
165
OPMERKING:
Het  koppel  van  de  stabilsatorstang  kan  zijn
vergrendeld vanwege hoogteverschillen in de
linker  en  rechter  ophanging.  Deze  omstan-
digheid  is  het  gevolg  van  verschillen  in  het
rijoppervlak of de belasting van het voertuig.
Om  de  stabilisatorstang  te  kunnen  loskop -
pelen  of  weer  vast  te  koppelen  moeten  de
rechter  en  linker  helft  van  de  stang  zijn
uitgelijnd. Voor deze uitlijning kan het nodig
zijn  dat  het  voertuig  op  een  effen  grondop -
pervlak wordt gereden of heen en weer wordt
bewogen.
Om terug te keren naar de modus voor rijden op
de weg, moet de schakelaar SWAY BAR (stabi -
lisatorstang) nogmaals worden ingedrukt.
STOP/START-SYSTEEM — 
AUTOMATISCHE 
TRANSMISSIE (INDIEN 
AANWEZIG)
De  Stop/Start-functie  is  ontwikkeld  om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan  alle  voorwaarden  is  voldaan.  Door  het
rempedaal los te laten of het gaspedaal in te
trappen,  wordt  de  motor  automatisch  weer
gestart.
Voertuigen met Engine Stop/Start (ESS) zijn
geüpgraded  met  een  heavy  duty-startmotor,
een  verbeterde  accu  en  andere  motoronder -
delen om de extra motorstarts aan te kunnen.
OPMERKING:
Het  wordt  aanbevolen  het  Stop/
Start-systeem  uit  te  schakelen  tijdens
terreingebruik.
Secundaire accu
Uw  auto  is  mogelijk  uitgerust  met  een  secun -
daire  accu  die  wordt  gebruikt  om  het  Stop/
Start-systeem en het elektrische 12 V-systeem
van  de auto van stroom te voorzien. De  secun -
daire accu bevindt zich achter de wielkuip voor
het voorwiel aan passagierszijde.
 Accu-locaties
Automatische modus
De  Stop/Start-functie  wordt  inge
-
schakeld  na  elke  normale  motor -
start. Op dat  moment activeert  het
systeem  de  modus  STOP/START
READY  (Stop/Start-systeem  gereed)  en,
wanneer  aan  alle  overige  voorwaarden  is
voldaan,  activeert  het  vervolgens  de  modus
STOP/START  AUTOSTOP  ACTIVE  (Autostop
Stop/Start-systeem actief). WAARSCHUWING!
Als  de  stabilisator/stabilisatorstang  niet  naar
de  stand  voor  rijden  op  de  weg  terugkeert,
knippert  het  controlelampje  van  de
stabilisatorstang  in de  instrumentengroep  en
kan  de  voertuigstabiliteit  afnemen.  Probeer
niet  sneller  dan  29 km/u  (18 mph)  met  de
auto te rijden. Als u met een hogere snelheid
dan  29 km/u  (18 mph)  rijdt  met  een
ontkoppelde  stabilisatorstang,  kan  dit  ertoe
leiden dat u de macht over het stuur verliest,
met ernstig letsel als gevolg.
1 — Primaire accu
2 — Secundaire accu
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 165   

STARTEN EN RIJDEN
166
Om de autostop-modus te activeren, doet u het
volgende:
Het systeem moet in modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) staan.
De  melding  STOP/START  READY  (Stop/
Start-systeem  gereed)  wordt  weergegeven
op het display in de instrumentengroep in
het  gedeelte  Stop/Start.  Raadpleeg  de
paragraaf  "Instrumentengroep"  in  het
hoofdstuk  "Uw  instrumentenpaneel  leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie.
Het  voertuig  moet  volledig  tot  stilstand
zijn gebracht.
De schakelhendel  moet in een  vooruitver-
snelling staan en het rempedaal moet zijn
ingetrapt.
De  motor  wordt  uitgeschakeld,  de  toeren -
teller gaat naar de nulstand en het controle -
lampje  Stop/Start  gaat  branden  om  aan  te
geven  dat  autostop  is  ingeschakeld.  De
instellingen  van  de  klant  blijven  gehand -
haafd wanneer de motor weer wordt gestart.
Raadpleeg de paragraaf "Stop/Start-systeem"
in  het  hoofdstuk  "Starten  en  rijden"  in  uw
instructieboekje voor meer informatie.
