158
Rijden
voor het inparkeren benodigde baan niet kan
volgen.
–
Het systeem kan aangeven dat er een plaats
is gevonden, maar activeert de manoeuvre niet,
omdat de breedte van de rijstrook onvoldoende
is.
–
Het systeem is niet ontworpen voor het
uitvoeren van parkeermanoeuvres in scherpe
bochten.
–
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die
begrensd worden door obstakels die te laag
(trottoirbanden, drempels enz.) of te dun
(bomen, palen, draadhekken enz.) zijn.
–
Als de auto zwaar is beladen, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de
volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (bijvoorbeeld
greppel), kade of een rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (bijvoorbeeld ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te
laag is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
Gebruik de functie niet wanneer de auto
is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
–
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
–
Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
–
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten het PEUGEOT
-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de
auto zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit lampje tijdelijk en klinkt er een
geluidssignaal om een storing in het systeem
aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het lampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet tijdens het gebruik van het
systeem (dit waarschuwingslampje gaat
branden), dan wordt de functie uitgeschakeld. Laat het systeem bij een storing controleren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging
wordt dit waarschuwingslampje
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Full Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp bij
auto's met de automatische transmissie
EAT8; het detecteert een vrije parkeerplek
parallel aan of haaks op de rijbaan en voert de
parkeermanoeuvre uit. De bestuurder hoeft niets
te doen. Met dit systeem kunt u ook automatisch
uit een parkeerplek parallel aan de rijbaan rijden.
Het systeem regelt het sturen, de rijrichting,
het accelereren en het remmen. Het systeem
meet beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot obstakels met behulp van 12
ultrasoonsensoren in de voor- en achterbumpers
van de auto.
Het systeem zorgt dat de Visiopark 1 of
Visiopark 2 automatisch wordt weergegeven en
dat de parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat
de bestuurder de manoeuvre in de gaten kan
houden.
162
Rijden
– Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die
begrensd worden door obstakels die te laag
(trottoirbanden, drempels enz.) of te dun
(bomen, palen, draadhekken enz.) zijn.
–
De werking van het systeem kan negatief
worden beïnvloed door een onjuiste
bandenspanning.
–
Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de
volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (greppel), kade of
een rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te
laag is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
–
Als de remlichten niet werken.
Gebruik de functie niet wanneer de auto
is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
– Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
–
Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
–
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten het PEUGEOT
-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de
auto zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit waarschuwingslampje tijdelijk
en klinkt er een geluidssignaal om een storing in
de Full Park Assist
aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het waarschuwingslampje
uit.
Als er zich tijdens het gebruik van de Full Park Assist een storing in een van de
parkeersensoren voordoet (dit
waarschuwingslampje gaat branden), dan wordt
de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging
wordt dit waarschuwingslampje
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een melding. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
185
Praktische informatie
7Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand
N te bevestigen.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt
overschreden, schakelt de transmissie stand P
in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende voorschriften om
beschadiging van uw auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, verwijder de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de functie (Handsfree toegang) uit.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de auto
vaker wassen om geïodeerde afzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden),
modder en zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen, omdat die zeer bijtend zijn.
Neem voor het verwijderen van lastige
vlekken waarvoor een speciaal product
vereist is (zoals teer- of insectenverwijderaar)
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Uit bekers of andere open houders kan
vloeistof lopen die schade kan veroorzaken
aan bedieningselementen op het dashboard
en de middenconsole. Wees voorzichtig
hiermee!
Carrosserie
Glanzende lak
Gebruik nooit schurende producten of
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte spons met
zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te
wrijven.
