12Kort en bondig1Zijdelingse luchtroosters .....234
2 Lichtschakelaar ..................112
Richtingaanwijzers ..............115
Mistlampen /
mistachterlichten ................116
Lichtsignaal ......................... 114
Groot licht ............................ 113
Grootlichtassistentie ........... 113
Omgevingsverlichting ......... 119
3 Claxon .................................. 87
Bestuurdersairbag ................65
4 Instrumenten ........................ 93
Driver Information Centre .... 106
5 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 88
Knoppen voor Driver
Information Center ..............106
6 Ventilatieopeningen ...........234
7 Info-Display ........................ 107
8 USB-aansluiting, AUX-
aansluiting, SD-cardsleuf ......909Opbergruimte ........................ 75
10 Bekerhouder ......................... 76
11 Lade ...................................... 75
12 Handschoenenkastje ...........76
13 Parkeerhulp ......................... 269
Lane Departure Warning ....275
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 261
Alarmknipperlichten ...........115
Centrale vergrendeling .........24
Stop/Start-systeem .............241
Dodehoeksysteem ..............271
Modus ECO ........................ 238
14 Inductief opladen ..................92
15 Verwarming en ventilatie ....220
16 Elektrische aansluiting ..........90
17 Cruisecontrol ...................... 263
Snelheidsbegrenzer ............265
18 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................254
Geautomatiseerde
versnellingsbak ..................25519Contactslot .......................... 239
20 Bedieningselementen van
infotainment
21 Stuurwiel instellen ................87
22 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 285
23 Zekeringenkast ..................302
24 Koplampreikwijdte
instellen .............................. 114
25 PTO (krachtafnemer) ..........281
Stationairregeling ................241
Beladingsmodus kg ............257
86Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................87
Stuurwielverstelling ...................87
Stuurbedieningsknoppen ...........87
Claxon ....................................... 87
Knoppen op stuurkolom ............87
Wis- en wasinstallatie voorruit ...88
Buitentemperatuur .....................89
Klok ........................................... 90
Elektrische aansluitingen ...........90
Inductief opladen .......................92
Aansteker .................................. 93
Asbakken ................................... 93
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................93
Instrumentengroep ....................93
Snelheidsmeter ......................... 93
Kilometerteller ........................... 94
Dagteller .................................... 94
Toerenteller ............................... 94
Brandstofmeter .......................... 95
AdBlue-meter ............................ 95
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 95
Service-display .......................... 96Versnellingsbakdisplay ..............96
Controlelampen ......................... 97
Richtingaanwijzers ....................99
Gordelverklikker ......................100
Airbag en gordelspanners .......100
Airbag-deactivering .................100
Laadsysteem ........................... 101
Storingsindicatielamp ..............101
Service-indicatie ......................101
Schakel motor uit .....................102
Remsysteem ........................... 102
Handrem .................................. 102
Antiblokkeersysteem (ABS) .....102
Schakelen ................................ 102
Variabele stuurbekrachtiging ...102
Lane Departure Warning .........103
Elektronische stabiliteitsregeling ..................103
Koelvloeistoftemperatuur .........103
Voorverwarming ......................103
AdBlue ..................................... 103
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 104
Motoroliedruk ........................... 104
Te laag brandstofpeil ...............104
Stop-startsysteem ...................105
Rijverlichting ............................ 105
Dimlicht .................................... 105
Grootlicht ................................. 105
Grootlichtassistentie ................105Mistlampen voor ......................105
Mistachterlicht ......................... 105
Cruise control .......................... 105
Actief noodstopsysteem ..........105
Snelheidswaarschuwing ..........106
Snelheidsbegrenzer ................106
Tachograaf .............................. 106
Portier open ............................. 106
Displays ..................................... 106
Driver Information Center ........106
Info-Display ............................. 107
Boordinformatie ......................... 108
Geluidssignalen .......................108
Tripcomputer .............................. 109
Tachograaf ................................. 111
Instrumenten en bedieningsorganen99Controlelampjes in de
dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzers 3 99XGordelverklikker 3 100vAirbags en gordelspanners
3 100WAirbag deactiveren 3 100pLaadsysteem 3 101ZStoringsindicatielampje
3 101jLaat auto spoedig nakijken
3 101CSchakel motor uit 3 102RRemsysteem 3 102jHandrem 3 102uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 102b
aSchakelen 3 102§Variabele stuurbekrachtiging
3 102QLane Departure Warning
3 103RElektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 103WKoelvloeistoftemperatuur
3 103!Voorverwarmen 3 103úAdBlue 3 103wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 104IMotoroliedruk 3 104YTe laag brandstofpeil 3 104DAutostop (Stop/Start-
systeem) 3 105\Autostop geblokkeerd (Stop/
Start-systeem) 3 105FBuitenverlichting 3 1059Dimlicht 3 105CGroot licht 3 105fGrootlichtassistentie 3 105>Mistlampen voor 3 105øMistachterlicht 3 105mCruisecontrol 3 105lActief noodstopsysteem
3 105$Snelheidswaarschuwing
3 106UCruise control 3 105, snel‐
heidsbegrenzer 3 106&Tachograaf 3 106yDeur open 3 106
Richtingaanwijzers
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Instrumenten en bedieningsorganen103Lane Departure Warning
Q brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt permanent wanneer het systeem uitgeschakeld is.
