Rijden en bediening159De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Het systeem detecteert geen vakken die te klein of veel te groot zijn voor
uw auto.
Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Colour-Info-Display
aangegeven in combinatie met een akoestisch signaal. Rijd langzaam
vooruit. Stop de auto wanneer het
tweede akoestische signaal klinkt,
schakel de achteruitversnelling in,
laat het stuurwiel los en rijd op een
snelheid tot 7 km/u.
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de manoeuvre is
afgerond. Na afloop dooft $ op de
instrumentengroep.
Inparkeren bij haaks parkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het
aanraakscherm. Selecteer vervol‐
gens Hier dwarsparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te activeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Kies Rijfuncties op het aanraak‐
scherm en vervolgens Parkeerhulp.
Kies Haaks inparkeren .
$ gaat branden op de instrumenten‐
groep om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/u.
Kies met de richtingaanwijzerhendel
de kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Wanneer er meerdere parkeervakken
naast elkaar worden gevonden, wordt de auto naar het laatste vak gestuurd.
160Rijden en bediening
Wanneer er een vrij vak is gevonden,wordt dit op het Colour-Info-Display
aangegeven in combinatie met een akoestisch signaal. Stop de auto,
schakel de achteruitversnelling in en
rijd op een snelheid tot 7 km/u.Rijd voor- en achteruit volgens de
instructies en let daarbij op de waar‐
schuwingen van de parkeerhulp en
de geluidssignalen totdat de hande‐
ling is afgerond. Na afloop dooft $ op
de instrumentengroep.
Het systeem wordt tijdens een
parkeermanoeuvre automatisch
gedeactiveerd, wanneer de achter‐
kant van de auto een obstakel tot op
minder dan 50 cm is genaderd.
Uitparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: tijdens het uitparkeren bij fileparkeren activeert u
het systeem door Parkeerhulp te
selecteren op de startpagina van het
aanraakscherm. Kies vervolgens
Uitparkeren bij fileparkeren .
8" Colour-Info-Display: om uit te
parkeren bij fileparkeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Kies Rijfuncties op het aanraak‐
scherm en vervolgens Parkeerhulp.
Kies Uitparkeren bij fileparkeren .
Kies met de richtingaanwijzerhendel
de kant waaraan u wilt uitparkeren.
Schakel de achteruitversnelling ofeen versnelling voorruit in, laat het
stuurwiel los en rijd op een snelheid
tot 5 km/u.
Verzorging van de auto185Accu
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu
voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 112.
Diefstalalarmsysteem 3 31.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk
gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐ ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening openstaat,
moet deze met een afdekkap worden
afgesloten en moet de ventilatie bij de minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐ gen door hetzelfde type accu.
Laat de accu van de auto vervangen
door een werkplaats.
Stop/Start-systeem 3 129.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 214.
Ontlaadbeveiliging
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Onderweg schakelt de belastingsver‐
minderingsfunctie bepaalde functies, zoals de achterruitverwarming, uit.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.
Verzorging van de auto209Wiel verwisselen
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken, eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten. ● Reinig de wielbouten voordat u ze vastdraait.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
Aanhaalmomenten
Voorzichtig
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len wielen op dat u de wielbouten
minstens vijf slagen aanhaalt.
Er zijn twee verschillende soorten wielen met uiteenlopende bouten enaanhaalmomenten.
Het aanhaalmoment voor aluminium
wielen is 100 Nm.
Het aanhaalmoment voor stalen
wielen is 115 Nm.
9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat u altijd de juiste
wielbouten gebruiken bij het
verwisselen van de wielen. Bij
montage van het reservewiel kunt u ook de bouten voor lichtmetalen wielen gebruiken.
Kriksteunpunten
De getoonde kriksteunpunten gelden bij het gebruik van opnamearmen en kriks voor het vervangen van winter-/
zomerbanden.
222Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................222
Service-informatie ...................222
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............225
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................225Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, frequent stoppen en
optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger, ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, ritten op grote hoogte en grote
temperatuurschommelingen.In dergelijke zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐ zaamheden wellicht vaker worden
verricht dan met het reguliere service- interval dat op het service-display
verschijnt. Raadpleeg een werkplaats
voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Servicedisplay 3 83.
Registraties Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐
tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.
247Persoonlijke instellingen ..............99
Portieren ....................................... 29
Portier open ................................. 91
Prestaties ................................... 232
Profieldiepte ............................... 204
Q
Quickheat ................................... 121
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 242
REACH ....................................... 237
Regelbare instrumentenverlichting ...........110
Regensensor ................................ 90
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 239
Remassistentie .......................... 142
Rem- en koppelingssysteem .......87
Remlicht...................................... 191
Remmen ............................ 141, 184
Remvloeistof ...................... 184, 225
Reservewiel ............................... 210
Richtingaanwijzers ............... 84, 108
Ruiten ........................................... 36
Rijgedrag en aanhangertips ......174
Rijverlichting .......................... 12, 89S
Schakelen ............................. 87, 137
Schakelhendel ............................ 137
Schakel motor uit ..........................86
Selectieve katalysatorreductie ....134
Service ............................... 123, 222
Service-display ............................ 83
Service-indicatie .......................... 86
Service-informatie ...................... 222
Sjorogen ...................................... 68
Slepen ................................ 174, 216
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................205
Snelheidsbegrenzer .............90, 146
Snelheidsmeter ............................ 81
Software-update .........................238
SOS ............................................ 102
Spanningsverliesdetectie .............89
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................184
Startbeveiliging ............................ 33
Starten en bedienen ...................125
Starthulp gebruiken ...................214
Stoelpositie .................................. 41
Stoelverstelling ........................7, 42
Stoelverwarming ........................... 44
Stop/Start-systeem .....................129
Storing ....................................... 139
Storingsindicatielamp ..................86Stroomonderbreking ..................139
Sturen ......................................... 125
Stuurbedieningsknoppen .............72
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 72
Symbolen ....................................... 4
Systeemcontrole ........................... 86
T
Tanken ....................................... 172
Te laag brandstofpeil ...................89
Toerenteller ................................. 82
Trekhaak............................. 174, 175
Trekstang.................................... 174
Typeplaatje ................................ 227
U Uitlaatfilter............................. 88, 133
Uitlaatgassen ............................. 133
Uitrol-brandstofafsluiter .............129
Uitstapverlichting .......................112
USB-poort ..................................... 76
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 204
Vaste luchtroosters ....................122
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................46
Velgen en banden .....................201