
9
Instrumentenpaneel
1Instrumentenpaneel met
LCD-display
Meters
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
2. LCD-display
3. Toerenteller (x 1000 t/min), gradatie is
afhankelijk van de motor (benzine of diesel)
LCD-display
1.Instellingen snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
3. Geselecteerde rijmodus 4.
Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie
5. Brandstofniveaumeter
6. Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type
motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl)
Deze functies worden na elkaar weergegeven
na het aanzetten van het contact.
7. Informatie van de boordcomputer
Instrumentenpaneel met
matrixdisplay
Meters
1.Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of
diesel)
Indicator verbruik thermisch comfort
(elektrisch)
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph) 3.
Matrixdisplay
4. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine
of diesel)
Vermogensindicator (elektrisch)
5. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator oplaadniveau (elektrisch)
Matrixdisplay
1.Instellingen snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet

13
Instrumentenpaneel
1(1): Zet de auto stil
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Brandt permanent, in combinatie met een
ander waarschuwingslampje, de
weergave van een melding en een
geluidssignaal.
Er is een ernstige storing in de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging of de
automatische transmissie, of een ernstige
elektrische storing gedetecteerd.
Voer (1) en dan (2) uit.
Zelfdiagnosesysteem van de motor
(benzine of diesel)
Brandt permanent.
Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Te hoge koelvloeistoftemperatuurPermanent met blokjes in rood
(met instrumentenpaneel met matrixdisplay).
of
Permanent (behalve bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.
Zie (1), laat de motor afkoelen en vul dan waar
nodig bij. Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Motoroliedruk (benzine of diesel)Brandt permanent.
Er is een probleem met het
smeersysteem van de motor.
Voer (1) en dan (2) uit.
Systeemstoring (elektrisch)Brandt permanent.
Er is een storing in de elektromotor of
tractiebatterij gedetecteerd.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (elektrisch)Brandt permanent.
De auto kan niet worden gestart als
de laadkabel op de aansluiting op de auto is
aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand 12 V-accuBrandt permanent.
Een storing in het laadstroomcircuit van
de accu (vervuilde accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet goed gespannen of gebroken enz.).
Voer (1) uit.
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt,
beveilig de auto dan op de volgende manier
tegen wegrollen.
► Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel een versnelling in.► Bij een auto met een automatische transmissie EAT6: zet de selectiehendel in stand
P .
► Bij een auto met een automatische transmissie EAT8 of een selectiehendel
(elektrisch): plaats het wielblok tegen een van
de wielen.
Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast.
Als het waarschuwingslampje niet uit gaat
wanneer de motor is gestart, voer (2) uit.
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een
melding die aangeeft om welk portier het
gaat.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid lager dan 10 km/u).
Permanent, in combinatie met een
melding die aangeeft om welk portieren
het gaat en een geluidssignaal.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid hoger dan 10 km/u).
Veiligheidsgordels niet vastgemaakt of
losgemaakt
Brandt permanent of knippert in
combinatie met een in volume toenemend
geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.