Wanneer het systeem onbedoeld
wisselen van rijstrook herkent, klinkt
er een geluidssignaal in combinatie
met Q.
Q brandt wit op het Driver Information
Center wanneer het contact wordt
ingeschakeld en het systeem bedrijfs‐
gereed is.
Lane Departure Warning 3 275.
Elektronische
stabiliteitsregeling
b knippert of brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het
motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd 3 262.
Brandt onderweg
Het systeem is niet beschikbaar.
Kan samen met controlelampje j
oplichten 3 101. Een bijbehorend
bericht verschijnt ook op het Driver
Information Center 3 106.
ESC 3 262.
Traction Control-systeem 3 261.
Koelvloeistoftemperatuur
W brandt blauw of rood.
Licht even blauw op bij inschakelen
van het contact of wanneer de motor‐
temperatuur te laag is.
Brandt bij een draaiende motor
Als W rood brandt (mogelijk in combi‐
natie met controlelamp C), moet u
stoppen en de motor 2 minuten stati‐onair laten draaien. W moet doven,
zet de motor af als dat niet het geval
is.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 287.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
AdBlue
ú brandt geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Tank zo
spoedig mogelijk AdBlue bij, opdat de motor blijft starten.
Instrumenten en bedieningsorganen109●Tijdens het sluiten van de elektri‐
sche schuifdeur 3 31.
● Als de schuifdeur open is en de handrem losgezet is 3 31.
● Tijdens het in- en uitschakelen van de alarmbewaking van de
kanteling van de auto 3 38.
● Als het AdBlue-peil tot onder een
bepaald niveau daalt of als er een
storing is 3 248.
● Als het Lane Departure Warning-
systeem onbedoeld wisselen van
rijstrook detecteert en wanneer
het systeem geactiveerd is
3 275.
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
● Bij ingeschakelde rijverlichting 3 112.
● Er is een storing in de elektrische
portiervergrendeling 3 30.● Als de auto een geautomati‐
seerde versnellingsbak heeft
3 255, de handrem niet aange‐
trokken is, de neutrale stand niet
geselecteerd is of het rempedaal niet ingetrapt is. Ook kan een
betreffend bericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 106.
● Als de buitenkruk van de zijschuifdeur bij het ontgrendelen
van de auto open staat 3 31.
● Als de handrem niet is aange‐ trokken wanneer de schakelaar
elektrische schuifdeur wordt
ingedrukt 3 31.
● Als de elektrische schuifdeur aan
de binnenkant met actief kinder‐
slot wordt vergrendeld 3 31.
● Als de motor in een Autostop maar niet uitgeschakeld is. Stop-
startsysteem 3 241.Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatieover rijgegevens die voortdurend
geregistreerd en elektronisch
verwerkt worden.
