34
Toegang tot de auto
Bij vergrendelen/supervergrendelen
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het verklikkerlampje en werkt de toets niet.
►
Als de auto normaal vergrendeld is, trek
dan aan een van de binnenportiergrepen om
de auto te ontgrendelen.
►
Als
de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening, het Keyless
entry and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Handbediende stand
► Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Als één van de portieren is geopend, werkt de centrale vergrendeling van
binnenuit niet. Dit wordt aangegeven door
een mechanisch geluid vanaf de sloten.
Als de achterklep open is, wordt alleen
vergrendelen van de andere portieren
uitgevoerd; het verklikkerlampje van de knop
blijft uit.
Bij het van binnenuit vergrendelen
worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
Dit verklikkerlampje gaat ook uit als één
of meer te openen carrosseriedelen
afzonderlijk worden ontgrendeld.
Automatisch
Deze functie, ook wel carjackbeveiliging
genoemd, vergrendelt de auto automatisch
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de carjackbeveiliging.
De laadruimte vergrendelen/
ontgrendelen
Deze toets werkt niet als de auto van
buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld (met de
sleutel, de afstandsbediening of Keyless entry
and start, afhankelijk van de uitvoering) of als
een van de deuren nog open is.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de sleutel en in het
bijzonder over het programmeren van de
selectieve vergrendeling van de laadruimte.
Handbediende stand
► Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen (het lampje gaat branden)/
ontgrendelen (het lampje gaat uit) met de
volledige ontgrendeling geactiveerd.
►
Druk op deze knop om de laadruimte
te vergrendelen (het lampje gaat branden)/
ontgrendelen (het lampje gaat uit) met de
selectieve ontgrendeling geactiveerd.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot het
interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Dit lampje gaat uit als één of meer
portieren van de laadruimte worden
ontgrendeld.
Als het contact is afgezet en de auto volledig
is vergrendeld, gaat het lampje uit om te
voorkomen dat de accu erdoor ontladen
raakt.
38
Toegang tot de auto
Rijd nooit zonder aangebrachte
steunstang.
De achterdeuren kunnen alleen worden
vergrendeld als de steunstang is
aangebracht.
Wanneer de dakklep open is, wees dan
voorzichtig wanneer u op een weg met
hoogtebeperking rijdt.
Laat ladingen nooit direct op de achterdeuren
steunen.
Neem de instructies met betrekking tot het
waarschuwen van andere weggebruikers in
acht.
Gebruik de dakklep alleen bij korte ritten.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene uit
te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
werkzaamheden aan het alarmsysteem
uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Het systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
(zonder scheidingswand)
Het systeem controleert op bewegingen in het
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
(met scheidingswand)
Het systeem controleert alleen de bewegingen in
de cabine.
Het alarm wordt geactiveerd als er een ruit wordt
ingeslagen of iemand de cabine betreedt.
Het alarm wordt niet geactiveerd als iemand de
laadruimte betreedt.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de extra verwarming/
ventilatie.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild of
verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
alarm niet af als de auto wordt
aangestoten of aangereden.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activeren
► Zet de motor af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto met de afstandsbediening
of met het "Keyless entry en start"-systeem.
39
Toegang tot de auto
2Het alarmsysteem is geactiveerd: het rode
lampje van de toets knippert één keer per
seconde en de richtingaanwijzers gaan
gedurende ongeveer 2 seconden branden.
De uitwendige beveiliging wordt 5
seconden nadat de auto is vergrendeld,
geactiveerd. De interieur- en
wegsleepbeveiliging worden 45 seconden
nadat de auto is vergrendeld, geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
uitwendige beveiliging, de interieurbeveiliging
en de wegsleepbeveiliging na 45 seconden
wel ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden
één van de portieren of de achterklep niet is
geopend), wordt het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel het interieuralarm en de
wegsleepbeveiliging uit om te voorkomen dat het
systeem in bepaalde gevallen een loos alarm
geeft, zoals:
–
Het raam of zonnedak staat een klein stukje
open.
–
De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de alarmtoets tot het rode lampje
blijft branden.
►
V
erlaat de auto.
