
102
Rijden
N.Neutraalstand
D. Drive (rijden, automatisch schakelen)
1...6. Ingeschakelde versnelling bij handmatig
schakelen
-. Schakelcommando in de handbediende
stand niet opgevolgd
De auto starten
► Zet, met het rempedaal ingetrapt, de selectiehendel in stand P of N.► Start de motor.Als niet aan deze voorwaarden is voldaan, klinkt
een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven.
► Trap met een draaiende motor het rempedaal in.► Zet de parkeerrem vrij als deze niet in de automatische stand staat.► Selecteer stand R, D of M.► Laat het rempedaal geleidelijk los.De auto begint onmiddellijk te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs
al in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij een draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en selecteer de
stand P indien er onderhoudswerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd bij een draaiende
motor.
Automatische werking
► Selecteer de stand D om automatisch te
laten schakelen tussen de zes versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand; u hoeft zelf niet te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, dient u het
gaspedaal volledig in te trappen (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als
u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R
als de auto niet volledig stilstaat.
Handmatig schakelen
U kunt het brandstofverbruik beperken wanneer u langere tijd met draaiende
motor stilstaat (bijvoorbeeld in de file) door de
selectiehendel in stand N te zetten en de
parkeerrem aan te trekken.
► Wanneer u de hendel in stand M zet,
kunt u sequentieel schakelen tussen de zes
versnellingen.
► Duw de hendel naar achteren of naar voren om op of terug te schakelen.
De versnellingsbak schakelt alleen als dat
mogelijk is op basis van de rijsnelheid en het
motortoerental; anders gelden de regels voor
automatische werking tijdelijk.
D verdwijnt en op het instrumentenpaneel
worden de achtereenvolgend
ingeschakelde versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van stand D naar stand M
worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch stand M1.
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de
selectiehendel bevindt zich tussen twee standen
in).
De auto uit zetten
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N zetten om de
transmissie in de neutraalstand te zetten.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in de
automatische stand staat).
Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer 45
seconden een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het display.
► Zet de selectiehendel weer in stand P; het
geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Storing
Wanneer het contact is ingeschakeld en
er zich een storing voordoet, gaat dit
waarschuwingslampje branden en wordt er een
melding weergegeven.
De transmissie werkt dan met een
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. Tijdens het schakelen van P
naar R en van N naar R is het mogelijk dat u
een behoorlijke schok voelt (deze heeft geen
gevolgen voor de transmissie).

103
Rijden
6Dit symbool verschijnt als een versnelling
niet goed is ingeschakeld (de
selectiehendel bevindt zich tussen twee standen
in).
De auto uit zetten
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N zetten om de
transmissie in de neutraalstand te zetten.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in de
automatische stand staat).
Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer 45
seconden een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het display.
► Zet de selectiehendel weer in stand P; het
geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Storing
Wanneer het contact is ingeschakeld en
er zich een storing voordoet, gaat dit
waarschuwingslampje branden en wordt er een
melding weergegeven.
De transmissie werkt dan met een
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. Tijdens het schakelen van P
naar R en van N naar R is het mogelijk dat u
een behoorlijke schok voelt (deze heeft geen
gevolgen voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken:– Wanneer het gaspedaal en de rempedalen tegelijkertijd worden ingetrapt.– Wanneer er een probleem met de accu is waardoor de selectiehendel vanuit stand P
naar een andere stand wordt geforceerd.
Automatische transmissie (EAT8)
Automatische transmissie met acht versnellingen
en een impulsselectiehendel. De transmissie
biedt ook de mogelijkheid handmatig te
schakelen met de schakelflippers achter het
stuurwiel.
Standen van de
selectiehendel
P. Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling N.
Neutraalstand
Om de auto te verplaatsen met afgezet
contact, of om de vrijloop te gebruiken.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Rijden in de automatische stand
De transmissie schakelt zelf de juiste
versnelling in, op basis van uw rijstijl, het
wegprofiel en de belading van de auto.
M. Rijden in de handmatige stand
De bestuurder kan schakelen met de
schakelflippers.
Impulsselectiehendel
A.Toets P
Om de parkeerstand in te schakelen.

11 7
Rijden
6Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar
2. Opslaan van de snelheid
Informatie op het instrumentenpaneel
3.Weergave van de snelheidslimiet
4. Voorstel om de snelheid op te slaan
5. Actuele ingestelde snelheid
Opslaan van de snelheid
► Schakel de snelheidsbegrenzer/snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Bij de detectie van een verkeersbord met
een andere snelheidslimiet geeft het systeem
de waarde aan en knippert " MEM" enkele
seconden; u kunt deze snelheid dan als nieuwe
snelheid opslaan.
Bij een verschil van minder dan 9 km/u tussen de ingestelde snelheid en de door
de snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem weergegeven
snelheid wordt het symbool " MEM" niet
weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.
► Druk één keer op toets 2 om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Er wordt een melding weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
► Druk toets 2nogmaals in om te bevestigen
en deze snelheid als nieuwe snelheid op te
slaan.
Het display keert terug naar de vorige weergave.
uitgebreide
verkeersbordherkenning
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit aanvullende systeem herkent deze
verkeersborden en geeft ze op het
instrumentenpaneel weer als de betreffende
weergavemodus is geselecteerd.
Eenrichtingsverkeer: als u een eenrichtingsweg
vanaf de verkeerde kant inrijdt, wordt er een
waarschuwingsmelding, inclusief een symbool
van het verkeersbord, op het instrumentenpaneel
weergegeven (verzoek om de rijrichting te
controleren) weergegeven.
Overige verkeersborden: wanneer u een van
deze borden nadert, wordt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De verkeersborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door
het systeem weergegeven borden.
De borden moeten voldoen aan de regels
van het Verdrag van Wenen betreffende
verkeersborden.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het menu
Rijverlichting /Auto op het touchscreen.
Snelheidsbegrenzer
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door
de bestuurder ingestelde snelheid
overschrijdt.