Afhankelijk van de auto kunnen de
volgende functies worden geselec‐
teerd door steeds op een van de
knoppen aan het einde van de ruiten‐
wisserhendel te drukken 3 106:
● kilometerteller 3 94
● dagteller 3 94
● gemiddeld brandstofverbruik
● actueel brandstofverbruik
● actieradius brandstof
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● digitale snelheid
● motorkoelvloeistoftemperatuur 3 95
● klok 3 90
● afstand vóór onderhoudsbeurt 3 96
● bandenspanning terugzetten 3 308
Rijden en bediening237Rijden en bedieningRijtips......................................... 238
Economisch rijden ...................238
Controle over de auto ..............238
Sturen ...................................... 238
Starten en bediening .................239
Nieuwe auto inrijden ................239
Contactslotstanden ..................239
Motor starten ........................... 240
Regeling stationair toerental ....241
Uitrol-brandstofafsluiter ...........241
Stop/Start-systeem ..................241
Parkeren .................................. 244
Luchtvering .............................. 244
Uitlaatgassen ............................. 247
Roetfilter .................................. 247
Katalysator .............................. 247
AdBlue ..................................... 248
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 254
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 255
Versnellingsbakdisplay ............255
Motor starten ........................... 255
Keuzehendel ........................... 255
Handgeschakelde modus ........257Elektronische rijprogramma's ..257
Storing ..................................... 258
Stroomonderbreking ................258
Remmen .................................... 258
Antiblokkeersysteem ...............258
Handrem .................................. 259
Remassistentie ........................260
Hellingrem ............................... 260
Rijregelsystemen .......................261
Traction Control .......................261
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 262
Achteras met gedeeltelijke
blokkering ............................... 263
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 263
Cruise control .......................... 263
Snelheidsbegrenzer ................265
Actieve noodrem .....................267
Parkeerhulp ............................. 269
Blindehoeksysteem .................271
Achteruitkijkcamera .................273
Lane Departure Warning .........275
Brandstof ................................... 277
Brandstof voor dieselmotoren . 277
Tanken .................................... 278
Trekhaak .................................... 279
Algemene informatie ...............279
Rijgedrag en aanhangertips ....279Aanhanger trekken ..................280
Aanhangerstabilisatie ..............281
Extra functies ............................. 281
PTO (krachtafnemer) ...............281
Rijden en bediening275Displaybeeld baanrijstrook (1)
Afhankelijk van de versie verschijnt
de door de auto gevolgde rijstrook (1)
in blauw op het Info-Display. Hier ziet u het pad van de auto aan de hand
van de stuurhoek.
Displaybeeld vaste rijstrook (2)
Het display van de vaste rijstrook (2) toont het traject van de auto als dewielen rechtuit blijven staan.
Richtlijnen (3, 4, 5) worden samen
met het display van de vaste
rijstrook (2) gebruikt en geven de
afstand achter de auto aan.De richtlijnintervallen zijn als volgt:3 (Rood):30 cm4 (Geel):70 cm5 (Groen):150 cmInstellingen
Instellingen, bijv. helderheid, kunnen
worden ingesteld via het Infotain‐
mentsysteem. Raadpleeg voor meer
informatie de Handleiding Infotain‐
ment.
Deactivering
Als de achteruitversnelling niet wordt
ingeschakeld, wordt de camera na
enige tijd weer ingeschakeld.
Storing
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● in een donkere omgeving
● als de zon of koplampen van andere auto's direct in de lensvan de camera schijnen
● als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze af met water en wrijf na met een zachte doek
● de achterdeuren niet goed geslo‐
ten zijn
● de auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad
● bij extreme temperatuurwisselin‐ gen
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-
systeem gebruikt een vooruitzichtca‐
mera om de wegbelijning waartussen de auto rijdt waar te nemen. Het
systeem detecteert veranderingen
van rijstrook en waarschuwt u met
visuele en akoestische signalen
wanneer u onbedoeld van rijstrook
verandert.
De criteria voor een onbedoelde verandering van rijstrook zijn:
● geen bediening van de richting‐ aanwijzers
● geen actieve stuurbeweging
Wanneer de bestuurder deze hande‐
lingen verricht, waarschuwt het
systeem niet.
276Rijden en bedieningActivering
U activeert het Lane Departure
Warning System door op Q in de
middenconsole te drukken. Er
verschijnt een bijbehorend bericht op
het Driver Information Center om aan
te geven dat het systeem is ingescha‐ keld.
Wanneer Q 3 103 op het Driver Infor‐
mation Center brandt, is het systeem
bedrijfsgereed 3 106.
Q dooft wanneer het systeem niet
gereed is om de bestuurder te waar‐
schuwen.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den van meer dan 60 km/u en als wegbelijning aanwezig is en wordt
gedetecteerd.
Als bij het wisselen van rijstrook de
richtingaanwijzers niet worden
bediend, d.w.z. als het systeem een
onbedoeld wisselen van rijstrook
detecteert, knippert controlelamp Q
en klinkt er een geluidssignaal als waarschuwing voor de bestuurder.
Deactivering U deactiveert het systeem door op
Q te drukken. Er verschijnt een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐
tion Center om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Bij snelheden lager dan 60 km/u
werkt het systeem niet.
Bedieningstips
Het Lane Departure Warning-
systeem werkt mogelijkerwijs niet goed wanneer:
● De voorruit niet schoon is.● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, zoals harde
regen, sneeuw, direct zonlicht of
schaduwen.
● De auto zeer snel van rijstrook wisselt.
● De auto zeer krachtig accele‐ reert.