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet 
automatisch stopt
Voor het  uitschakelen van  de  motor,  contro -
leert  het  systeem  vele  veiligheids-  en
comfortvoorwaarden  om  te  controleren  of
hieraan is voldaan. Op het Stop/Start-scherm
van het display in de instrumentengroep kan
gedetailleerde  informatie  worden  weerge -
geven  over  de  werking  van  het  Stop/
Start-systeem.  In  de  volgende  situaties  zal
de motor niet stoppen:
De  veiligheidsgordel  van  de  bestuurder  is
niet vastgemaakt.
Het bestuurdersportier is niet gesloten.
De accutemperatuur is te hoog of te laag.
De accu is bijna leeg.
Het  voertuig  bevindt  zich  op  een  steile
helling.
De interieurverwarming of -koeling is inge-
schakeld en er is geen acceptabele tempe-
ratuur in het interieur bereikt.
De klimaatregeling is ingesteld op volledig
ontwasemen  bij  een  hoge  aanjagersnel -
heid.
De klimaatregeling is ingesteld op MAX A/C.
De motor heeft de normale bedrijfstempe-
ratuur nog niet bereikt.
Motortemperatuur te hoog.
De transmissie staat niet in een vooruitver -
snelling.
De motorkap is geopend.
De tussenbak staat in 4L of Neutral.
Het  rempedaal  is  niet  ingedrukt  met
voldoende druk.
Andere  factoren  die  het  gebruik  van  Autostop
verhinderen:  
Bediening van het gaspedaal.
Drempelwaarde rijsnelheid niet bereikt bij
vorige Autostop.
Stuurhoek  boven  drempelwaarde.  (Alleen
ESS-modellen)
ACC  is  ingeschakeld  en  snelheid  is  inge-
steld.
De auto bevindt zich op grote hoogte.
Systeemfout aanwezig.
Het is mogelijk dat meerdere malen met het
voertuig wordt gereden, zonder dat het Stop/
Start-systeem  de  status  STOP/START
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 166   

167
READY  (Stop/Start  gereed)  aanneemt,
wanneer  de  omstandigheden  extremer  zijn
dan hierboven genoemd.
De motor starten in de stand autostop
In  de  vooruitversnelling  start  de  motor
wanneer  het  rempedaal  niet  is  ingetrapt  of
het  gaspedaal  wordt  ingetrapt.  De  trans-
missie wordt automatisch opnieuw ingescha -
keld als de motor opnieuw wordt gestart.
Omstandigheden  waarin  de  motor  automatisch
opnieuw start in de stand autostop:  
De schakelhendel wordt uit DRIVE gezet.
De  comfortstand  van  de  temperatuur  in
het interieur wordt gehandhaafd.
De  werkelijke  cabinetemperatuur  bedui -
dend  afwijkt  van  de  temperatuur  die  is
ingesteld in het klimaatsysteem.
Het  klimaatsysteem  in  volle  ontwase-
mingsmodus is.
De temperatuur van het klimaatsysteem of
de  aanjagersnelheid  wordt  handmatig
versteld.
De  accuspanning  daalt  naar  een  te  lage
waarde.
Lage  vacuümwaarde  van  remsysteem
(bijv.  na  meerdere  keren  na  elkaar
remmen).
De schakelaar Stop/Start OFF is ingedrukt.
Er doet  zich  een storing voor  in het  Stop/
Start-systeem.
De  duur  van  modus  STOP/START  AUTO
STOP ACTIVE (autostop stop/startsysteem
actief) langer is dan vijf minuten.
De vierwielaandrijving is in de stand 4L of
NEUTRAL gezet.
Het  stuur  is  voorbij  de  drempelwaarde
gedraaid. (Alleen ESS-modellen)
Het Stop/Start-systeem handmatig 
uitschakelen
1. Druk op de schakelaar Stop/Start OFF (in de  rij  schakelaars).  Het  lampje  in  de
schakelaar dooft. Schakelaar Stop/Start OFF
2. De  melding  STOP/START  OFF  (Stop/ Start-systeem  uit)  wordt  weergegeven  in
het gedeelte Stop/Start van het display in
de  instrumentengroep.  Raadpleeg  de
paragraaf  "Instrumentengroep"  in  het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen"  in  het  instructieboekje  voor
meer informatie.
