Sleutels, portieren en ruiten41Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld
tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kunnen de detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de spie‐
gelbehuizing kleiner worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en/of berich‐
ten van deze systemen.
Voorzichtig
Als de auto is uitgerust met een
head-updisplay, is het van groot belang dat de voorruit precies
conform de Opel specificaties
wordt vervangen. Anders werkt
het systeem mogelijk niet goed en is het beeld mogelijk onscherp.
Elektrisch bediende ruiten
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Stoelen, veiligheidssystemen53Zijkussen
Stel de breedte van de rugleuning
naar wens af.
Druk op e om de breedte van de
rugleuning te verminderen.
Druk op d om de breedte van de
rugleuning te vergroten.
Geheugenfunctie voor elektrische
stoelverstelling en buitenspiegels
U kunt twee verschillende bestuur‐
dersstoel- en buitenspiegelinstellin‐
gen opslaan.
Opgeslagen instellingen 3 25.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Geheugenpositie opslaan
● Zet de bestuurdersstoel en daarna de buitenspiegels in de
gewenste stand.
● Houd MEM en 1 of 2 tegelijkertijd
ingedrukt tot er een signaal klinkt.
Geheugenstanden opvragen
Houd toets 1 of 2 ingedrukt tot de
opgeslagen stoel- en buitenspiegel‐ standen zijn bereikt. Als de toets
tijdens het bewegen van de stoel
wordt losgelaten, wordt het opvragen
geannuleerd.
Geheugenstanden automatisch
opvragen
Geheugenstanden worden toegewe‐
zen aan de bestuurder (1 of 2) die de
desbetreffende sleutel gebruikt en
worden bij het inschakelen van het
contact automatisch opgeroepen.
Daarbij geeft een bericht op het Driver
Information Center met behulp van de gebruikte sleutel het bestuurders‐
nummer aan. Als het contact meer
dan die keer achter elkaar wordt inge‐
schakeld met dezelfde sleutel,
verschijnt het bericht niet meer totdat
er een andere sleutel wordt gebruikt.
U beëindigt het opvragen van de
standen met een van de knoppen
voor het geheugen, de elektrisch
verstelbare spiegels of stoelen.
Voorwaarde is wel dat Aanpassing
door bestuurder en Automatisch
oproepen geheugen zijn geactiveerd
in de persoonlijke instellingen op het Info-Display.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
54Stoelen, veiligheidssystemenSelecteer de desbetreffende instel‐
ling in het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Uitstaphulp
Voor comfortabel uitstappen beweegt
de elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel bij een stilstaande auto
naar achteren.
Schakel de uitstaphulp als volgt in:
● zet de schakelhendel in stand P
(automatische versnellingsbak)
● schakel de parkeerrem in (hand‐ geschakelde versnellingsbak)
● schakel het contact uit
● verwijder de sleutel uit het contact
● open het bestuurdersportier
Als het portier al openstaat, schakel
dan het contact uit om de uitstaphulp
te activeren.
U beëindigt de inname van de stand
door een van de knoppen voor het
geheugen of de elektrisch verstelbare
stoelen in te drukken.Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het
opvragen stoppen. Nadat u de belem‐
mering hebt verwijderd, houdt u de
geheugenstandtoets twee seconden
ingedrukt. Probeer de geheugen‐
stand weer op te vragen. Raadpleeg
een werkplaats als het opvragen niet
werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch overbelast, dan wordt de stroomvoor‐ ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de geheu‐
genfunctie van elke positieknop
uitgeschakeld.
Armsteun
Druk op de toets en klap de armsteun
omhoog. Onder de armsteun zitten
een opbergvak en een inductieve
oplader.
Inductief opladen 3 97.
Stoelen, veiligheidssystemen55Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming wordt automa‐
tisch na 30 minuten automatisch van
het hoogste op het medium niveau
teruggezet.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 163.
Automatische stoelverwarming
Afhankelijk van de apparatuur, kunt u de automatische stoelverwarming in
het menu met persoonlijke instellin‐ gen in het Info-Display inschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Als deze optie is ingeschakeld,
worden de stoelen automatisch
verwarmd wanneer de motor wordt
gestart. De activering is gebaseerd op verschillende parameters, zoals
de temperatuur in het interieur, de
intensiteit en stand van de zon, en de temperatuurinstelling van de elektro‐nische klimaatregeling voor de
bestuurders- en passagierszijde.
Naarmate het interieur opwarmt,
wordt het verwarmingsniveau auto‐
matisch verlaagd tot de verwarming
uiteindelijk wordt uitgeschakeld. Het
verwarmingsniveau tijdens de auto‐
matische werking wordt door de
controlelampjes voor de stoelverwar‐ ming aangegeven.Als de passagiersstoel niet bezet is,
schakelt de automatische stoelver‐
warming de verwarming voor die stoel
niet in.
U kunt de stoelverwarmingstoetsen
op ieder willekeurig moment indruk‐
ken om de automatische stoelverwar‐ ming voor de desbetreffende stoel uit
te schakelen en de stoelverwarming
handmatig te bedienen.
Ventilatie
90Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................91
Stuurwielverstelling ...................91
Stuurbedieningsknoppen ...........91
Verwarmd stuurwiel ...................91
Claxon ....................................... 92
Wis- en wasinstallatie voorruit ...92
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 94
Buitentemperatuur .....................95
Klok ........................................... 95
Elektrische aansluitingen ...........96
Inductief opladen .......................97
Asbakken ................................... 98
Waarschuwingslampen, meters en controlelampen .......................99
Instrumentengroep ....................99
Snelheidsmeter .......................103
Kilometerteller ......................... 104
Dagteller .................................. 104
Toerenteller ............................. 105
Brandstofmeter ........................105
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 105
Service-display ........................ 106Controlelampen .......................107
Richtingaanwijzers ..................107
Gordelverklikker ......................107
Airbag en gordelspanners .......108
Airbag-deactivering .................108
Laadsysteem ........................... 108
Storingsindicatielamp ..............109
Rem- en koppelingssysteem ...109
Elektrische handrem ................109
Elektrische handrem defect .....109
Antiblokkeersysteem (ABS) .....110
Schakelen ................................ 110
Afstand tot voorligger ..............110
Lane keep assist .....................110
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............110
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..110
Traction Control-systeem UIT . 111
Koelvloeistoftemperatuur .........111
Voorverwarming ......................111
AdBlue ..................................... 111
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 111
Motoroliedruk ........................... 111
Te laag brandstofpeil ...............112
Startbeveiliging ........................112
Rijverlichting ............................ 112
Groot licht ................................ 112
Grootlichtassistentie ................112Led-koplampen ........................112
Mistlampen voor ......................113
Mistachterlicht ......................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........113
Voetgangersdetectie ...............113
Snelheidsbegrenzer ................113
Verkeersbordherkenning .........114
Portier open ............................. 114
Displays ..................................... 114
Driver Information Center ........114
Info-Display ............................. 120
Head-updisplay .......................122
Boordinformatie ......................... 126
Geluidssignalen .......................126
Persoonlijke instellingen ............127
Telematicaservice ......................132
Noodoproep ............................. 132
Instrumenten en bedieningsorganen93Voorruitwisser met regensensorHI:snelLO:langzaamAUTO:Automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐
slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan.
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand AUTO.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐ ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
94Instrumenten en bedieningsorganenVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 244.
Wis- en wasinstallatie
achterruit
AchterruitwisserOFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt een paar slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 244.
Instrumenten en bedieningsorganen95Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd verschijnen op het Info-
Display 3 120.
Multimedia Navi
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.