Rijden en bediening159Draai de sleutel even in de stand 2 en
laat deze na het starten van de motor
los.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 160.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 160.
Auto's met Aan/Uit-knop● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Toets Start/Stop indrukken.
● Laat de toets los nadat de motor gestart is. Een dieselmotor startnadat het controlelampje z
voor voorverwarming is gedoofd.
● Voordat u de motor weer start of uitschakelt terwijl de auto stil‐
staat, drukt u nog een keer kort
op Start/Stop .
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: tijdens een Autostop kunt u
de motor starten door het koppe‐ lingspedaal in te trappen 3 160.
● Automatische versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de
motor starten door het rempedaal
los te laten 3 160.Uitschakelen in noodsituatie
tijdens het rijden
Als u de motor in een noodsituatie tijdens het rijden moet uitschakelen,
kunt u 5 seconden op Start/Stop druk‐
ken.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
160Rijden en bedieningDe auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot -25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn
vereist. Bij temperaturen onder
-30 °C moet de automatische versnel‐
lingsbak gedurende ca. 5 minuten
worden verwarmd. De keuzehendel
moet in stand P staan.
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motortemperatuur koud
is. Deze beperking is er om het
smeersysteem de motor volledig te
laten beschermen.Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gaspedaal loslaat.
Afhankelijk van de omstandigheden
wordt de uitrol-brandstofafsluiter
mogelijk uitgeschakeld.
Stop/Start-systeem Het stop-startsysteem helpt brandstofte besparen en uitlaatemissies te
beperken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de
motor uit van zodra de auto langzaam rijdt of stilstaat, bijv. bij een verkeers‐
licht of in een file.
Inschakelen
Het stop-startsysteem is beschikbaar van zodra de motor is gestart, de auto
is vertrokken en er aan de hieronder
opgegeven omstandigheden voldaan
is.Zonder aanraakscherm
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de toets
D niet brandt. Om het systeem in te
schakelen wanneer het systeem
uitgeschakeld is, op D drukken. Het
Stop/Start-systeem werkt tijdelijk niet en de toets D wordt ingedrukt, de led
in de toets knippert.Met aanraakscherm
Het systeem kan worden ingescha‐
keld in de Persoonlijke instellingen
3 127. Als het Stop/Start-systeem
tijdelijk niet werkt, knippert de contro‐ lelamp D gedurende enkele secon‐
den.
Rijden en bediening161UitschakelenZonder aanraakscherm
Druk op D om het Stop/Start-systeem
uit te schakelen. De uitschakeling
wordt aangeduid wanneer het led-
lampje in de knop oplicht.
Met aanraakscherm
Het Stop/Start-systeem kan worden
uitgeschakeld in de Persoonlijke
instellingen 3 127.
Als het systeem wordt uitgeschakeld
tijdens een Autostop, start de motor onmiddellijk opnieuw.
AutostopAuto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Een Autostop kan worden geacti‐
veerd wanneer de auto stilstaat of met een lagere snelheid dan
20 km/u rijdt.
U activeert een Autostop als volgt: ● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.Auto’s met automatische versnel‐
lingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal of de keuzehendel op N,
wordt Autostop automatisch geacti‐
veerd.
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak van het type B, kan
een Autostop ook worden geacti‐
veerd bij snelheden onder 20 km/u.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.Melding
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje ñ.
Tijdens een Autostop blijven de
verwarming en remmen normaal
werken.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan.
● Het stop-startsysteem is niet manueel uitgeschakeld.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De schuifdeuren zijn gesloten ● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
162Rijden en bediening● De omgevingstemperatuur ligttussen 0 °C en 35 °C.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na hetrijden met hoge motorbelasting.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.
● De zelfreinigende functie van het
uitlaatfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Let op
Na vervanging of hernieuwde
aansluiting van de accu kan Auto‐
stop meerdere uren lang niet moge‐
lijk zijn.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop
verhinderen.
Klimaatregeling 3 144.Onmiddellijk na ritten op hogere snel‐
heden is mogelijk geen Autostop
mogelijk.