3. Bij  de  volgende  stop  van  het  voertuig (nadat  het  Stop/Start-systeem  is  uitge -
schakeld) zal de motor niet worden uitge -
schakeld.
4. Het  Stop/Start-systeem  schakelt  elke keer  zelfstandig  weer  in  wanneer  het
contact uit- en weer ingeschakeld wordt.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 167   

STARTEN EN RIJDEN
168
Het Stop/Start-systeem handmatig 
inschakelen
Druk op de schakelaar Stop/Start OFF (in de
rij schakelaars). Het lampje in de schakelaar
dooft.
Raadpleeg  voor  uitgebreide  informatie  over
het  Stop/Start-systeem  de  paragraaf  "Stop/
Start-systeem"  in  het  hoofdstuk  "Starten  en
rijden" van uw instructieboekje.
Systeemstoring
Wanneer zich in het Stop/Start-systeem  een
storing  voordoet,  zal  het  systeem  de  motor
niet uitschakelen. In het display in de instru-
mentengroep  wordt  de  melding  "SERVICE
STOP/START  SYSTEM”  (onderhoud  Stop/
Start-systeem)  weergegeven.  Raadpleeg  de
paragraaf "Display  in de instrumentengroep"
in  het  hoofdstuk  "Uw  Instrumentenpaneel
leren kennen" voor meer informatie.
Als  in  het  display  in  de  instrumentengroep
de  melding  "SERVICE  STOP/START
SYSTEM"  wordt  weergegeven,  moet  u  het
systeem  laten  controleren  door  een  erkende
dealer.
ACTIEVE 
SNELHEIDSBEGRENZER - 
INDIEN AANWEZIG 
Knop actieve snelheidsbegrenzer
De  knop  voor de  actieve  snelheidsbegrenzer
bevindt  zich  aan  de  rechterzijde  van  het
stuur.
Met deze functie kunt u de maximale rijsnel -
heid van uw auto programmeren.
OPMERKING:
De  actieve  snelheidsbegrenzer  kan  worden
ingesteld terwijl het voertuig stilstaat of rijdt.
Activering
Druk op de toets voor de actieve snelheidsbe -
grenzer  om  de  functie  te  activeren.  Er verschijnt  dan  een  mededeling  samen  met
een  controlelampje  op  het  display  van  de
instrumentengroep  om  aan  te  geven  dat
actieve snelheidsbegrenzer geactiveerd is.
Druk op de knoppen SET (+) en SET (-) aan
de  rechterkant  van  het  stuur  om  de  actieve
snelheidsbegrenzer  te  verhogen  en  te
verlagen  tot  de  gewenste  waarde.  Door  de
SET  (+)  of  SET  (-)  toetsen  ingedrukt  te
houden,  neemt  de  snelheid  toe/af  met
stappen van 5 mph (5 km/u).
Elke  keer  dat  actieve  snelheidsbegrenzer
wordt geactiveerd, wordt die ingesteld op de
laatst  geprogrammeerde  waarde  van  de
vorige activering.
OPMERKING:
De  cruisecontrol  (indien  aanwezig)  en  de
adaptieve  cruisecontrol  (indien  aanwezig)
functies  zijn  niet  beschikbaar  terwijl  de
actieve snelheidsbegrenzer in gebruik is.
De ingestelde snelheid overschrijden
Door  het  gaspedaal  volledig  in  te  drukken,
kan de geprogrammeerde maximale snelheid
worden  overschreden  terwijl  het  apparaat
actief is.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 168   

STARTEN EN RIJDEN
176
PARKSENSE 
PARKEERSENSOREN VOOR 
EN ACHTER — INDIEN 
AANWEZIG
Het  ParkSense  parkeerhulpsysteem  vóór  en
achter  geeft  tijdens  het  achter-  of  vooruit
rijden,  bijvoorbeeld  bij  het  inparkeren,  met
visuele en geluidssignalen de afstand tussen
de achter- en/of voorkant van de auto en een
gedetecteerd  obstakel  aan.  Zie  de  "Voor-zorgsmaatregelen bij gebruik van ParkSense"
in dit hoofdstuk voor de beperkingen van dit
systeem en aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa
-
tisch  de  systeemstatus  (ingeschakeld  of
uitgeschakeld)  hersteld  die  actief  was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense  kan  uitsluitend  worden  geacti -
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE  of  DRIVE  staat.  Wanneer  Park -
Sense bij een van deze standen van de scha -
kelhendel  wordt  ingeschakeld,  blijft  het
systeem actief totdat de rijsnelheid is toege -
nomen  tot  ongeveer  11 km/u  (7 mph)  of
hoger.  Als de schakelhendel in REVERSE is
gezet,  verschijnt  een  waarschuwing  op  het
display in de instrumentengroep die aangeeft
dat de rijsnelheid van het voertuig te hoog is
voor  gebruik  van  ParkSense.  Het  systeem
wordt  weer  actief  als  de  rijsnelheid  is
gedaald  tot  minder  dan  ongeveer  9 km/u
(6 mph).
