STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN .................... 99
HANDREM ......................................101
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................101
DUAL FUNCTION
SYSTEM-VERSNELLINGSBAK .......102
STOP/START-SYSTEEM .................104
CRUISE CONTROL .........................105
PARKEERSENSOREN.....................106
EEN AANHANGER TREKKEN .........108
TANKEN .........................................109
98
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN
107) 108)34) 35) 36) 37)
Verstel, alvorens de motor te starten, de
stoel, de achteruitkijkspiegels en de
buitenspiegels en maak de
veiligheidsriem correct vast.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand.Voor
0.9 TwinAir versiestrek de handrem
aan en zet de versnellingspook in de
vrijstand of trap het koppelingspedaal
volledig in als een andere versnelling
dan de vrijstand is ingeschakeld;
voor alle versies (behalve 0.9
TwinAir)trap het koppelingspedaal
volledig in, zonder het gaspedaal aan te
raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR:
de lampjes
enop het
instrumentenpaneel gaan branden;
wacht tot de lampjesenuit
gaan;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel in de stand
AVV zodra het lampje
uit gaat.
Als te lang wordt gewacht, is het werk
van de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.BELANGRIJK Bij koude motor moet het
gaspedaal volledig worden vrijgegeven
wanneer de contactsleutel naar de
stand AVV wordt gedraaid. Als de
motor niet bij de eerste poging start,
draai dan de contactsleutel naar de
stand STOP alvorens de procedure te
herhalen. Als, met de contactsleutel
in de stand MAR, het lampje
op het
instrumentenpaneel blijft branden,
draai de sleutel dan naar STOP en weer
terug naar MAR. Als het lampje blijft
branden, probeer dan met de andere bij
het voertuig geleverde sleutels. Neem
contact op met het Lancia
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
VERSIES MET
VERSNELLINGSBAK
DUAL FUNCTION SYSTEM
109)
Door middel van het systeem kan de
motor gestart worden met zowel een
ingeschakelde versnelling als met
de vrijstand (N). Het rempedaal moet
echter altijd ingetrapt worden als een
andere versnelling dan de vrijstand
is ingeschakeld. Het wordt daarom
aangeraden de versnellingspook in de
vrijstand (N) te zetten voordat de motor
wordt gestart.
99
UITVOERINGEN LPG EN
NATURAL POWER
38)
De motor wordt altijd op benzine
gestart, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
DE MOTOR UITZETTEN
39)
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien om
de temperatuur in de motorruimte
te laten zakken.
BELANGRIJK
107)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en de
uitlaatgassen van de motor bevatten
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
108)Denk eraan dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet
functioneren tot de motor gestart wordt; er
is derhalve meer kracht nodig voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.109)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie in verband met
het feit dat de versnellingsbak automatisch
naar de vrijstand is geplaatst, door een
zoemer worden aangegeven.
BELANGRIJK
34)Het knipperen van het lampjegedurende 60 seconden na het
starten of na langdurige startpogingen,
duidt op een defect van het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
de auto zoals gewoonlijk gebruikt worden,
maar er moet zo snel mogelijk contact
worden opgenomen met het Lancia
Servicenetwerk.
35)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
36)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
37)Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.38)De tank moet derhalve altijd voldoende
benzine bevatten om de benzinepomp te
beschermen en tijdelijke omschakeling van
werking op aardgas naar werking op
benzine te garanderen, als er hoge
prestaties vereist zijn.
39)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
100
STARTEN EN RIJDEN
STOP/START-
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
114) 115)43)
Het Stop/Star-systeem zet automatisch
de motor af wanneer de auto stilstaat
en start de motor zodra de bestuurder
wil wegrijden. Dit verhoogt de efficiëntie
van het voertuig dankzij een beperking
van het brandstofverbruik, de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
WERKING
Afzetten van de motor
Met handgeschakelde versnellingsbak:
bij stilstaande auto, wordt de motor
afgezet als de versnellingsbak in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Met Dual FuNction System-
versnellingsbak: de motor wordt afgezet
als de auto stil staat en het rempedaal
is ingetrapt. De motor wordt ook
afgezet als het rempedaal niet wordt
ingetrapt, maar als de keuzehendel
in de stand N (Neutraal) staat.OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Het symbool
verschijnt op het
display wanneer de motor wordt
afgezet.