20
Instrumentenpaneel
Koelvloeistof-
temperatuurmeter
Bij draaiende motor:– In zone A is de temperatuur in orde.– In zone B is de temperatuur te hoog; het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
centrale waarschuwingslampje STOP gaan
rood branden op het instrumentenpaneel,
in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de
motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over het controleren
van de niveaus.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor,
in combinatie met het waarschuwingslampje
Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt
aan uw auto uitvoeren.
Resetten van de onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator worden gereset.
Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt
uitgevoerd:
► Zet het contact uit.
► Houd de knop op het uiteinde van de lichtschakelaar ingedrukt.► Druk het rempedaal niet in en druk één keer op de knop START/STOP; er wordt een tijdelijk
venster geopend waarin wordt afgeteld.
► Als =0 wordt weergegeven, laat dan de knop op de lichtschakelaar los; het symbool van de
sleutel verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
resetten van de onderhoudsindicator niet
geregistreerd.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt service-informatie weergeven door
op de toets "Check" in het menu
Rijverlichting / Auto van het touchscreen te
drukken.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten
van het contact eerst de onderhoudsindicator op
het instrumentenpaneel weergegeven en daarna
enkele seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Te laag olieniveau
Afhankelijk van het instrumentenpaneel wordt dit
aangegeven met " OIL" of de melding "Onjuist
olieniveau" in combinatie met het branden van
het lampje Service en een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau inderdaad te laag is,
moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat
ernstige motorschade ontstaat.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
Meter werkt niet
Afhankelijk van het instrumentenpaneel wordt
dit aangegeven met " OIL_ _" of de melding
"Olieniveaumeting ongeldig " in combinatie
met het branden van het lampje Service en een
geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als de elektrische motorolieniveaumeter niet werkt, wordt het motorolieniveau niet
meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok onder de
motorkap controleren.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.

24
Instrumentenpaneel
► Selecteer "Schermconfig.".
► Selecteer het tabblad "Lichtsterkte".► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen te drukken of de cursor te verplaatsen.► Druk op deze toets om op te slaan en af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu "Instellingen " te selecteren.► Selecteer "Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
► Druk nog een keer op het scherm (op een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Boordcomputer
Toont informatie over de huidige rit (actieradius,
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.).
Weergave van informatie op
het instrumentenpaneel
Met instrumentenpaneel met meters
Wanneer u op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar drukt, worden de
gegevens van de boordcomputer weergegeven.
Met digitaal instrumentenpaneel
De gegevens van de boordcomputer worden
permanent weergegeven als de weergavemodus
"PERSOONLIJK" is geselecteerd.
cursor van de verbruiksmeter van de thermische
comfortfuncties gaat dan naar de zone " ECO".
Als u het interieur snel wilt verwarmen of
koelen, dan kunt u tijdelijk de maximale
stand van de verwarming of airconditioning
selecteren.
Bij overmatig gebruik van de thermische
comfortfuncties, vooral bij lage snelheden,
kan de actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen.
Optimaliseer de instellingen van de
uitrustingselementen zodra het gewenste
comfortniveau is bereikt en stel ze indien
nodig af wanneer u de auto start.
Wanneer de verwarming langere tijd niet
is gebruikt, kunt u een bepaalde geur
ruiken gedurende de eerste minuten dat de
verwarming weer is ingeschakeld.
Handmatige controle
Met deze functie kunnen bepaalde indicatoren
worden gecontroleerd en kan het logboek met
waarschuwingen worden weergegeven.
Deze is toegankelijk via de toets " Check"
in het menu Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
De volgende gegevens worden op het
instrumentenpaneel weergegeven:
– Motorolieniveau.– Onderhoudsinterval.– Bandenspanning.
– Actieradius van de AdBlue voor het SCR-systeem (BlueHDi-dieselmotor).– Actuele waarschuwingen.
Deze informatie verschijnt ook
automatisch elke keer wanneer u het
contact aanzet.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand
van de auto aan.
Als het contact is aangezet, wordt altijd de
totale afstand weergegeven. Deze waarde
wordt nog 30 seconden na het afzetten van het
contact weergegeven. Ook wordt deze waarde
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend, en als de auto wordt vergrendeld of
ontgrendeld.
Voor reizen in het buitenland kan de
eenheid van de afstand (km of mijl)
worden aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële eenheid
van het land (km/h of mph).
U kunt bij stilstaande auto deze eenheid
wijzigen via het configuratiemenu van het
scherm.
Dimmer
dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan
het licht van de omgeving.
Met PEUGEOT Connect
Radio
► Druk op deze toets om het menu "Instellingen " te selecteren.► Selecteer "Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen te drukken of de cursor te verplaatsen.
De instellingen worden direct toegepast.
► Druk buiten het instellingenvenster op het scherm om af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu "Instellingen " te selecteren.► Selecteer "Dark".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
► Druk nog een keer op het scherm (op een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
MetPEUGEOT Connect Nav
► Druk op deze toets om het menu "Instellingen " te selecteren.► Selecteer "OPTIES".

Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Al meer dan 20 jaar heeft het PEUGEOT TOTAL-partnerschap nieuwe prestatienormen gesteld bij het bereiken van successen onder de zwaarste
omstandigheden, met overwinningen in de 24 uur van Le Mans, het
Wereldkampioenschap Rally en de Dakar-rally. Voor deze uitzonderlijke
prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor TOTAL QUARTZ, een
hoogwaardig smeermiddel dat de motor onder de meest extreme omstandigheden
beschermt.
T QUA
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De
innovatieve technologie van deze motorolie die speciaal voor auto's van het
merk Peugeot is ontwikkeld draagt in grote mate bij tot het terugdringen van
de CO
2 -emissies en zorgt voor een schone motor.
PEUGEO & T
P

168
Praktische informatie
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Motorolie
Het peil moet worden gecontroleerd nadat
de motor minimaal 30 minuten
uitgeschakeld is geweest en op een vlakke
ondergrond staat. Controleer het peil met de
oliepeilindicator op het instrumentenpaneel
terwijl het contact is ingeschakeld (bij auto's met
elektrische meter) of met de peilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km
te controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Gebruik nooit additieven in de motorolie
om te voorkomen dat de motor en
emissieregeling minder betrouwbaarheid
werken.
Controle met de oliepeilstok
Zie de afbeelding van onder de motorkap voor
de locatie van de peilstok.
► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde helemaal naar buiten.► Veeg het uiteinde van de peilstok af met een schone, niet-pluizende doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de buis en trek hem er weer uit om het oliepeil te
controleren: het oliepeil is juist als het tussen de
merktekens A (max) en B (min) ligt.
Start de motor niet wanneer het peil staat:
– boven markering A; neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
– onder markering B; vul onmiddellijk motorolie
bij.
Eigenschappen van de olie
Wanneer u motorolie bijvult of ververst,
controleer dan of de olie geschikt is voor de
motor en voldoet aan de aanbevelingen in
het onderhoudsschema dat bij de auto is
geleverd (of verkrijgbaar is bij uw PEUGEOT-
dealer en bij gekwalificeerde werkplaatsen).
Wanneer er niet-aanbevolen olie wordt
gebruikt, kan de contractuele garantie bij een
defecte motor vervallen.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de betreffende afbeelding van de
motorruimte onder de motorkap voor de locatie
van de motorolievuldop.
► Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit
kan brand veroorzaken).
► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
► Vul indien nodig bij.► Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op
de vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Pas na 30 minuten nadat de olie is
bijgevuld, wordt het juiste oliepeil op het
instrumentenpaneel aangegeven als het
contact wordt ingeschakeld.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX"
te bevinden. Controleer, indien dit niet het geval
is, of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om
vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet
worden ververst.
Reinig de dop voordat u deze verwijdert
om bij te vullen. Gebruik alleen
DOT4-remvloeistof die in een ongeopende
verpakking zit.
Koelvloeistof
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof
moet worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van de auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken " MAX" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van de motor ten minste
één uur voordat werkzaamheden aan het
koelsysteem worden uitgevoerd.
Neem, om brandwonden te voorkomen wanneer
u met spoed moet bijvullen, een doek en draai
de dop twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen.
Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.