Nieuwe auto inrijden 3 156.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden meer‐
dere elektrische functies, zoals de
extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming, uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodus
gezet. De ventilatorsnelheid van het
aircosysteem wordt verminderd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in zonder
het rempedaal in te trappen om de
motor opnieuw te starten.Auto’s met automatische
versnellingsbak
Type A: De motor wordt opnieuw
gestart als
● de keuzehendel in de stand D
staat met M wel of niet ingescha‐
keld en het rempedaal is losge‐
laten
● de keuzehendel in de stand N
staat, het rempedaal is losgela‐
ten en de keuzehendel in de
stand D wordt gezet met M wel of
niet geactiveerd
● de keuzehendel in de stand P
staat, het rempedaal is ingetrapt
en de keuzehendel in de stand R,
N of D wordt gezet met M wel of
niet geactiveerd
● de achteruitversnelling wordt ingeschakeld
Rijden en bediening163Type B: De motor wordt opnieuw
gestart als
● de keuzehendel in de stand A of
M staat en het rempedaal is
losgelaten
● de keuzehendel in de stand N
staat, het rempedaal is ingetrapt
en de keuzehendel in de stand
A of M wordt gezet
● de achteruitversnelling wordt ingeschakeld
Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens
een Autostop, dan zal de motor auto‐
matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● afhankelijk van de motor een rijsnelheid van meer dan 3 km/u
of 25 km/u (handgeschakelde
versnellingsbak)● een rijsnelheid van meer dan 3 km/u (automatische versnel‐
lingsbak)
● Stop/Start-systeem manueel uitgeschakeld
● bestuurdersportier geopend
● schuifdeur geopend.
● veiligheidsgordel bestuurder losgeklikt
● motortemperatuur te laag
● oplaadniveau van accu lager dan
het vastgelegde niveau
● remvacuüm onvoldoende
● auto rijdt minstens stapvoets
● aircosysteem vereist starten van de motor
● airco handmatig ingeschakeld
Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler, op de elek‐ trische aansluiting is aangesloten,merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan.
● Als de auto vlak of op een oplo‐
pende helling staat, dan de
eerste versnelling inschakelen
of de keuzehendel in stand P
zetten (automatische versnel‐ lingsbak type A)/ N (automati‐
sche versnellingsbak type B). Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Als op een aflopende helling
staat, dan de achteruitversnel‐
ling inschakelen of de keuze‐
hendel in stand P zetten (auto‐
matische versnellingsbak type
A)/ N (automatische versnel‐
lingsbak type B). Bovendien de
Rijden en bediening173Handgeschakelde
versnellingsbak
Trap om de achteruitversnelling in te
schakelen bij een 5-traps versnel‐ lingsbak op het koppelingspedaal en
haal de schakelhendel naar rechts en naar achteren.
Trap om de achteruitversnelling in teschakelen bij een 6-traps versnel‐
lingsbak op het koppelingspedaal,
haal de ring onder de schakelhendel
omhoog en haal de hendel helemaal
naar links en naar voren.
Als de versnelling niet wordt inge‐
schakeld, zet dan de keuzehendel in
de neutrale stand, laat de koppeling
opkomen en trap opnieuw op het
koppelingspedaal. Schakel vervol‐
gens opnieuw.
De koppeling niet onnodig laten slip‐
pen.
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.
Wanneer het systeem gedurende een bepaalde tijd koppelingsslip waar‐
neemt, wordt het motorvermogen
verlaagd. U ziet een waarschuwing
op het Driver Information Center. Laat
de koppeling los.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Aanduiding versnelling 3 114.
Stop-startsysteem 3 160.
224Verzorging van de autoRemmen
Wanneer de remvoering een mini‐
male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens DANGER en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan DANGER is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 271.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 141.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een uitstroomkanaal open is, moet dit
Verzorging van de auto225met een afdekkap worden afgeslotenen moet de ventilatie bij de minpool
worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Laat de accu van de auto vervangen
door een werkplaats.
Stop-startsysteem 3 160.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 259.
Ontlaadbeveiliging
Accuspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Wanneer de auto rijdt, deactiveert de
stroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Stekkerdoos
De elektrische aansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.