106
Praktische informatie
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Laat de controles anders uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12 V-loodaccu.Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het roetfilter gaat dit lampje branden in
107
Praktische informatie
7en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het
roetfilter gaat dit lampje branden in combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden
zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en
-regels dit toelaten, gedurende ongeveer 15
minuten met een snelheid van meer dan 60 km/h
en een toerental hoger dan 2.000 t/min te gaan
rijden (tot het lampje uitgaat en de waarschuwing
verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de auto
stilstaat.
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer
deze dan niet. De waarschuwing duidt op een
storing in het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan
gebeuren dat u de remblokken vaker tussen
twee onderhoudsbeurten moeten laten
controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent
een daling in het remvloeistofniveau dat de
remblokken zijn versleten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, laat de remblokken dan nakijken
door een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
108
Praktische informatie
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich in de motorruimte,
vlak bij het remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt, moet het water in het filter worden afgetapt.
U kunt ook bij elke verversing van de motorolie
water in het brandstoffilter aftappen.
Het water uit het filter aftappen
► Sluit een transparante slang aan op de knop
van de ontluchtingsschroef ( 1).► Steek het andere uiteinde van de transparante slang in een bak.
► Draai de ontluchtingsschroef (2) los.► Zet het contact aan.► Wacht totdat de spoelpomp stopt.► Schakel het contact uit.► Draai de ontluchtingsschroef (2) vast.► Verwijder de transparante slang en laat deze en de bak leeglopen.► Start de motor.► Controleer of er geen lekkage is.
In de HDi-motoren is veel hoogwaardige
technologie toegepast. Voor alle
werkzaamheden zijn speciale kwalificaties
nodig, die een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.AdBlue®
(BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties veranderen of het
brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.
11 6
In geval van pech
3 - Plaats de krik
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat.
Op een gladde of losse ondergrond kan
de krik wegglijden of wegzakken - Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder een
steunpunt 1 of 2 onder de auto, en
controleer of de kop van de krik goed tegen
het midden van het contactvlak van het
steunpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik wegzakken.
Controleer of alle inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bij de auto vandaan bevinden.
Steek uw handen of uw hoofd nooit in de
wielkuip.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt (gebruik een assteun).
Gebruik niet:
– De krik voor andere doeleinden dan het opkrikken van de auto.– Een andere krik dan de door de fabrikant geleverde krik.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het verwisselen van een wiel met
een beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn
2006/42/EG over machines.
Bepaalde delen van de krik, zoals de
schroefdraad of de verbindingen kunnen
letsel veroorzaken: vermijd aanraking.
Verwijder voorzichtig alle smeervetresten.
Voorin
► Plaats de krik C onder steunpunt 1 aan de
onderzijde (bij het voorwiel).
Achterin
De krik moet zich ongeveer 60 cm bij de
rand van het achterwiel vandaan
bevinden.
143
Technische gegevens
9In de motorruimte
A
Originele lak
Kleur
Code
Lak
B
UITSLUITEND VOOR HULP.
C
GEVAAR
AUTOMATISCH STARTEN VAN DE MOTOR.
HAAL DE SLEUTEL UIT HET CONTACTSLOT
ALS DE MOTORKAP IS GEOPEND.
D
1 - LET OP
ORIGINELE SMEERMIDDELEN EN
VLOEISTOFFEN
MotorolieTransmissie
Radiateur Remsysteem
Ruitensproeiers
voorruit Stuurbekrachtiging
RAADPLEEG HET
ONDERHOUDSBOEKJE.BESCHERM UW
OGEN.
2 - VEILIGHEID
Door originele onderdelen, smeermiddelen
en vloeistoffen te gebruiken en de
onderhoudsschema's na te leven blijven de
betrouwbaarheid en de veiligheid van uw auto op
hun oorspronkelijke niveau.
3 - GEVAAR
BUITEN
BEREIK
VAN
KINDEREN
HOUDEN. NIET BIJ
OPEN VUUR
HOUDEN.
