Rijden en bediening225
Wanneer de functie is geactiveerd ende pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en
Niet inhalen-borden weergegeven als
waarschuwingen op het Driver Infor‐
mation Center.Druk wanneer op het Baselevel-
display de pagina met de verkeers‐
bordherkenning wordt getoond, op
Å op het stuurwiel.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT .
Druk wanneer op het Uplevel-display
de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op Å op het
stuurwiel.
Activeer de waarschuwingen door J
in te stellen, deactiveer de waarschu‐ wingen door I in te stellen.
Systeem resetten
De inhoud van de verkeersbordpa‐
gina is in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherkenning te
228Rijden en bedieningLet op
Het systeem kan worden uitgescha‐ keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.
Inschakelen
U activeert Lane Keep Assist door
a in te drukken. De brandende led
in de knop geeft aan dat het systeem is ingeschakeld.
Wanneer controlelampje a op de
instrumentengroep of op het head- updisplay groen oplicht, is het
systeem bedrijfsklaar.
Het systeem werkt bij snelheden tussen 60 km/h en 180 km/h, en als
er rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn.
Het systeem verdraait het stuurwiel
langzaam en het controlelampje a
wordt geel als de auto detecteert dat
u een rijstrookmarkering nadert en u
de richtingaanwijzers aan die kant
niet hebt ingeschakeld.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der door a te laten knipperen en drie
waarschuwingstonen te laten horen
vanaf de kant waar u de rijstrookmar‐ keringen overschrijdt.
Het systeem werkt alleen als er een
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Als het systeem alleen rijstrookmar‐
keringen aan één kant van de weg
waarneemt, is er alleen ondersteu‐
ning voor die kant.
Lane Keep Assist neemt waar
wanneer u de handen van het stuur‐
wiel haalt. In dat geval verschijnt ereen bericht op het Driver Information
Center en klinkt er een geluidssignaal
zolang Lane Keep Assist waarneemt
dat u met de handen van het stuur
rijdt.
Aanduiding op pagina Rijhulp
Als het systeem actief is, maar een of
beide rijstroken niet worden gedetec‐ teerd, verschijnen deze als een hollestippellijn aan de rechterkant van deauto. Zie de afbeelding hierboven.
Als het systeem een strook detec‐
teert, verschijnt deze als een groene
stippellijn aan de rechterkant van de
auto. Zie de afbeelding hierboven.
Deze stippellijn wordt oranje als wordt
Verzorging van de auto263
Bij rechtsgestuurde auto's zit de
zekeringenkast achter een deksel in
het handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje en verwijder het deksel.
Nr.Stroomkring1Elektrisch bediende ruit links2Elektrisch bediende ruit rechts3Carrosserieregelmodule4Aircoventilator5Carrosserieregelmodule6Aanhangervoorzieningen7Elektrisch neerklapbare achter‐
bank8Carrosserieregelmodule9Motorregelmodule10Head-updisplay11NO x-reductie / leidingverwar‐
ming12NO x-reductie / roetsensor13AdBlue-module14Verwarmd stuurwiel15Transmissieregelmodule16Versterker17Alarm18CarrosserieregelmoduleNr.Stroomkring19AdBlue-module20Carrosserieregelmodule21Carrosserieregelmodule22Carrosserieregelmodule23Elektrisch stuurslot24Airbag25Diagnosestekker26Stroomaansluiting bagage‐
ruimte27EBCM-klep28Politievoorziening29–30–31Stuurbedieningsknoppen32Contactslot33Verwarming en ventilatie34Centrale gateway-module35AUX- / USB-stekker36Draadloze oplader37Achterruitenwisser
264Verzorging van de autoNr.Stroomkring38Noodoproep39Display40Parkeerhulp41Dakconsole42InfotainmentsysteemBoordgereedschapGereedschap
Auto's met reservewiel
De krik met de wielsleutel, het
gereedschap, een verlengbout voor
het bevestigen van een beschadigd
wiel en het sleepoog worden in de
gereedschapskist onder het reserve‐
wiel in de bagageruimte geplaatst.