247
Trefwoordenregister
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 151–152Buitenspiegels 47, 54, 132
C
Carrosserie 175Carrosserie-onderhoud 175
Centrale vergrendeling 34CHECK 24Claxon 71Configuratie van de auto 27Connectiviteit 231Contact 97, 239Contact aangezet 97Controlelampjes 12–13Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau, controle 20Controlepaneel 154, 156Controles 167, 169–171
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) - Digitale radio 209, 235Dagteller 24Dashboardkastje 55Datum (instellen) 216, 241Datum instellen 216, 241Detectie obstakels 138
Detectie te lage bandenspanning ~ Bandenspanning, detectie 111, 181De tractiebatterij laden 153, 156–159Dieselmotor 151, 167, 177, 201Digitaal instrumentenpaneel 10–11Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting) 209, 235Dimlicht 185–186Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer) 24Display instrumentenpaneel 9Dodehoekbewaking 132Draadloze lader 57Drive Assist Plus 121Dynamische noodrem 99–100
E
Eco-mode ~ Eco-modus 165Eco-rijden (adviezen) 7ECO-stand 108Electronic Stability Program (ESC) 74Elektrisch bediende handrem ~ Handrem, elektrisch bediend 98–100, 170Elektrische ruitbediening 40Elektrisch verstelbare stoelen 45Elektromotor 5, 28, 96, 153, 202Elektronische remdrukregelaar (REF) 73Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force
Distribution (EBD) 73–74
Elektronische sleutel 33–34Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische 94Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) 73–75Energiestromen 28ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma) 73
F
Flacon AdBlue® 172Follow me home-verlichting 32, 64Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-verlichting 32, 64Frequentie (radio) 235Full Park Assist 145
G
Gekoppeld navigatiesysteem 228–231Geluidssignaal voor voetgangers 71, 92Geprogrammeerd laden 28, 154, 157Gereedschap 177–179Gereedschapskist 59Gesproken commando's ~ Spraakcommando's 222–225Gevarendriehoek 177Gewichten 198–199, 201GPS 228Grootlicht 185–186

249
Trefwoordenregister
Lane Departure Warning System 129, 132Lane Keeping System 121, 125–127, 129LCD-instrumentenpaneel 9Leder (onderhoud) 175LED-verlichting 62, 185Leeslampjes 58Lekke band 179, 181Lendensteun 45–46Lendensteun, verstelling 45
Lichtschakelaar 61, 63Lokaliseren van de auto 31Luchtfilter 170Luchtfilter (vervangen) 170Luchtrecirculatie 53Luidsprekers 56
M
Make-upspiegel 55Massagefunctie 45–46Matrix-instrumentenpaneel 9Matten 57, 114Mat verwijderen 57Meldingen 240Menu 212Menu's (audio) 206–207, 221–222Menustructuren display 212Milieu 7, 37, 92Mistachterlicht 61, 187Mistlampen vóór 61, 66
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren 163Motor 171Motoren 198–199, 201Motorkap 166Motorkapsteun 166Motorolie 168Motorolieniveaumeter 20
N
Navigatiesysteem 226–228Neerklappen stoelen achter 48–49Netaansluiting (standaardstekker) 154Niveau AdBlue® 169Niveau brandstofadditief diesel ~ Brandstofaddititiefniveau 170Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 21, 169Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 168Niveau ruitensproeiervloeistof ~ Ruitensproeiervloeistofniveau 67, 169Niveaus controleren 167–169Niveaus en controles 167–169Noodbediening achterklep 38Noodbediening portieren 35–36Noodoproep ~ Urgence-oproep 71–72Noodprocedure afzetten van de motor 97Noodprocedure starten 97, 192
Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS) 74, 136Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist System (BAS) 74
O
Oliefilter 170
Oliefilter (vervangen) 170Olieniveau 20, 168Oliepeilstok 20, 168Olieverbruik 168Onder de motorkap ~ Motorruimte 167Onderhoud (adviezen) 153, 174Onderhoudsadviezen 153, 174Onderhoudscontroles 19, 169, 171Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator 19, 24Ontdooien 53Ontgrendelen 30, 33Ontgrendelen achterklep 33Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte ontgrendelen 31, 33Ontgrendelen portieren ~ Portieren ontgrendelen 35Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur ontgrendelen 34Ontluchten brandstofsysteem ~ Brandstofsysteem ontluchten 177Ontwasemen 53Ontwasemen achter 53