268
Trefwoordenregister
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
122
Resetten van het traject
22
Richtingaanwijzers
74, 196–198, 197
Rijadviezen
7, 105
Rijden
46–47, 105
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
123
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
122
Rijstanden
117
Rijstrookcontrolesystemen
86–87
Rijverlichting
73
Roetfilter
180–181
Ruitensproeier achter
80
Ruitensproeiers
80
Ruitensproeiers vóór
80
Ruitenwisser achter
80
Ruitenwisserbladen (vervangen)
81
Ruitenwisserbladen vervangen
81
Ruitenwissers
79, 82
Ruitenwisserschakelaar
79–80, 82
Ruitenwissers vóór
79, 82
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
50
SCR (Selective Catalytic Reduction)
20, 182
SCR-systeem
20, 182
Selectiehendel
112–116
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
111 – 11 2
Sensoren (waarschuwingen) 123
Serienummer auto
220
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
188–191
Sfeerverlichting
66
Signalering onoplettendheid
142–143
Sjorogen
68, 71
Skiluik
67
Slepen
210–212
Slepen van de auto
210
Slepen van een auto
210–212
Sleutel
27, 29, 31–32
Sleutel met afstandsbediening
27, 106
Sleutel niet herkend
108
Smartphone
25–26, 61, 170–171
SMS
257
Sneeuwkettingen
121, 175–176
Snelheidsbegrenzer
126–129, 131–132
Snelheidslimietherkenning
124–125
Snelheidsregelaar
126, 129–132
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
126
Snelmenu's
24
Spaarfase
176
Sport-stand
117–118
Starten
205
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
164
Starten van de auto
107, 112–115
Starten van de motor
107
Stickers
186
Stickerset
186
Stilzetten van de auto
107, 112–115
Stoelen achter ~ Achterbank
52–54, 95Stoelen verstellen 47–49
Stoelverwarming
50
Stop & Start
23, 55, 58, 119–120, 164, 176, 180, 207
Streaming audio Bluetooth
227, 253
Stuurkolomschakelaars
112–115
Stuurwiel (verstellen)
51
Supervergrendeling
28, 30
Synchroniseren afstandsbediening
33
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
33
T
Tankbeveiliging 165
Technische gegevens
214–215, 217–218
Te laag brandstofniveau ~
Brandstofniveau
164
Telefoon
64, 230–232, 254–257
Teller
9, 123
Temperatuurregeling
56
Terugwinnen van energie
20, 116
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
189, 191
Tijd instellen
233, 259
TMC (verkeersinformatie)
245
Toerenteller
9
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
57–58
Touchscreen
23–25, 61
Trailer Stability Management (TSM)
88
Trekhaak
88, 172
269
Trefwoordenregister
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 127
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
91, 96–97
USB
227, 248, 253
USB-aansluiting
63, 66, 227, 248, 253
USB-poort
227, 253
V
Veiligheidsgordels 88–90, 97
Veiligheidsgordels achter
89
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
91, 94–95, 97–102
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen
(veiligheidsvoorzieningen)
91, 94–95, 97–102
Ventilatie
54–55, 59–60
Ventilatieroosters
54
Verbonden apps
249–250
Verbruikscijfers
25
Vergrendelen
28–30
Vergrendeling portieren ~ Portieren
vergrendelen
33–34
Vergrendeling van binnenuit
33
Vering met variabele demping
117
Verkeersinformatie (TMC)
245
Verklikkerlampje READY
176
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
11
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
11, 21
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
89
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)
89
Verlichting bagageruimte ~
Bagageruimteverlichting
72
Verlichting met Full
LED-technologie
75, 77, 196
Verlichting overdag ~
Dagrijverlichting
74, 196–197
Vermogen
20
Vermogensindicator
20
Verversen
178
Vervoer van lange voorwerpen ~ Lange
voorwerpen vervoeren
67
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
181
Verwarming
54, 59–60
Video
253
Vierwielaandrijving (4WD)
176
Visiopark 1
152
Visiopark 1 - Visiopark 2
151, 153
Voorruitverwarming
59
Voorstoelen
47–49
Voorverwarming van het interieur
26, 61
W
Waarschuwing kans op aanrijding 140–141
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
143
Waarschuwingssignaal stille auto
84
Waarschuwing vergeten verlichting
73–74
Wallbox
167
Wassen 123
Wassen (adviezen)
166, 185–186
Webbrowser
245, 250
Wiel demonteren
193–195
Wiel monteren
193, 195
Wielophanging
182
Wiel verwisselen
188, 192
WiFi-netwerkverbinding
250–251
Window-airbags
92–93
Z
Zekeringen 199–200, 203
Zekeringen vervangen
199–200, 203, 204
Zekeringkast dashboard
199, 200
Zekeringkast motorruimte
199, 203, 204
Zicht
58
Zicht naar voren 180°
154
Zij-airbags
92–93
Zijspots
76
Zonneklep
62
Zonnescherm
43–45
Zonnesensor
55
Zuinig rijden
7