Reservewiel 3 277.
Auto's zonder reservewiel
De schroevendraaier en het sleepoog
zitten in een doos onder de vloerplaat
in de bagageruimte.
Bandenreparatieset 3 271.
268Verzorging van de autoSelecteer de pagina
Bandenspanningscontrole in het
menu Info op het Driver Information
Center 3 114.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het desbetreffende wiel
aangegeven in een bericht op het Driver Information Center.
Het systeem houdt voor de waar‐
schuwingen rekening met de inge‐
stelde temperatuur en het draagver‐
mogen van de banden.
Instelling draagvermogen band, zie
hieronder in dit hoofdstuk.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 266.
Baselevel-display: Als de spanning van een band sterk daalt, wordt de
desbetreffende bandenspannings‐
waarde geïnverteerd getoond.
Uplevel-display: Bandenspannings‐
waarden binnen het normale bereik
zijn groen van kleur. Als de spanning
van een band sterk daalt, wordt de
desbetreffende waarde in het geel
getoond.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 111.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 304.
Zorg dat de status van de belasting
van de auto overeenkomt met de
geselecteerde bandenspanning.
Status belasting auto, zie hieronder in dit hoofdstuk.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij blijft w mogelijk bran‐
den.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Boordinformatie 3 126.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Het contro‐
lelampje w brandt. Voor de overige
drie wielen blijft het systeem in werking.
Verzorging van de auto287Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
Vloermatten9 Waarschuwing
Als een vloermat niet de goede
afmetingen heeft of niet goed is
gelegd, kan deze het gaspedaal
en/of het rempedaal in de weg
zitten. Dit kan onbedoeld accele‐
reren van de auto en/of een
langere remweg en daardoor een
botsing en letsel veroorzaken.
Hanteer de volgende richtlijnen voor
een goed gebruik van de vloermatten.
● De origineel meegeleverde vloer‐
matten zijn ontworpen voor uwauto. Als de vloermatten moeten
worden vervangen, adviseren we
gecertificeerde vloermatten aan
te schaffen. Controleer altijd of
de vloermatten niet in de weg van
de pedalen liggen.
● Gebruik de vloermaat met de juiste zijde omhoog. Keer deze
niet.
● Leg niets op de vloermat aan bestuurderszijde.
Service en onderhoud289Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................289
Service-informatie ...................289
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............290
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................290Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 106.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud verricht worden, of na één
jaar (afhankelijk van wat het eerst
wordt bereikt). Het controlesysteem
oliekwaliteit geeft aan of er tussen‐
tijdse verversing/vervanging van de
motorolie en het filter vereist is (indien eerder vereist dan de termijn voor‐
schrijft).
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein,
Litouwen, Luxemburg, Malta,
Monaco, Montenegro, Nederland,
Noord-Macedonië, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Roeme‐
nië, San Marino, Servië, Slovenië,
Slowakije, Spanje, Tsjechische
Republiek, Zweden, Zwitserland.
Servicedisplay 3 106.
Internationale service-intervallen Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt/
voorkomen: Koude starts, veelvuldig
stoppen en optrekken, ritten met een
aanhanger, ritten in de bergen, ritten
290Service en onderhoudover een slechte of rulle ondergrond,
ernstige luchtvervuiling, zand en veel stof in de lucht, ritten op grote hoog‐
ten en grote temperatuurschomme‐
lingen. In deze zware omstandighe‐ den moeten bepaalde onderhouds‐werkzaamheden wellicht vaker dan
met het reguliere service-interval
worden verricht.
De internationale service-intervallen
zijn geldig in de landen die niet tot de
groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden
opgesteld.
Servicedisplay 3 106.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐ streerd op de daarvoor bestemde plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐ tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs vanservice essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill. Het komt ook van pas bij de verkoop van de auto.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan
de aanbevolen specificaties voldoen.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De