8Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten .............................. 8
Sleutels ........................................ 8
Handzender ................................. 9
Elektronisch sleutelsysteem ......10
Centrale vergrendeling ..............11
Automatisch vergrendelen .........15
Kindersloten .............................. 16
Portieren ...................................... 17
Bagageruimte ............................ 17
Antidiefstalbeveiliging ..................18
Vergrendelingssysteem .............18
Diefstalalarmsysteem ................18
Startbeveiliging .......................... 20
Buitenspiegels ............................. 20
Bolle vorm ................................. 20
Elektrische verstelling ................20
Inklapbare spiegels ...................20
Verwarmde spiegels ..................21
Binnenspiegel .............................. 21
Binnenspiegels .......................... 21
Handmatige dimfunctie ..............22
Automatische dimfunctie ...........22Ruiten.......................................... 22
Voorruit ...................................... 22
Elektrisch bediende ruiten .........23
Achterruitverwarming ................24
Zonnekleppen ............................ 25
Rolschermen ............................. 25
Dak .............................................. 25
Panoramadak ............................ 25Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar etiket.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 201.
Centrale vergrendeling 3 11.
Motor starten 3 105.
Handzender 3 9.
Elektronische sleutel 3 10.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgmoeren vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 192.
Sleutels, portieren en ruiten21Elektrisch inklappen
Zet C naar de middelste stand.
Trek C naar achteren. Beide buiten‐
spiegels worden ingeklapt.
Trek C nogmaals naar achteren.
Beide buitenspiegels nemen hun
uitgangspositie weer in.
Als een elektrisch ingeklapte spiegel
met de hand wordt uitgeklapt, wordt
bij naar achteren trekken van C
alleen de andere spiegel elektrisch
uitgeklapt.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen f indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Achterruitverwarming 3 24.
Binnenspiegel
Binnenspiegels
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
24Sleutels, portieren en ruiten
Houd b ingedrukt om de ruiten te
sluiten.
Laat de knop los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig gesloten zijn,
lichten de alarmknipperlichten twee‐
maal op.
Overbelasting Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐
wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 76.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Schakel de ontsteking in.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit helemaal geopend is en blijf er
nog 2 seconden aan trekken.
4. Duw tegen de schakelaar totdat de ruit helemaal gesloten is en blijfer nog 2 seconden tegen duwen.
5. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Achterruitverwarming
Samen met de buitenspiegelverwar‐
ming in te schakelen door het indruk‐
ken van f.De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van de klimaatregeling zit f mogelijk op een andere plek.
Auto's met verwarmings- en
ventilatiesysteem of met
airconditioning
54Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................55
Stuurwielverstelling ...................55
Stuurbedieningsknoppen ...........55
Verwarmd stuurwiel ...................55
Claxon ....................................... 56
Wis- en wasinstallatie voorruit ...56
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 58
Buitentemperatuur .....................58
Klok ........................................... 59
Elektrische aansluitingen ...........59
Inductief opladen .......................60
Aansteker .................................. 61
Asbakken ................................... 61
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................62
Instrumentengroep ....................62
Snelheidsmeter ......................... 63
Kilometerteller ........................... 63
Dagteller .................................... 63
Toerenteller ............................... 64
Brandstofmeter .......................... 64
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 64Peilsensor motorolie..................65
Service-display .......................... 65
Controlelampen ......................... 66
Richtingaanwijzers ....................66
Gordelverklikker ........................66
Airbag en gordelspanners .........67
Airbag-deactivering ...................67
Laadsysteem ............................. 67
Storingsindicatielamp ................68
Service-indicatie ........................68
Schakel motor uit .......................68
Systeemcontrole ........................68
Rem- en koppelingssysteem .....68
Handrem .................................... 68
Elektrische handrem ..................69
Elektrische handrem defect .......69
Automatische bediening van elektrische handrem uit ............69
Antiblokkeersysteem (ABS) .......69
Schakelen .................................. 69
Lane keep assist .......................69
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....70
Koelvloeistoftemperatuur ...........70
