104VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 104
Lichtschakelaar .......................104
Automatische verlichting .........105
Grootlicht ................................. 105
Grootlichtassistentie ................106
Lichtsignaal ............................. 106
Koplampverstelling ..................107
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 107
Dagrijlicht ................................. 107
LED-koplampen .......................107
Alarmknipperlichten .................108
Richtingaanwijzers ..................108
Mistlampen voor ......................109
Mistachterlicht ......................... 109
Parkeerlichten ......................... 109
Achteruitrijlichten .....................110
Beslagen lampglazen ..............110
Binnenverlichting .......................110
Regelbare instrumentenverlichting .........110
Interieurverlichting ...................110
Leeslampen ............................. 111
Verlichting zonneklep ..............111Verlichtingsfuncties ....................111
Verlichting middenconsole ......111
Instapverlichting ......................111
Uitstapverlichting .....................112
Ontlaadbeveiliging accu ..........112Rijverlichting
Lichtschakelaar
Draai aan de lichtschakelaar:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Controlelampje 8 3 89.
110VerlichtingBevestiging door een geluidssignaalen het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
De helderheid van de volgende
verlichting kan worden aangepast
wanneer de koplampen worden inge‐
schakeld:
● verlichting instrumentengroep
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast tot de gewenste lichtsterkte is
bereikt.
Interieurverlichting
De interieurverlichting voor- en
achterin wordt bij het in- en uitstappen
automatisch ingeschakeld en dooft
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Interieurverlichting voorinw:automatisch in- en
uitschakelendruk op u:aandruk op v:uit
Verlichting111Interieurverlichting achterinLicht op in combinatie met de instap‐
verlichting voor.
Leeslampen
Werken door het indrukken van s en
t in de instapverlichting.
Afgebeeld zijn de leeslampjes
achterin.
Verlichting zonneklep Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole Een in de plafondconsole geïnte‐
greerde spot zorgt voor verlichting
van de middenconsole, wanneer de koplampen zijn ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting
Een of meer van de volgende verlich‐
tingsfuncties worden korte tijd inge‐
schakeld door de auto te ontgrende‐ len:
● dimlicht of groot licht
● achterlichten
● kentekenplaatverlichting
● verlichting middenconsole
● binnenverlichting
Hoeveel verlichtingsfuncties er
worden ingeschakeld hangt af van de omgevingsverlichting.
De verlichting wordt meteen uitge‐ schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.
112VerlichtingDeze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 99.
De volgende verlichting gaat ook branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Bestuurdersinformatiecentrum
● portiervakverlichting
Uitstapverlichting
De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld als het contact
wordt uitgeschakeld:
● binnenverlichting
● verlichting middenconsole
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.Ontlaadbeveiliging accu
Oplaadfunctie afgestemd op accu
Deze functie garandeert een maxi‐
male levensduur van de accu door
een regelbaar vermogen en een opti‐ male vermogensverdeling van dedynamo.
Om te voorkomen dat de accu onder het rijden leegraakt, worden de
volgende systemen automatisch in
twee fasen afgebouwd en ten slotte
uitgeschakeld:
● hulpverwarming
● achterruitverwarming en verwarmde spiegels
● stoelverwarming
● aanjager
In de tweede fase ziet u op het Driver
Information Center een bericht dat de
activering van de ontlaadbeveiliging
van de accu bevestigt.Uitschakeling van de
binnenverlichting
Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, wordt de binnenverlichting na
enige tijd automatisch uitgeschakeld.
196Verzorging van de auto4. Steek de lampfitting erin en draaideze rechtsom.
5. Steek de linkerzijde van de lamp‐ module naar binnen, schuif deze
naar links en plaats de rechter‐
zijde.
Kentekenverlichting
De kentekenverlichting is uitgevoerd
met LED-lampen en kan niet worden
vervangen. Laat defecte leds door
een werkplaats vervangen.
Interieurverlichting
Laat de volgende lampjes vervangen
in een werkplaats:
● interieurverlichting, leeslampjes
● bagageruimteverlichting
● instrumentenverlichtingElektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
De drie zekeringenkasten zitten in: ● motorruimte
● instrumentenpaneel
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en het
contact uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen
aan de doorgebrande smeltdraad.Voorzichtig
Vervang de zekering niet totdat de oorzaak van de storing is verhol‐
pen.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker. De trekker heeft twee zijden; elke
zijde is bestemd voor een bepaald
type zekeringen.
Plaats de zekeringtrekker op de zeke‐ ring en verwijder de zekering.
Verzorging van de auto219BuitenverlichtingDe afdekking van de koplampen en
de overige verlichting zijn gemaakt
van kunststof. Geen schurende,
bijtende of agressieve middelen of
ijskrabbers gebruiken en ze niet
droog reinigen.
Poetsen en in de was zetten
De auto regelmatig met was conser‐
veren (uiterlijk wanneer het water niet
meer parelt). Anders droogt de lak uit.
Poetsen is alleen nodig als de laklaag mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Kunststof carrosseriedelen mogen
niet met autowas of poetsmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en ruitenwisserbladen
Schakel de wissers in hun bereik uit
alvorens ze te hanteren.