NIET
AANRAKEN.
OPEN DE
DOP NIET
BIJ EEN
WARME
MOTOR EXPLOSIE
BIJTENDE
VLOEISTOF
KAN AUTOMATISCH
WORDEN INGESCHAKELD,
ZELFS ALS DE MOTOR IS
AFGEZET. NIET
OPENEN:
GAS ONDER
HOGE
DRUK.
AUTOMATISCH STARTEN
VAN DE MOTOR. HAAL
DE SLEUTEL UIT HET
CONTACTSLOT ALS DE
MOTORKAP IS GEOPEND.
HOOGSPANNING
156
Specifieke kenmerken
– Voer nooit werkzaamheden onder de kiepbak uit als deze niet wordt ondersteund.– Onderbreek de elektrische voeding van de elektrohydraulische groep met een
circuitonderbreker.
– Stilstaande auto, motor afgezet.
Het is om veiligheidsredenen ten zeerste
af te raden om werkzaamheden onder de
kiepbak uit te voeren tijdens de bediening of
tijdens handelingen bij onderhoud.
Onderhoud
Reservoir
Controleer regelmatig het olieniveau en vul
indien nodig bij. Ververs de olie jaarlijks. Ververs
de olie ook als deze water bevat.
Controleer periodiek de staat van de slang en de
afdichting van het hydraulische systeem.
Pomp en elektromotor
De pomp en elektromotor zijn onderhoudsvrij,
de pomplagers worden gesmeerd door de
rondgepompte olie en de kogellagers zijn voor
de gehele levensduur gesmeerd.
Afmetingen
Deze aanpassing is alleen beschikbaar bij de
enkele L2-cabine; zie de onderstaande tabel
voor de specificaties van de kiepwagen.
Kiepwagen (in mm)
Bruikbare lengte 3.200
Totale lengte 3.248
Bruikbare breedte 2.000
Totale breedte 2.100
Hoogte van platen 350
Gewicht van de ombouw (in
kg) 550
Zie voor specificaties van de
L2-chassiscabine het deel
Afmetingen
van de platformuitvoering.
Gewichten en
aanhangergewichten (kg)
Het geremde aanhangergewicht kan, binnen
het maximaal toegestane treingewicht,
worden verhoogd indien de belading van de
auto evenredig wordt verminderd. Let op:
de wegligging van een nauwelijks beladen
trekkende auto kan achteruit gaan.
Het ledig gewicht rijklaar (LGR) is gelijk aan
het ledig gewicht + bestuurder (75 kg) +
brandstoftank voor 90% gevuld.
Controleer voordat u gaat rijden met een
aangekoppelde aanhanger of:
– de kogeldruk niet hoger is dan de waarde (S) die wordt aangegeven op het plaatje met
gewichten op de aanhanger,
– het gewicht van de aanhanger lager is dan het gewicht op het plaatje met gewichten op de aanhanger en het gewicht van de auto niet
hoger is dan het op het GVW-plaatje van de auto
vermelde maximaal toegestane totaalgewicht.
– bij gebruik van een oplegger het maximaal toegestane treingewicht niet hoger is dan de op
het GVW-plaatje van de auto vermelde gewicht.
Hydraulisch systeem
Deze voorzorgsmaatregelen zijn verplicht bij
alle werkzaamheden aan het hydraulische
systeem.
– Zet als u werkzaamheden onder de kiepbak gaat uitvoeren de kiepbak in de beveiligde stand
op de veiligheidssteun (positie aangegeven door
een rode pijl aan de onderzijde van de kiepbak).
157
Specifieke kenmerken
10
– Voer nooit werkzaamheden onder de kiepbak uit als deze niet wordt ondersteund.– Onderbreek de elektrische voeding van de elektrohydraulische groep met een
circuitonderbreker.
– Stilstaande auto, motor afgezet.
Het is om veiligheidsredenen ten zeerste
af te raden om werkzaamheden onder de
kiepbak uit te voeren tijdens de bediening of
tijdens handelingen bij onderhoud.