ParkSense sensoren
De  vier  ParkSense  sensoren  die  zich  in  de
achterkant/achterbumper  bevinden,
bewaken  het  gebied  achter  de  auto  dat
binnen het zichtveld van de sensoren valt. De sensoren  kunnen  in  horizontale  richting
obstakels op een afstand van ongeveer 30 tot
200  cm  (12  tot  79 inch)  van  het  achterpa
-
neel/de  achterbumper  detecteren,  afhanke -
lijk van de plaats, het type en de richting van
het obstakel.
De  zes  ParkSense  sensoren  die  zich  in  de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch)
van  het  voorpaneel/de  voorbumper  detec -
teren, afhankelijk van de plaats, het type en
de richting van het obstakel.
ParkSense waarschuwingsscherm
Het  ParkSense  waarschuwingsscherm
bevindt zich op het display in de instrumen -
tengroep.  Het geeft visuele waarschuwingen
om  de  afstand  tussen  de  achterkant/achter -
bumper en/of de voorkant/voorbumper en het
gedetecteerde  obstakel  aan  te  geven.  Raad -
pleeg de paragraaf "Display in de instrumen -
tengroep"  in  het  hoofdstuk  "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie hierover.
 LET OP!
ParkSense  is  uitsluitend  bedoeld  als
hulpmiddel  tijdens  het  parkeren  en  is
niet  in  staat  ieder  voorwerp,  inclusief
kleine  obstakels,  waar  te  nemen.  Stoe-
pranden  worden  mogelijk  tijdelijk  of
helemaal  niet  gedetecteerd.  Op  kleine
afstanden  worden  obstakels  boven  of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
Bij  gebruik  van  ParkSense  moet  u  lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer  een  obstakel  wordt  gedetec-
teerd.  Het  is  raadzaam  om  over  uw
schouder  te  kijken,  ook  wanneer  u
gebruik maakt van ParkSense.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 176   

STARTEN EN RIJDEN
182
(Vervolgd)
Camera"  (achteruitrijcamera)  in  het  menu
"Controls”  (bedieningselementen)  en  de
snelheid  van  het  voertuig  hoger  is  dan  of
gelijk is aan 13 km/h (8 mph), dan wordt een
displaytimer  voor  het  beeld  gestart.  Het
beeld  blijft  weergegeven  totdat  de  display-
timer hoger wordt dan 10 seconden.
OPMERKING:
Als de rijsnelheid lager blijft dan 13 km/u
(8 mph), wordt het beeld van de achteruit -
rijcamera  continu  weergegeven  totdat  het
wordt  uitgeschakeld  via  de  schermtoets
"X",  de  transmissie  in  de  stand  PARK
wordt  geschakeld  of  het  contact  wordt
uitgeschakeld.
ALLEEN als niet in de stand REVERSE is
geschakeld,  is  een  schermtoets  "X"
beschikbaar waarmee de weergave van het
camerabeeld kan worden uitgeschakeld.
Wanneer  ze  zijn  ingeschakeld,  worden
actieve  richtlijnen  op  het  camerabeeld
geprojecteerd  ter  verduidelijking  van  de
breedte  van  het  voertuig  en  de  verwachte
rijrichting  op  basis  van  de  stand  van  het
stuurwiel. Een stippellijn in het midden geeft
het  midden  van  het  voertuig  aan  als  hulp -
middel  bij  parkeren  of  het  uitlijnen  van  het
voertuig voor een aanhanger. Wanneer ze  zijn ingeschakeld,  worden vaste
richtlijnen op het camerabeeld geprojecteerd
ter  verduidelijking  van  de  breedte  van  het
voertuig.