De motor opnieuw starten
Met handgeschakelde versnellingsbak:
trap het koppelingspedaal in.
Met Dual FuNction System-
versnellingsbak: als de versnellingspook
in de stand N (Neutraal) staat, zet hem
dan in een willekeurige versnelling, of
laat het rempedaal los en zet de
versnellingspook in+,–of R (Achteruit).
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op knop A fig. 73 op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
Led uit: systeem uitgeschakeld.
Led aan: systeem ingeschakeld.
BELANGRIJK
114)Neem altijd contact op met het Lancia
Servicenetwerk om de accu te laten
vervangen. Vervang de accu door een
exemplaar van hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
115)Wij adviseren om de contactsleutel te
verwijderen als er zich nog inzittenden in
het voertuig bevinden. Verlaat het voertuig
alleen na de contactsleutel te hebben
uitgenomen of in de stand STOP te
hebben gedraaid. Controleer bij het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
BELANGRIJK
43)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
73L0F0421C
104
STARTEN EN RIJDEN
Automatische uitschakeling
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld:
inwerkingtreding van het ABS- of
ESC-systeem, voertuigsnelheid onder
de van tevoren vastgestelde limiet,
systeemstoring.
BELANGRIJK
116)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
117)Draai bij een storing of defect van het
systeem de draaischakelaar A naar OFF
en neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
44)
SENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 75 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig
dichter bij het obstakel komt.WERKING MET EEN
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
118)45)
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van het
voertuig niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan het voertuig
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
de aanwezigheid van ijs, sneeuw,
modder of meerdere verflagen op
het oppervlak van de sensor kunnen
leiden tot verminderde gevoeligheid van
de sensor en afname van de prestaties
van het systeem.
75L0F0027C
106
STARTEN EN RIJDEN
Ga als volgt te werk om te tanken:
trek aan tankklep A fig. 77 om hem
te openen;
steek het vulpistool in de vulopening
en tank;
wacht na het tanken minstens 10
seconden alvorens het vulpistool te
verwijderen zodat de brandstof in de
tank kan vloeien;
neem het vulpistool uit de
vulopening en sluit het klepje A.
Klepje A fig. 77is voorzien van een
stofkap C die bij gesloten klep de rand
van de vulopening beschermt tegen
de afzetting van vuil en stof.
Tanken in noodgevallen (alleen voor
versies uitgerust met "Smart Fuel"
systeem)
Ga als volgt te werk:
open de bagageruimte en neem de
adapter B uit de gereedschapshouder
(versies met ruimtebesparend
reservewiel - voor bepaalde versies/
markten) fig. 78 of in de Fix&Go
Automatic kit (versies voorzien van
Fix&Go Automatic);
trek aan tankklep A fig. 77 om hem
te openen;
steek de adapter B in de vulopening
en tank;
verwijder de adapter na het tanken
en sluit de klep;
doe de adapter terug in de houder
en plaats deze weer terug in de
bagageruimte.
LPG-versies
Open, om de vulopening te bereiken,
de toegangsklep A fig. 79 en draai
de dop B los.Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens
het tanken:
schakel de motor uit;
trek de handrem aan;
draai de contactsleutel op STOP;
rook niet;
overhandig de speciale vuladapter
(zie de volgende beschrijving) aan
het gekwalificeerde LPG-tankpersoneel.
BELANGRIJK Afhankelijk van het land
zijn er verschillende soorten adapters
voor tankstations. Adapter A fig. 80,
wordt bij de auto in een speciaal doosje
geleverd, is speciaal ontworpen voor
het land waarin de auto verkocht is. Als
u in een ander land rijdt, moet u
uitzoeken welke soort adapter hier
gebruikt wordt.
Natural Power versies
50)
Om toegang te krijgen tot de
vulopening C fig. 81, het benzineklepje
A openen en dop B naar links
losdraaien.
Het profiel van vulopening C om te
tanken is van het universele type
compatibel met Italiaanse en NGV1
normen.
78L0F0242C
79L0F0200C
110
STARTEN EN RIJDEN
controleer of de schakelaar van de
compressor in de stand 0 (uit) staat,
start vervolgens de motor;
steek de stekker in het contact op
de tunnelconsole en bedien de
compressor door de schakelaar in
stand I (aan) te zetten.
Pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Bandenspanning" in het
hoofdstuk "Technische gegevens", is
bereikt. Controleer de bandenspanning
op de meter; doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;
als het na vijf minuten nog steeds
niet mogelijk is om minstens 1,8 bar te
krijgen, koppel dan de compressor
van het ventiel en het stopcontact af en
verplaats vervolgens de auto ongeveer
10 meter naar voren of naar achteren,
zodat de afdichtvloeistof zich
gelijkmatig in de band kan verdelen;
pomp de band vervolgens weer op;
als na deze handeling nog steeds
geen 1,8 bar wordt verkregen binnen 5
minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk;
stop na ongeveer 10 minuten en
controleer de bandenspanning
opnieuw;trek de handrem aan.Om
de auto veilig te parkeren, de aanwijzing
in de paragraaf "Parkeren" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" opvolgen.
als een spanning van minstens 1,8
bar wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij draaiende
motor en aangetrokken handrem), ga
weer rijden en rijd zeer voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde werkplaats van het
Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK
136)Geef de informatiefolder aan het
personeel dat de met de snelle
bandenreparatieset behandelde band
moet repareren.
137)Lekken en beschadigingen in de
flanken kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de snelle bandenreparatiekit niet
als de band beschadigd is geraakt door het
rijden met een lege band.
138)Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van
de groef dat er lucht weglekt). Verwijder
niet het eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp (schroef of
spijker).139)Bedien de compressor nooit langer
dan 20 minuten achter elkaar. Gevaar voor
oververhitting. Banden gerepareerd met
de snelle bandenreparatiekit mogen slechts
tijdelijk gebruikt worden, aangezien de kit
niet geschikt is voor een definitieve
reparatie.
140)De wettelijk verplichte informatie
omtrent chemicaliën en de invloed daarvan
op de menselijke gezondheid,
milieubescherming en het veilige gebruik
van het afdichtmiddel staat vermeld op het
label van de verpakking. Het is van
essentieel belang voor de veiligheid en
effectiviteit van het product dat alle
instructies op het label worden nageleefd.
Lees het label daarom zorgvuldig vóór
gebruik. De gebruiker van het product is
verantwoordelijk voor eventuele schade
voortvloeiend uit oneigenlijk gebruik. Het
afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Vervang de bus als
de houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken.
141)Doe de beschermende
handschoenen aan die bij de snelle
bandenreparatiekit zijn geleverd.
142)Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, om
eraan te herinneren dat de band behandeld
is met de snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.
143)Rij niet verder als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald: de snelle
bandenreparatiekit kan de vereiste
afdichting niet garanderen omdat de band
te ernstig beschadigd is. Neem contact
op met het Lancia Servicenetwerk.
129
144)Geef altijd aan dat de band
gerepareerd is met behulp van de snelle
bandenreparatiekit. Overhandig de folder
aan het personeel dat de met de snelle
bandenreparatiekit behandelde band moet
repareren.
BELANGRIJK
56)Als de band door vreemde
voorwerpen lek is geraakt, kan de kit
gebruikt worden voor beschadigingen in
het loopvlak of de schouder met een
diameter van maximaal 4 mm.
BELANGRIJK
3)Laat de bus en het afdichtmiddel niet in
het milieu achter. Zorg dat ze worden
weggegooid overeenkomstig de nationale
en plaatselijke voorschriften.
4)Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, om
eraan te herinneren dat de band behandeld
is met de snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.
NOODSTART
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een ander voertuig, of met
een hulpaccu.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
STARTEN MET
HULPACCU
145) 146)57) 58)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
Ga als volgt te werk om de motor te
starten fig. 113:
verbind de plusklemmen (+teken bij
de klem) van beide accu’s met een
startkabel;
sluit met een tweede startkabel de
minklem (–) van de hulpaccu aan op
een massapunt
op de motor of
de versnellingsbak van de auto die
gestart moet worden;
start de motor;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde
los.
Lees voor versies met het Start&Stop
systeem, in geval van starten met
een hulpaccu, de paragraaf
“Start&Stop systeem” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
113L0F0084C
130
NOODGEVALLEN