INSTRUMENTENPANEEL
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningselementen, de instrumenten en de meters kunnen variëren afhankelijk van
de versies.
1. Verstelbare en richtbare luchtroosters 2. Vaste luchtroosters voor ontwaseming van de zijruiten 3. Bedieningshendel buitenverlichting
4. Frontairbag bestuurderszijde 5. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en tripcomputer 6. Verstelbare en richtbare luchtroosters in het
midden 7. Instrumentenpaneel 8. Frontairbag passagierszijde 9. Dashboardkastje 10. Bedieningsknoppen 11. Versnellingspook
12. Bedieningsorganen voor verwarming/ventilatie/klimaatregeling 13.Uconnect™ 14. Contactslot
1L0F0403C
8
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
ACHTERBANK
11)5)
Bagageruimte vergroten
Ga als volgt te werk:
Verwijder de hoofdsteunen door ze
omhoog te trekken zoals beschreven in
de paragraaf "Hoofdsteunen" in dit
hoofdstuk;
plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed gestrekt en niet
verdraaid zijn;
druk op de ontgrendelknop fig. 10
om het linker of rechter
rugleuninggedeelte neer te klappen en
op het zitkussen te leggen.
BELANGRIJK
8)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
9)Als er een zijairbag is geïnstalleerd, is het
gevaarlijk stoelhoezen te gebruiken die
niet geleverd zijn door Lineaccessori
MOPAR
®.
10)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
geblokkeerd is, kan hij plotseling
verschuiven met mogelijk controleverlies
over de auto tot gevolg.
11)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden goed zijn vergrendeld om
te voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel
de passagiers kunnen verwonden.
BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.
5)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
9L0F0273C10L0F0088C
14
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich op het dashboard
fig. 46.
/: druk de knoppen in en
laat ze los om omhoog of omlaag
door de menuopties te bladeren, of om
de weergegeven waarde te verhogen/
verlagen.
: kort indrukken om het menu te
openen en/of naar de volgende
schermpagina te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen. Ingedrukt houden
om terug te keren naar het
standaardscherm.SET-UP-MENU
Het menu omvat de volgende opties:
MENU
VERLICHTING
PIEP SNELHEID
SENSOR KOPLAMPEN (voor
bepaalde versies/markten)
REGENSENSOR (voor bepaalde
versies/markten)
ACTIVERING TRIP B/GEGEVENS
STEL UUR IN
STEL DATUM IN
EERSTE PAGINA (voor bepaalde
versies/markten)
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
GELUIDSSTERKTE TOETSEN
PIEP VEILIGHEIDSGORDELS
SERVICE
AIRBAG/PASSENGER BAG (voor
bepaalde versies/markten)
DAGRIJLICHTEN
RESET BANDEN
RESET OLIEPEIL (voor bepaalde
versies/markten)
EXIT MENUInschakeling/uitschakeling
passagiersairbag voor en zijairbag
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de frontairbag aan
passagierszijde in- of uitgeschakeld
worden.
Ga als volgt te werk:
druk op de knopen druk na
weergave van het bericht
"Passagiersairbag: Uit (om uit te
schakelen) of het bericht
"Passagiersairbag: Aan (om in te
schakelen) door op
ofte
drukken, nogmaals op INSTELLEN
;
op het display verschijnt een bericht
met het verzoek om bevestiging;
druk op de knoppenof
om "Ja" te selecteren (om het
inschakelen/uitschakelen te bevestigen)
of "Nee" (om te annuleren);
druk kort op de knop;er
verschijnt een bevestigingsbericht van
de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm.
Houd de knop ingedrukt om naar
het standaardscherm terug te keren
zonder op te slaan.
46L0F0414C
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool bij versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet doven nadat de
motor is gestart (als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft).
Als het waarschuwingslampje continu blijft branden of knippert (bij sommige versies verschijnen er een
bericht en een symbool op het display), neem dan contact op met het Lancia Servicenetwerk.
STORING AIRBAGSYSTEEM
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje gaat continu branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het
display) als er een storing in het airbagsysteem is vastgesteld.
34) 35)
BELANGRIJK
34)Als, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, hetlampje niet gaat branden of blijft branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Lancia Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
35)De storing van het
waarschuwingslampje wordt, afhankelijk van de versie, aangegeven door het aangaan van hetsymbool op het
display of door het knipperen van hetwaarschuwingslampje. In dat geval kan hetlampje mogelijk geen storingen in de
veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Lancia Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Rode waarschuwingslampjes/symbolen
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING ABS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het waarschuwingslampje gaat branden (bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool
op het display) als het systeem niet goed werkt. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
met uitsluiting van het ABS-systeem.
Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Lancia Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
PASSAGIERSAIRBAG/ZIJAIRBAGS UITGESCHAKELD
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de frontairbag en de zijairbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Wanneer bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat het lampje
eerst enkele seconden continu branden en vervolgens enkele seconden
knipperen. Hierna zou het lampje moeten doven.
39)
BELANGRIJK
39)Een storing van hetlampje wordt aangegeven door het aangaan van hetlampje. Bovendien zorgt het airbagsysteem voor de
automatische uitschakeling van de airbags aan passagierszijde (frontairbag en zijairbags - voor bepaalde versies/markten). Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Lancia Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
Storing parkeersensoren(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing van de parkeersensoren
wordt vastgesteld.
Storing schemersensor(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien er een storing van een schemersensor
wordt vastgesteld.
Storing motoroliedruksensor
De storing van de motoroliedruksensor wordt aangegeven door het aangaan van het
waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) op het
instrumentenpaneel.
Storing waarschuwingslampje Airbag(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
knipperen wanneer er een storing van het
waarschuwingslampje is vastgesteld.
Tyre pressure monitoring system (iTPMS) (Bewakingssysteem bandenspanning) niet
beschikbaar
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden en er verschijnt een speciaal bericht op het display, indien het bewakingssysteem
bandenspanning (iTMPS) niet beschikbaar is.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . 70
RIJHULPSYSTEMEN ...................... 74
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 76
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 76
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) .................................... 77
GORDELSPANNERS....................... 79
KINDERZITJES ............................... 81
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................ 92
69
BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDS-
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, gesp
A fig. 48 en steek deze in de sluiting
B, totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft
blokkeren, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk op de knop Cfig. 48 om de gordel
los te maken.
Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen, zodat hij niet draait. Via de
oprolautomaat past de gordel zich
automatisch aan het lichaam van de
passagier aan, waarbij voldoende
bewegingsvrijheid wordt gelaten.
73)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit
is normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat. Leg zodra u zit de
achterste veiligheidsgordels om zoals
getoond in fig. 49 (versies met 4
zitplaatsen) of fig. 50 (versies met 5
zitplaatsen).
BELANGRIJK Als de achterbank weer
in de normale stand wordt geplaatst,
controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar
voor gebruik zijn.
74) 75)
48L0F0059C
76
VEILIGHEID
GORDELS