Zones  met  verschillende  kleuren  geven  de
afstand  tot  de  achterzijde  van  het  voertuig
aan.
OPMERKING:
Wanneer  de  cameralens  bedekt  is  met
sneeuw,  ijs,  modder  of  ander  vuil,  moet  de
lens  worden  gereinigd,  met  water  worden
gespoeld  en  met  een  zachte  doek  worden
gedroogd. U mag de lens niet afdekken.BRANDSTOF TANKEN 
Brandstofvuldop  
De  brandstofvuldop  bevindt  zich  aan  de
bestuurderszijde  van  het  voertuig.  Als  de
brandstofvuldop  zoekgeraakt  of  beschadigd
is,  moet  de  vervangende  dop  geschikt  zijn
voor dit voertuig.
 WAARSCHUWING!
Bestuurders  moeten  altijd  voorzichtig
achteruit  rijden,  ook  wanneer  gebruik
wordt  gemaakt  van  de  ParkView
achteruitrijcamera.  Controleer  het  gebied
achter  de  auto  altijd  zorgvuldig,  kijk  naar
achteren en wees bedacht op voetgangers,
dieren,  andere  voertuigen,  obstakels  en
dode  hoeken,  voordat  u  achteruitrijdt.  U
bent  verantwoordelijk  voor  de  veiligheid
van  uw  omgeving  en moet  blijven opletten
als  u  achteruitrijdt.  Anders  bestaat  er  een
risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
 LET OP!
Om  voertuigschade  te  voorkomen  mag
ParkView  alleen  worden  gebruikt  als
parkeerhulp.  De  ParkView  camera  kan
niet elk obstakel of voorwerp zien.
Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam  rijden  bij  gebruik  van  Park-
View, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel  wordt  waargenomen.  Het  is
raadzaam om tijdens het achteruitrijden
over uw schouder te kijken, ook wanneer
u gebruik maakt van ParkView.
 LET OP! (Vervolgd)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 182   

185
OPMERKING:
Wanneer  het  mondstuk  aan  de  vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
Draai  de  brandstofvuldop  ongeveer  een
kwartslag  vast  totdat  u  één  klik  hoort.  De
klik  geeft  aan  dat  de  dop  goed  is  vastge-
draaid.
Als de brandstofvuldop niet goed is dicht-
gedraaid,  gaat  het  storingslampje
branden.  Zorg  ervoor  dat  de  dop  iedere
keer  dat  u  bijtankt,  goed  wordt  dichtge-
draaid.
AdBlue® (UREUM) — indien aanwezig
De  auto  is  uitgerust  met  een  AdBlue®
UREUM-inspuitsysteem en selectieve kataly -
tische  reductie  om  te  voldoen  aan  de  emis -
sienormen. Deze twee systemen zorgen voor
naleving  van  de  diesel-emissie-eisen;  zij
zorgen tegelijkertijd voor efficiënt brandstof -
verbruik,  rijgedrag,  koppel  en  vermogen.
Raadpleeg  de  paragraaf  "Waarschuwings -
lampjes en meldingen" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel  leren  kennen",  voor
berichten  en  systeemwaarschuwingen.
AdBlue® is een zeer stabiel product met een lange  houdbaarheid.  Als  het  bewaard  wordt
bij  temperaturen  LAGER  dan  90°F  (32°C),
heeft  het  een  houdbaarheid  van  minstens
één  jaar.  Voor  meer  informatie  over  de
AdBlue®-vloeistof,  zie  de  paragraaf  "Vloei
-
stoffen en smeermiddelen"  in  het hoofdstuk
"Technische specificaties". De auto is uitge -
rust  met  een  automatisch  AdBlue®-verwar -
mingssysteem  zodra  de  motor  aanslaat,
hetgeen maakt dat systeem correct werkt bij
temperaturen lager dan 12°F (-11°C).
OPMERKING:
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
12°F (-11°C).
AdBlue®-opslag
AdBlue®  wordt  beschouwd  als  een  zeer
stabiel product met een lange houdbaarheid.
Als  AdBlue®  wordt  bewaard  bij  tempera -
turen tussen -12 °C en 32 °C (10 ° en 90 °F)
is het ten minste één jaar houdbaar.