Onderhoud
Reservoir
Controleer regelmatig het olieniveau en vul
indien nodig bij. Ververs de olie jaarlijks. Ververs
de olie ook als deze water bevat.
Controleer periodiek de staat van de slang en de
afdichting van het hydraulische systeem.
Pomp en elektromotor
De pomp en elektromotor zijn onderhoudsvrij,
de pomplagers worden gesmeerd door de
rondgepompte olie en de kogellagers zijn voor
de gehele levensduur gesmeerd.
Smering
De scharnierpunten van de kiepbak en
de cilinder zijn niet voorzien van een
smeerinrichting. Smeer regelmatig de
scharnieren en handgrepen van de zijschotten
en de vergrendelingshaken van het achterschot.
Subframe en kiepbak
Voor een maximale levensduur van de kiepbak
adviseren wij u deze regelmatig te reinigen met
een hogedrukreiniger.
Werk lakbeschadigingen zo snel mogelijk bij om
roestvorming te voorkomen.
Laat nadat u de kiepbak 8 maanden hebt
gebruikt het aantrekkoppel van de
verbinding tussen het subframe en het
chassis controleren (volgens de
ombouwvoorschriften van de fabrikant).
De schuifklep reinigen
► Draai de dop (244A ) los; wees voorzichtig
met de kogel en het opvangen ervan.
► Schroef de eenheid van banjobout/zuiger met een brede schroevendraaier los. ► Controleer of de zuiger vrij beweegt en verwijder vreemd materiaal. Gebruik een
magneet om metaalresten te verwijderen.
► Plaats de eenheid terug en zorg dat de zuiger vrij kan bewegen. Bewaar de kogel met een
beetje vet op de dop voor bevestiging.
► Ontlucht de hydraulische eenheid.
De hydraulische eenheid ontluchten
► Draai de zeskantdop (257) los.► Draai de interne bout (587) een halve slag los
met een inbussleutel van 6 mm.
► Bedien de eenheid enkele seconden door op de knop voor omhoog te drukken.
De kiepwagen gaat niet of heel langzaam
omhoog. Als er olie uit deze opening komt, is de
eenheid ontlucht.
► Draai de bout (587) weer vast en vervang
de dop (257). Controleer of de kiepwagen goed
omlaag gaat.
Gedetailleerd schema van de hydraulische
centrale UD2386
158
Specifieke kenmerken
Diagnose
SymptomenElektrischHydraulisch Inspectie/Controle
De hydraulische eenheid werkt niet. XKabelboom voeding en relais eenheid.
X Kabelboom bediening (regeleenheid).
X Stroomonderbreker.
Zeer luidruchtige eenheid, gaat zeer langzaam
omhoog. X
Aanzuigzeef verstopt of verbrijzeld op de bodem van de tank.
Zeer luidruchtige nieuwe eenheid, gaat zeer snel
omhoog. X
Pompuitlijning, vervang de eenheid.
De hefcilinder gaat zelf omlaag. XDaalklep samengedrukt of geblokkeerd.
De hefcilinder gaat niet omlaag. XJa, controleer de schuifklep en ontlucht het systeem.
Zie het hoofdstuk "Onderhoud".
X Nee, controleer de spoel en de elektrische aansluitingen van de
klep.
X Nee, vervang de solenoïde.
X Nee, controleer de uitlijning van de hefcilinder.
De eenheid werkt, maar de druk neemt niet toe. XSchuifklep vast bij geen solenoïde op de eenheid.
Zie het hoofdstuk "Onderhoud".
X Drukontlastingsvoorziening, instelling, vuil.
X Pompafdichting defect.
X Koppeling motor/pomp.
X Pomp los van de steun.
De hydraulische eenheid werkt niet. XSolenoïde geblokkeerd, vervang deze of draai de moer achter
de zeef vast.
De regeleenheid werkt niet. XControleer aansluiting en contacten.