de
afstandsbediening om alleen de
laadruimte
te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door
het gedurende ongeveer 2 seconden
snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto worden gelijktijdig de buitenspiegels
uitgeklapt.
Met Keyless entry and start met de
elektronische sleutel op zak
► Om alleen de cabine te ontgrendelen,
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt
binnen detectiezone A, moet u uw hand aan de
achterkant van de portiergreep van het
bestuurdersportier houden.
► Om alleen de cabine te ontgrendelen,
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt
binnen detectiezone B, moet u uw hand aan de
achterkant van de portiergreep van het
bestuurdersportier houden.
►
T
rek vervolgens aan de portiergreep om de
cabine te openen.
De vergrendelingsstatus van de
laadruimte blijft ongewijzigd.
►
Om alleen de laadruimte
te ontgrendelen,
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt
binnen detectiezone A of B of C, moet u uw
hand aan de achterkant van een linker of rechter
portiergreep houden of het achterportier (de
linker achterdeur of de achterklep).
►
T
rek aan de handgreep om de laadruimte te
openen.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels alleen uitgeklapt wanneer
de cabine wordt ontgrendeld en het
alarmsysteem is uitgeschakeld.
Ontgrendelen
Het ontgrendelen wordt aangegeven
door het gedurende enkele seconden
snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt en wordt het
alarmsysteem uitgeschakeld.
Met de sleutel
► Steek om de auto volledig te ontgrendelen
de sleutel in het slot en draai deze in de richting
van de voorzijde van de auto.
►
T
rek vervolgens aan de portiergreep om het
portier te openen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
opnieuw uitgeschakeld. Het alarm zal worden
geactiveerd door het openen van een portier en
kan worden uitgeschakeld door het contact aan
te zetten.
Met de afstandsbediening
► Druk op deze toets om de auto te
ontgrendelen.
Met het Keyless Entry and
Start-systeem "met de
elektronische sleutel op
zak"
► Leg, om de auto te ontgrendelen, terwijl u
de afstandsbediening op zak hebt binnen de
32
Toegang tot de auto
Schuifdeur
Achterdeuren
► V erwijder de dop op de zijkant van de deur.
►
Steek de geïntegreerde sleutel zonder te
forceren in de opening en draai
het geheel.
►
V
erwijder de sleutel en plaats de dop terug.
►
Sluit de deuren en controleer van buitenaf of
de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen van een deel van
de auto (passagiersportier vóór /
schuifdeur / achterdeuren)
► Gebruik de binnenportiergreep.
of
►
Steek bij auto's met
achterdeuren de
geïntegreerde sleutel in het achterdeurslot (links)
en draai deze.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de werking
van de kinderbeveiliging op een schuifdeur
of de achterdeuren.
De achterklep ontgrendelen
► Steek vanuit het interieur van de auto een
kleine schroevendraaier in opening A
van het
slot om de achterklep te ontgrendelen.
►
V
erplaats de nok naar links.
Als de accu leeg is en uw auto is uitgerust met een achterklep en een
Multi-flexbank, dan kunt u niet in de
laadruimte komen.
Vervang de accu voor toegang.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Bij een storing of wanneer de achterklep
lastig opent en sluit, moet u de auto
onmiddellijk laten nakijken door een
PEUGEOT-dealer of in een gekwalificeerde
werkplaats om te voorkomen dat het
probleem verergert en de achterklep
plotseling dicht valt, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
De batterij vervangen
Als de batterij leeg is, gaat dit waarschuwingslampje branden, samen
met een geluidssignaal en een melding op het
scherm.
Zonder Keyless entry and start ‒
Batterijtype: CR2032 / 3 V.
Met Keyless entry and start ‒
Batterijtype: CR2032 / 3 V.
34
Toegang tot de auto
Bij vergrendelen/supervergrendelen
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het verklikkerlampje en werkt de toets niet.
►
Als de auto normaal vergrendeld is, trek
dan aan een van de binnenportiergrepen om
de auto te ontgrendelen.
►
Als
de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening, het Keyless
entry and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Handbediende stand
► Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Als één van de portieren is geopend, werkt de centrale vergrendeling van
binnenuit niet. Dit wordt aangegeven door
een mechanisch geluid vanaf de sloten.
Als de achterklep open is, wordt alleen
vergrendelen van de andere portieren
uitgevoerd; het verklikkerlampje van de knop
blijft uit.