AdBlue®  kan  bij  lage  temperaturen
bevriezen.  AdBlue®  kan  bijvoorbeeld
bevriezen  bij  een  temperatuur  van  of  onder
-11  °C  (12  °F).  Het  systeem  is  ontworpen
voor gebruik in deze omgeving.
 LET OP!
Bij  gebruik  van  een  ongeschikte  brand -
stofvuldop  kan  schade  aan  het  brand -
stofsysteem  of  aan  het
emissieregelsysteem  ontstaan.  Door  een
slecht  passende  dop  kan  vuil  in  het
brandstofsysteem  terechtkomen.  Door
een  slecht  passende,  achteraf  aange-
schafte  brandstofvuldop  kan  het
storingslampje  gaan  branden,  omdat  er
brandstofdampen  uit  het  systeem
ontsnappen.
Voorkom  morsen  en  overlopen  van
brandstof.
 LET OP!
Gebruik  voor  dieselmotoren  uitsluitend
diesel  voor  motorvoertuigen  conform  de
EN  590  Europese  specificaties.  Het
gebruik van andere producten of mengsels
kan  onherstelbare  schade  toebrengen  aan
de motor en daarmee de garantie ongeldig
maken  vanwege  de  veroorzaakte  schade.
Als u per ongeluk andere soorten brandstof
in de tank stopt, start de motor niet. Maak
de tank leeg. Ook als de motor slechts zeer
kort  heeft  gedraaid,  moet  behalve  de
brandstoftank  ook  het  gehele
brandstofcircuit worden afgetapt.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 185   

STARTEN EN RIJDEN
186
OPMERKING:
Bij het werken met AdBlue® is het belangrijk
te weten dat: 
Alle  containers  of  onderdelen  die  in
contact  komen  met  AdBlue®,  moeten
AdBlue®  compatibel  (kunststof  of  roest-
vrij  staal)  zijn.  Koper,  messing,  alumi -
nium,  ijzer  of  niet-roestvrij  staal  moet
worden  vermeden,  omdat  ze  onderhevig
zijn aan corrosie door AdBlue®.
Als  AdBlue®  wordt  gemorst,  moet  het
volledig worden opgeveegd.
AdBlue® bijvullen
Randvoorwaarden
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
12°F  (-11°C).  Als  de  auto  langere  tijd  bij
deze  temperatuur  stilstaat,  kan  bijvullen
moeilijk  zijn.  Daarom  wordt  aangeraden  om
de auto in een garage en/of verwarmde omge -
ving  te  parkeren  en  te  wachten  totdat  het
UREUM weer vloeibaar geworden is alvorens
bij te vullen. Ga als volgt te werk:
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond
en  stop  de  motor  door  de  contactschake-
laar in de OFF-stand te draaien.
Open  de  brandstofvulklep,  draai  de
(blauwe) dop van de AdBlue®-vulopening
los en verwijder die.
Bijvullen met mondstukken
U  kunt  bij  elke  AdBlue®-leverancier
bijvullen.
Ga als volgt te werk:
Steek  het  AdBlue®-mondstuk  in  de  vulo-
pening,  start  met  bijvullen  en  stop  met
bijvullen  bij  de  eerste  afschakeling  (de
afschakeling  geeft  aan  dat  de
AdBlue®-tank  vol  is).  Ga  niet  verder  met
vullen,  om  morsen  van  AdBlue®  te  voor -
komen.
Verwijder het mondstuk. Bijvullen met een jerrycan
Ga als volgt te werk:
Controleer de vervaldatum.
Lees  de  gebruiksinstructies  op  het  label
voordat u de inhoud van de jerrycan in de
AdBlue®-tank giet.
Raadpleeg  de  paragraaf  "Waarschuwings
-
lampjes  en  meldingen"  in  het  hoofdstuk
"Uw  instrumentenpaneel  leren  kennen"
voor meer informatie, als systemen voor het
bijvullen  gebruikt  worden,  die  niet  vastge -
schroefd  kunnen  worden  (bijv.  vaten),
nadat de indicatie verschijnt op het display
van  het  instrumentenpaneel,  vul  de
AdBlue®-tank met niet meer  dan 2 gallon
(8 liter).
Als een jerrycan wordt gebruikt, die op de
vulopening kan worden geschroefd, dan is
het  reservoir  vol  wanneer  de  AdBlue®  in
de  jerrycan  niet  meer  eruit  stroomt.  Ga
dan niet meer verder.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book  Page 186