►
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is geactiveerd. Het
rode lampje knippert iedere seconde.
Houd er rekening mee dat het u het
systeem elke keer nadat u het contact
hebt afgezet opnieuw moet uitschakelen.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
te ontgrendelen met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-systeem.
Het indicatielampje in de knop gaat uit.
►
Schakel alle beveiligingen weer in door de
auto met de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje van de knop zal
opnieuw één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven de
bewakingsfuncties ingeschakeld tot het alarm
voor de 11e keer afgaat.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen
van de auto met de afstandsbediening of het
Keyless entry en start-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje
stopt met knipperen als het contact wordt
aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
40
Toegang tot de auto
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;
►
open het portier; het alarm gaat af;
►
zet het contact aan: het alarm stopt en het
lampje in de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de knop blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
►
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Schakelaar elektrische ruitbediening links.
2. Schakelaar elektrische ruitbediening rechts.
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
Automatische werking
(Afhankelijk van de uitvoering)
► W anneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op
of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand:
de ruit opent of sluit volledig wanneer de
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45
seconden na het uitschakelen van het
contact of na vergrendeling van de auto
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld.
U kunt de bediening weer inschakelen door
het contact in te schakelen of de auto te
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
(Afhankelijk van de uitvoering)
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Resetten
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten
of wanneer de ruit een abnormale beweging
maakt, dan moet de beveiliging tegen beknellen
gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens
de volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de
ruit enkele centimeters.
►
Laat de schakelaar los en trek deze opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
►
Blijf de ruitbediening nog minimaal 1 seconde
omhoog trekken nadat de ruit is gesloten.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de elektrische ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden
geopend. Druk hiervoor op de betreffende
schakelaar.
51
Ergonomie en comfort
3220 V/50 Hz-aansluiting
AC 220V
50Hz 120W
Deze bevindt zich op de zijkant van de middelste
opbergruimte.
Deze aansluiting (max. vermogen: 150 W) werkt
terwijl de motor draait en het Stop & Start-
systeem in de STOP-stand staat.
►
T
il het beschermklepje op.
►
Controleer of het groene controlelampje
brandt.
►
Sluit uw elektrische apparaat (zoals
telefoonlader
, laptop, cd-/dvd-speler of
flessenwarmer) aan.
Bij een storing gaat het groene lampje
knipperen.
Laat de aansluiting controleren door de
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Sluit slechts één apparaat per keer aan
op de aansluiting (gebruik geen
verlengkabels of meervoudige stekkerdozen).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen
aan isolatieklasse II (op het apparaat
aangegeven).
Gebruik geen apparaten met metalen
behuizing, zoals scheerapparaten.
Als het stroomverbruik hoog is en er stroom van het elektrische systeem van
de auto wordt gevraagd (door bijvoorbeeld
zware weersomstandigheden of elektrische
overbelasting), dan kan de stroom naar de
aansluiting uit veiligheidsoverwegingen
worden onderbroken en gaat het groene
controlelampje uit.
Draadloze smartphonelader
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij Keyless entry and start kan de werking van
de lader kort worden onderbroken als er een
deur wordt geopend of als het contact wordt
uitgeschakeld.
Laden bezig
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een
apparaat in het midden plaatsen.
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.
Laat geen metalen voorwerpen zoals
munten, sleutels of de
afstandsbediening. in het laadgedeelte liggen,
omdat er dan kans op oververhitting of
onderbreking van het laadproces bestaat.
98
Rijden
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.
► Zet de versnellingshendel bij een
handgeschakelde versnellingsbak bij voorkeur in
de neutraalstand.
► Zet de versnellingshendel bij een
automatische transmissie in stand P.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Met Keyless entry and start
► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in
de auto bevindt, in de detectiezone.
► Druk op de toets “ START/STOP”.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
het stuurslot ontgrendeld en start de motor
vrijwel direct.
Bij een auto met de EAT8 automatische
transmissie start de motor vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen om
de volgende voorschriften te volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
Afhankelijk van de uitvoering: als de
airconditioning is ingeschakeld en de
buitentemperatuur hoger is dan 35 °C, kan
het stationaire motortoerental oplopen tot
1.300 t/min (afhankelijk van het voor de
airconditioning benodigde vermogen).