247
Trefwoordenregister
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 151–152Buitenspiegels 47, 54, 132
C
Carrosserie 175Carrosserie-onderhoud 175
Centrale vergrendeling 34CHECK 24Claxon 71Configuratie van de auto 27Connectiviteit 231Contact 97, 239Contact aangezet 97Controlelampjes 12–13Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau, controle 20Controlepaneel 154, 156Controles 167, 169–171
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) - Digitale radio 209, 235Dagteller 24Dashboardkastje 55Datum (instellen) 216, 241Datum instellen 216, 241Detectie obstakels 138
Detectie te lage bandenspanning ~ Bandenspanning, detectie 111, 181De tractiebatterij laden 153, 156–159Dieselmotor 151, 167, 177, 201Digitaal instrumentenpaneel 10–11Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting) 209, 235Dimlicht 185–186Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer) 24Display instrumentenpaneel 9Dodehoekbewaking 132Draadloze lader 57Drive Assist Plus 121Dynamische noodrem 99–100
E
Eco-mode ~ Eco-modus 165Eco-rijden (adviezen) 7ECO-stand 108Electronic Stability Program (ESC) 74Elektrisch bediende handrem ~ Handrem, elektrisch bediend 98–100, 170Elektrische ruitbediening 40Elektrisch verstelbare stoelen 45Elektromotor 5, 28, 96, 153, 202Elektronische remdrukregelaar (REF) 73Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force
Distribution (EBD) 73–74
Elektronische sleutel 33–34Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische 94Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) 73–75Energiestromen 28ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma) 73
F
Flacon AdBlue® 172Follow me home-verlichting 32, 64Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-verlichting 32, 64Frequentie (radio) 235Full Park Assist 145
G
Gekoppeld navigatiesysteem 228–231Geluidssignaal voor voetgangers 71, 92Geprogrammeerd laden 28, 154, 157Gereedschap 177–179Gereedschapskist 59Gesproken commando's ~ Spraakcommando's 222–225Gevarendriehoek 177Gewichten 198–199, 201GPS 228Grootlicht 185–186

249
Trefwoordenregister
Lane Departure Warning System 129, 132Lane Keeping System 121, 125–127, 129LCD-instrumentenpaneel 9Leder (onderhoud) 175LED-verlichting 62, 185Leeslampjes 58Lekke band 179, 181Lendensteun 45–46Lendensteun, verstelling 45
Lichtschakelaar 61, 63Lokaliseren van de auto 31Luchtfilter 170Luchtfilter (vervangen) 170Luchtrecirculatie 53Luidsprekers 56
M
Make-upspiegel 55Massagefunctie 45–46Matrix-instrumentenpaneel 9Matten 57, 114Mat verwijderen 57Meldingen 240Menu 212Menu's (audio) 206–207, 221–222Menustructuren display 212Milieu 7, 37, 92Mistachterlicht 61, 187Mistlampen vóór 61, 66
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren 163Motor 171Motoren 198–199, 201Motorkap 166Motorkapsteun 166Motorolie 168Motorolieniveaumeter 20
N
Navigatiesysteem 226–228Neerklappen stoelen achter 48–49Netaansluiting (standaardstekker) 154Niveau AdBlue® 169Niveau brandstofadditief diesel ~ Brandstofaddititiefniveau 170Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 21, 169Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 168Niveau ruitensproeiervloeistof ~ Ruitensproeiervloeistofniveau 67, 169Niveaus controleren 167–169Niveaus en controles 167–169Noodbediening achterklep 38Noodbediening portieren 35–36Noodoproep ~ Urgence-oproep 71–72Noodprocedure afzetten van de motor 97Noodprocedure starten 97, 192
Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS) 74, 136Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist System (BAS) 74
O
Oliefilter 170
Oliefilter (vervangen) 170Olieniveau 20, 168Oliepeilstok 20, 168Olieverbruik 168Onder de motorkap ~ Motorruimte 167Onderhoud (adviezen) 153, 174Onderhoudsadviezen 153, 174Onderhoudscontroles 19, 169, 171Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator 19, 24Ontdooien 53Ontgrendelen 30, 33Ontgrendelen achterklep 33Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte ontgrendelen 31, 33Ontgrendelen portieren ~ Portieren ontgrendelen 35Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur ontgrendelen 34Ontluchten brandstofsysteem ~ Brandstofsysteem ontluchten 177Ontwasemen 53Ontwasemen achter 53