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en insectenverwijderaar gebruiken.Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen. Zorg dat u ook
achtergebleven was, insecten en
dergelijke van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Panoramadak Gebruik een zachte, pluisvrije doek of
een zeemleer en een ruitenreiniger
om het panoramadak te reinigen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade voordat er roest‐vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Bodemplaat
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
240KlantinformatieWanneer u gebruikmaakt van dien‐
sten (bijv. reparatie, onderhoud), zijn
de bedieningsgegevens samen met het chassisnummer uit te lezen enwaar nodig te gebruiken. Personeelwerkzaam binnen het servicenetwerk
(bijv. garages, fabrikanten) of derde
partijen (bijv. pechhulpverleners)
kunnen de gegevens uitlezen aan de
auto. Hetzelfde geldt voor werkzaam‐ heden onder garantie en kwaliteits‐
borgingsmaatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitge‐
lezen in de auto via de OBD-aanslui‐
ting (On-Board Diagnostics) zoals
wettelijk voorgeschreven. De uitgele‐
zen bedieningsgegevens documen‐
teren de technische conditie van de
auto of afzonderlijke componenten en
helpen om storingen op te sporen, te
voldoen aan garantievoorwaarden en
de kwaliteit te verhogen. Deze gege‐
vens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, tech‐ nische gebeurtenissen, bedienings‐fouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer door‐ gegeven aan de fabrikant, als dat
nodig mocht zijn. De fabrikant is
tevens onderworpen aan produc‐taansprakelijkheid. De fabrikant
gebruikt bedieningsgegevens van
auto's mogelijk voor terugroepacties.
Deze gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garanties van klanten
te controleren en garantieclaims af te
wikkelen.
Foutcodegeheugens in de auto zijn te resetten door een servicebedrijf in het
kader van onderhoud of reparatie of
op uw verzoek.
Comfort- en infotainmentfuncties Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen zijn in de auto op te slaan
en op ieder gewenst moment te wijzi‐ gen of te resetten.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
● instelling van het chassis en de airconditioning
● persoonlijke instellingen zoals die voor de binnenverlichtingU kunt uw eigen gegevens invoeren
in de infotainmentfuncties van uw
auto bij het gebruik van bepaalde
functies.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● multimediagegevens zoals weer te geven tracks, video's of foto's
in een geïntegreerde multimedia‐
systeem
● adressenboekgegevens voor gebruik in combinatie met een
handsfree-systeem of een geïn‐
tegreerd navigatiesysteem
● ingevoerde bestemmingen
● gegevens over het gebruik van online-services
Deze gegevens voor comfort- en info‐ tainmentfuncties worden mogelijk
lokaal in de auto opgeslagen of
bewaard op een apparaat dat u hebt aangesloten op de auto (bijv. eensmartphone, USB-stick of mp3-
speler). Gegevens die u zelf hebt
ingevoerd is op ieder gewenst
moment te verwijderen.
245Bestuurdersondersteuningssys‐temen ...................................... 144
Beveiliging van de auto ................30
Binnenspiegels ............................. 35
Blindehoeksysteem ....................162
BlueInjection ............................... 134
Bochtverlichting .......................... 107
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................200
Boordinformatie ........................... 97
Brandstof .................................... 171
Brandstofmeter ............................ 82
Brandstoftank ............................. 234
Brandstof voor benzinemotoren 171
Brandstof voor dieselmotoren ...171
Buitenspiegels .............................. 33
Buitenspiegelverwarming ............34
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting .........................104
C Centrale vergrendeling ................23
Claxon ................................... 13, 73
Conformiteitsverklaring ...............236
Contactslotstanden ....................126
Controlelampen ............................ 84
Controlelampjes............................ 81
Controle over de auto ................125
Controles .................................... 181
Cruisecontrol ....................... 90, 144D
Dagrijlicht ................................... 107
Dagteller ...................................... 81
Dak ............................................... 39
Dakbelasting ................................. 70
Dakdrager .................................... 69
DEF ............................................ 134
Diefstalalarmsysteem ..................31
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 186
Dieseluitlaatvloeistof ...................134
Dimlicht ......................................... 90
Dimlicht of groot licht ..................104
Dodehoeksysteem ........................90
Doorlaadluik.................................. 64
Driepuntsgordel ........................... 47
Driver Information Center .............91
Drukverliesdetectiesysteem ....... 202
E Eerste hulp ................................... 68
Elektrisch bediende ruiten ...........36
Elektrische aansluitingen .............76
Elektrische verstelling ..................33
Elektrisch systeem...................... 196
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 142
Elektronische rijprogramma's ....138Elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem ..
.......................................... 87, 142
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem uit 88
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............117
Elektronisch sleutelsysteem .........22
Event Data Recorders (EDR) .....239
F
Frontaal airbagsysteem ...............53
Frontaanrijdingswaarschuwing ...149
G Geavanceerde parkeerhulp ........158
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..238
Geluidssignalen ........................... 98
Gereedschap ............................. 200
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................68
Gloeilamp vervangen ................187
Gordels ......................................... 46
Gordelverklikker ........................... 85
Gordijnairbagsysteem .................. 54
Groot licht ............................ 90, 105
Grootlichtassistentie .............90, 106