–
Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft
het controlelampje voor voorgloeien langer
branden. W
acht totdat het lampje uit is
voordat u de motor start.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden , bij temperaturen lager dan
-23 °C , gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u weg rijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Bij benzinemotoren kan het na een
koude start gebeuren dat u 2 minuten
lang duidelijke motortrillingen voelt terwijl de
motor stilstaat en stationair draait (verhoogd
stationair toerental). Dat komt door het
voorverwarmen van de katalysator.
Als de temperatuur bij auto's met
dieselmotor onder nul is, start de
motor alleen wanneer het
waarschuwingslampje voor voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingedrukt houden totdat het
waarschuwingslampje uit gaat. Druk niet nog
een keer op de toets "START/STOP" als de
motor nog niet draait.
De afstandsbediening van het “Keyless
entry and start”-systeem moet aanwezig
zijn in het detectiegebied.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
99
Rijden
6Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.
►
Zet de versnellingshendel bij een
handgeschakelde versnellingsbak bij voorkeur in
de neutraalstand.
►
Zet de versnellingshendel bij een
automatische transmissie in stand P
.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
►
Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Met Keyless entry and start
► Druk op de knop " ST ART/STOP" terwijl
de afstandsbediening zich in de detectiezone
bevindt.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
de motor afgezet en het stuurslot vergrendeld.
Bij een auto met de automatische transmissie
EAT8 wordt de motor afgezet.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Het contact inschakelen met
Keyless entry and start
Wanneer u met de elektronische sleutel
van het Keyless entry and start-systeem
in de auto op de toets "START/STOP" drukt
zonder een van de pedalen in te drukken , dan
kan het contact worden ingeschakeld.
►
Druk
nogmaals op deze toets om het contact
uit te schakelen en de auto te vergrendelen.
100
Rijden
Altijd met draaiende motor:
► Schakel de parkeerrem in door kort aan de
bedieningshendel te trekken.
► Schakel de parkeerrem uit door kort tegen
de bedieningshendel te duwen terwijl u het
rempedaal indrukt.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
Lampje
Dit lampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de parkeerrem is
aangetrokken, in combinatie met de weergave
van de melding "Parkeerrem aangetrokken".
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat ter
bevestiging dit lampje uit.
Dit lampje knippert op de hendel wanneer de
parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of
vrijgezet.
Noodprocedure voor het
starten met het Keyless
entry and start-systeem
Als de auto de elektronische sleutel niet
herkent in het detectiegebied doordat de
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan
de noodsleutellezer links achter het stuurwiel
worden gebruikt om de auto te starten.
► Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer . Vervolgens:
►
Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand, trap
het koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt totdat de motor start.
►
Zet bij een automatische transmissie de
keuzehendel in stand P
en druk het rempedaal
in.
►
Druk vervolgens op de knop " ST
ART/STOP".
De motor wordt gestart.
Geforceerd uitschakelen
met Keyless entry and start
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden uitgeschakeld (zelfs tijdens
het rijden). ►
Houd daarvoor de toets “
ST
ART/STOP”
ongeveer drie seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Afstandsbediening niet herkend met Keyless entry
and start-systeem
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt, verschijnt een melding
op het instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
►
Houd de knop " ST
ART/STOP" ongeveer 3
seconden ingedrukt als u afzetten van de wilt
bevestigen en neem vervolgens contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
► Trap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten (op vlakke
ondergrond)
► Houd het rempedaal ingetrapt, trek de
hefboom van de parkeerrem iets omhoog, druk
de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel
omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog
(iets) is aangetrokken.
Stuur bij het parkeren op een helling,
zeker wanneer de auto zwaar is beladen,
de voorwielen in de richting van het trottoir en
trek vervolgens de parkeerrem aan.
Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak een versnelling in en zet
het contact uit.
Selecteer bij een automatische
transmissie de stand P en zet vervolgens
het contact uit.
Elektrische parkeerrem
In de automatische stand schakelt dit systeem
de parkeerrem in wanneer de motor wordt
uitgezet en wordt de parkeerrem uitgeschakeld
wanneer de auto gaat rijden.