98Klimaatregelingbinnenuit kunnen aandampen. Dekwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij
de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Ruiten ontwasemen en verwarmen $
● Druk op $. De led in de knop
brandt om aan te geven dat acti‐
vering heeft plaatsgevonden.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Indien nodig, de airco inschake‐ len met een druk op A/C.
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: $ weer indrukken. Om
de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indruk‐
ken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 106.
Elektronische klimaatregeling
deactiveren
De koel-, ventilatie- en automatische
modus kunnen worden uitgeschakeld door een van de draairingen linksom
te draaien.
Activering door inschakeling van de
ventilator of door het indrukken van
AUTO .Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming f 3 24.
Verwarmde stoelen " 3 30.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die automatisch aanslaat
om de lucht in de passagiersruimte
sneller op te warmen.
108Rijden en bediening● Het remvacuüm is voldoende.
● De zelfreinigende functie van het
uitlaatfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Let op
Na vervanging of hernieuwde
aansluiting van de accu kan Auto‐
stop meerdere uren lang niet moge‐ lijk zijn.
Bepaalde instellingen van het
klimaatregelsysteem kunnen een
Autostop verhinderen.
Klimaatregeling 3 92.
Onmiddellijk na ritten op hogere snel‐
heden is mogelijk geen Autostop
mogelijk.
Nieuwe auto inrijden 3 102.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden meer‐
dere elektrische functies, zoals de
extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming, uitgeschakeld
of in een stroomspaarmodus gezet.
De ventilatorsnelheid van het airco‐
systeem wordt verminderd om stroom
te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in zonder
het rempedaal in te trappen om de
motor opnieuw te starten.Auto’s met een automatische
versnellingsbak
De motor wordt in de volgende situ‐
aties opnieuw gestart:
● rempedaal losgelaten met de keuzehendel in de stand D of M
● rempedaal losgelaten of keuze‐ hendel in de stand N wanneer de
keuzehendel in de stand D of M
wordt gezet
● keuzehendel in de stand R gezet
Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens
een Autostop, dan zal de motor auto‐
matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● Stop/Start-systeem manueel uitgeschakeld
● veiligheidsgordel van bestuurder losgemaakt en bestuurderspor‐
tier geopend
174Verzorging van de autoWanneer de auto rijdt, deactiveert destroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Elektrische aansluiting
De stroomaansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Explosief gas kan in de buurt van
de accu aanwezig zijn.
Stroomspaarmodus
In deze modus deactiveert u elektri‐
sche verbruikers om overmatige
belasting van de voertuigaccu te
voorkomen. Deze verbruikers, zoals
het Infotainmentsysteem, de voorrui‐
tenwissers, de dimlichten, de instap‐
verlichting enz. kunnen in totaal maxi‐
maal ongeveer 40 minuten na het
uitschakelen van het contact worden
gebruikt.
Overschakelen op de
stroomspaarmodus
Bij het activeren van de stroomspaar‐ modus verschijnt er een melding op
het Driver Information Center.
Een actief telefoongesprek met de
optie handsfree wordt nog zo'n
10 minuten aangehouden.
Verzorging van de auto183Nr.Stroomkring1Radar / binnenspiegel3Inductief opladen4Claxon5Voorruitsproeiers6Voorruitsproeiers7USB8Achterruitenwisser10Centrale vergrendeling11Centrale vergrendeling12Diagnosestekkermodule13Verwarming en ventilatieNr.Stroomkring14Alarm / Opel Connect17Instrumentengroep21Aan/Uit-knop / vergrendelings‐
systeem22Regensensor / lichtsensor /
camera23Gordelverklikker247" aanraakscherm / parkeer‐
hulp / achteruitkijkcamera25Airbag27Diefstalalarmsysteem297" aanraakscherm / Infotainment31Aansteker / 12V-aansluiting32Verwarmd stuurwiel33Klimaatregelsysteem / automati‐
sche versnellingsbak34Parkeerhulp / verstelling buiten‐
spiegelsZekeringenkast aan de
rechterzijde van het
instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit de
zekeringenkast achter een afdekking
in het handschoenenkastje. Open het handschoenenkastje en verwijder het deksel. Verwijder de steun.
184Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Achterruitverwarming2Buitenspiegelverwarming3Elektrisch bediende ruiten voor4Verstelling buitenspiegels /
inklapbare spiegels5Elektrisch bediende ruiten
achter8Zekeringenkast (rechterzijde van het instrumentenpaneel)10Verwarmde voorstoelen11StoelmassagefunctieBoordgereedschap
Gereedschap
Auto's met reservewiel Bagageruimte openen.
De gereedschappen liggen in de
gereedschapstas:
● Krik (1)
● Wielsleutel (2)
● Sleepoog (3)
● Wieldopverwijderaar (4)
● Stopblok (5)
● Adapter voor de wielslotmoeren (6)
Auto's zonder reservewiel
Het sleepoog ligt in een bak onder de
vloerplaat in de bagageruimte.
Bandenreparatieset 3 189.
198Verzorging van de auto● Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐ ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit van de hulpstartaccu
(Ah) mag niet veel minder zijn
dan die van de lege accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm 2
(bij
dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Schakel de parkeerrem in, versnellingsbak in neutrale
stand, automatische versnel‐
lingsbak in stand P.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van
de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een massa‐punt in de motorruimte.
Leg de kabels zo dat ze niet door de
draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. Start de motor van het stroom leverende voertuig.
2. Start na 5 minuten de andere motor. Laat startpogingen niet
langer dan 15 seconden duren
met tussenpozen van 1 minuut.
3. Laat beide motoren met aange‐ sloten kabels ca. 3 minuten stati‐
onair draaien.
4. Schakel de benodigde elektrische
verbruikers, bijv.koplampen,
achterruitverwarming, in.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
202Verzorging van de autoEen zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en
insectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen. Zorg dat u ook
achtergebleven was, insecten en
dergelijke van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Wielen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwewaslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐
leren.Trekhaak
Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik zo nodig water en milde
zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
230TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 103
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............208, 212
Aanduidingen op banden ..........185
Aanhangerkoppeling ..................165
Aanhanger trekken ....................166
Aansteker .................................... 61
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 168
Accu ........................................... 173
Achterklep..................................... 17
Achterlichten .............................. 178
Achterruitverwarming ................... 24
Achteruitkijkcamera ...................156
Achteruitrijlichten .........................88
Actief noodstopsysteem ...............72
Actieve noodrem......................... 136
Adaptieve cruise control ............129
AdBlue .................................. 71, 111
Afmetingen auto ........................216
Airbag deactiveren ....................... 39 Airbag-deactivering ...................... 67
Airbag en gordelspanners ...........67
Airbaglabel.................................... 34
Airbagsysteem ............................. 34
Airconditioning ............................. 92
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 100
Alarmknipperlichten .....................86Algemene informatie .................. 165
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 102
Andere auto slepen ...................200
Antiblokkeersysteem .................119
Antiblokkeersysteem (ABS) .........69
Armsteun ...................................... 30
Asbakken ..................................... 61
Autogegevens ............................ 212
Autokrik....................................... 184 Automatische bediening van elektrische handrem uit .............69
Automatische botsingsmelding (ACN) ........................................ 79
Automatische dimfunctie .............22
Automatische verlichting .............. 82
Automatische versnellingsbak ...114
Automatisch vergrendelen ...........15
Auto slepen ................................ 199
Auto stallen ................................. 168
Autostop ............................... 71, 106
Autozoekverlichting ......................89
B Bagageruimte ........................ 17, 49
Bagageruimte-afdekking .............50
Bandenreparatieset ...................189
Bandenspanning .......................185
Bandenspanningswaarden ........217
Bedieningsorganen ......................55