Voorverwarming ........................70
Uitlaatfilter ................................. 70
AdBlue ....................................... 71
Drukverliesdetectiesysteem ......71
Motoroliedruk ............................. 71
Te laag brandstofpeil .................71Autostop.................................... 71
Rijverlichting .............................. 72
Dimlicht ...................................... 72
Groot licht .................................. 72
Grootlichtassistentie ..................72
LED-koplampen .........................72
Mistlampen voor ........................72
Mistachterlicht ........................... 72
Regensensor ............................. 72
Actief noodstopsysteem ............72
Portier open ............................... 73
Displays ....................................... 73
Driver Information Center ..........73
Info-Display ............................... 75
Boordinformatie ........................... 76
Geluidssignalen .........................77
Persoonlijke instellingen ..............78
Telematicaservices ......................79
Opel Connect ............................ 79
Klimaatregeling91KlimaatregelingKlimaatregelsystemen.................91
Verwarmings- en ventilatiesysteem ......................91
Airconditioning ........................... 92
Elektronisch klimaatregelsysteem ................. 94
Hulpverwarming ........................98
Luchtroosters ............................... 99
Verstelbare luchtroosters ..........99
Vaste luchtroosters ....................99
Onderhoud ................................. 100
Luchtinlaat ............................... 100
Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 100
Service .................................... 100Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur :
● luchtverdeling w, > en y
● luchtopbrengst E
● ontwasemen en ontdooien $
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming f
Achterruitverwarming f 3 24.
Verwarmbare buitenspiegels f
3 21.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door :
op de gewenste temperatuur te
draaien.
rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
w:naar de voorruit en de voorste
zijruiten>:naar hoofdhoogte via de
verstelbare luchtroostersy:naar de voetenruimte en voor‐
ruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet Pas de luchtopbrengst aan door Z op
de gewenste snelheid te draaien.
rechtsom:versnellenlinksom:vertragen
92KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
● Druk op $: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor tempera‐ tuur : in hoogste stand
zetten.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur :
● luchtverdeling w, x en y
● luchtopbrengst E
● ontwasemen en ontdooien $
● koeling A/C
● luchtrecirculatie n
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming f
● stoelverwarming "
Achterruitverwarming f 3 24.
Verwarmbare buitenspiegels f
3 21.
Verwarmde stoelen " 3 30.
Sommige aanpassingen van de
instellingen verschijnen korte tijd op
het Info-Display. Het led-lampje in de
desbetreffende knop geeft de geacti‐
veerde functie aan.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door :
op de gewenste temperatuur te
draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
w:naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdhoogte via de
verstelbare luchtroostersy:naar de voetenruimte en voor‐
ruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
94KlimaatregelingMaximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op n voor luchtrecircula‐
tiesysteem aan.
● Druk op x voor luchtverdeling.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur : in de laagste stand.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Alle ventilatieopeningen openen.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐ gelverwarming f 3 24.
Verwarmde stoelen q 3 30.
Ruiten ontwasemen en
verwarmen
● Druk op $: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor tempera‐ tuur : in hoogste stand
zetten.
● Schakel, indien nodig, de A/C in.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 106.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur :
● met MENU gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het
Info-Display
● luchtopbrengst E
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie n
● ontwasemen en ontdooien $
Klimaatregeling95● achterruit- en buitenspiegelver‐warming f
● stoelverwarming "
Achterruitverwarming f 3 24.
Verwarmbare buitenspiegels f
3 21.
Verwarmde stoelen " 3 30.
In de automatische modus worden temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtverdeling automatisch geregeld.
Het led-lampje in de desbetreffende
knop geeft de geactiveerde functie
aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.Menu Instellingen klimaatregeling
Druk op MENU om handmatig de
volgende klimaatregelingsfuncties in
te stellen:
● luchtverdeling w, x en y
● luchtopbrengst E
● temperatuur :
● koeling A/C
● automatische modus AUTO
Het menu Klimaatinstelling verschijnt ook op het Info-Display.
Info-Display 3 75.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem
geactiveerd is.
● Stel de voorkeurstemperaturen voor de voorstoelen in met
behulp van de linker- en rechter‐
draairing. De aanbevolen tempe‐ ratuur is 22 °C.