Bij het van binnenuit vergrendelen
worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
Dit verklikkerlampje gaat ook uit als één
of meer te openen carrosseriedelen
afzonderlijk worden ontgrendeld.
Automatisch
Deze functie, ook wel carjackbeveiliging
genoemd, vergrendelt de auto automatisch
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de carjackbeveiliging.
De laadruimte vergrendelen/
ontgrendelen
Deze toets werkt niet als de auto van
buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld (met de
sleutel, de afstandsbediening of Keyless entry
and start, afhankelijk van de uitvoering) of als
een van de deuren nog open is.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de sleutel en in het
bijzonder over het programmeren van de
selectieve vergrendeling van de laadruimte.
Handbediende stand
► Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen (het lampje gaat branden)/
ontgrendelen (het lampje gaat uit) met de
volledige ontgrendeling geactiveerd.
►
Druk op deze knop om de laadruimte
te vergrendelen (het lampje gaat branden)/
ontgrendelen (het lampje gaat uit) met de
selectieve ontgrendeling geactiveerd.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Dit lampje gaat uit als één of meer
portieren van de laadruimte worden
ontgrendeld.
Als het contact is afgezet en de auto volledig
is vergrendeld, gaat het lampje uit om te
voorkomen dat de accu erdoor ontladen
raakt.
35
Toegang tot de auto
2Automatische stand
De laadruimte is tijdens het rijden altijd
vergrendeld.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als u de automatische
vergrendelingsfunctie wilt deactiveren.
Carjackbeveiliging
Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en
de achterklep automatisch en gelijktijdig worden
vergrendeld vanaf een wagensnelheid van 10
km/h.
Werking
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren of de achterklep is
geopend.
U zult de vergrendeling horen
"terugspringen", en op het
instrumentenpaneel gaat dit lampje branden, in
combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
Inschakelen/uitschakelen
U kunt de functie desgewenst permanent
inschakelen of uitschakelen.
►
Druk als het contact is aangezet op de
knop van de centrale vergrendeling tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding ter
bevestiging verschijnt.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Vervoer van lange of grote
voorwerpen
Wanneer u wilt rijden met geopende
achterklep, dient u op de schakelaar van
de centrale vergrendeling te drukken om de
portieren te vergrendelen. Wanneer u dit
niet doet, hoort u elke keer dat u de 10 km/h
overschrijdt de vergrendeling 'terugspringen',
met de bijbehorende bovenstaande
waarschuwingen.
Wanneer u nogmaals op de schakelaar van
de centrale vergrendeling drukt, wordt de auto
weer ontgrendeld.
Bij snelheden boven 10 km/h is dit
ontgrendelen slechts tijdelijk.
Achterdeuren
De linker achterdeur gesloten houden bij
geopende rechter achterdeur
Er kan worden gereden met een
geopende rechter deur voor het
vervoeren van lange ladingen.
De linker deur wordt gesloten gehouden door
het kenmerkende gele slot aan de onderzijde
van de deur.
Deze gesloten deur mag niet worden gebruikt
voor het vastzetten van ladingen.
Rijd alleen met een geopende rechter
achterdeur als het niet anders kan. Neem de
wettelijke veiligheidsvoorschriften in acht om
medeweggebruikers op de uitstekende lading
te attenderen.
38
Toegang tot de auto
Rijd nooit zonder aangebrachte
steunstang.
De achterdeuren kunnen alleen worden
vergrendeld als de steunstang is
aangebracht.
Wanneer de dakklep open is, wees dan
voorzichtig wanneer u op een weg met
hoogtebeperking rijdt.
Laat ladingen nooit direct op de achterdeuren
steunen.
Neem de instructies met betrekking tot het
waarschuwen van andere weggebruikers in
acht.
Gebruik de dakklep alleen bij korte ritten.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene uit
te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
werkzaamheden aan het alarmsysteem
uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Het systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
(zonder scheidingswand)
Het systeem controleert op bewegingen in het
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
(met scheidingswand)
Het systeem controleert alleen de bewegingen in
de cabine.
Het alarm wordt geactiveerd als er een ruit wordt
ingeslagen of iemand de cabine betreedt.
Het alarm wordt niet geactiveerd als iemand de
laadruimte betreedt.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de extra verwarming/
ventilatie.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild of
verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
alarm niet af als de auto wordt
aangestoten of aangereden.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activeren
► Zet de motor af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto met de afstandsbediening
of met het "Keyless entry en start"-systeem.