aangebracht op het reservoir van de hoofd-
remcilinder. Maak de bovenzijde van de
hoofdremcilinder schoon voordat u de dop
verwijdert. Het is bij schijfremmen een nor-
maal verschijnsel dat het vloeistofpeil daalt
naarmate de remblokken verder slijten. Con-
troleer het remvloeistofpeil wanneer de rem-
blokken worden vervangen. Wanneer het rem-
vloeistofpeil abnormaal laag is, dient het
systeem te worden gecontroleerd op lekkage.
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Gebruik uitsluitend door de fabrikant
aanbevolen remvloeistof. Raadpleeg de
paragraaf "Vloeistoffen en smeermidde-
len" in het hoofdstuk "Technische gege-
vens" voor meer informatie. Gebruik van
de verkeerde remvloeistof kan ernstige
schade veroorzaken aan uw remsysteem
en/of de werking ervan nadelig beïnvloe-
den. Het juiste type remvloeistof wordt
WAARSCHUWING!
ook vermeld op het reservoir van de
originele hoofdremcilinder.
• Om vervuiling te voorkomen door mate-
riaal of vocht van buitenaf, dient u uit-
sluitend nieuwe remvloeistof te gebrui-
ken, of remvloeistof uit een hermetisch
afgesloten reservoir. Zorg ervoor dat de
dop van het reservoir van de hoofdrem-
cilinder altijd is vastgedraaid. Remvloei-
stof in een open reservoir neemt vocht
op uit de lucht, waardoor de remvloeistof
een lager kookpunt krijgt. De remvloei-
stof kan hierdoor gaan koken tijdens
stevig of langdurig remmen, waardoor de
kans bestaat dat de remmen plotseling
niet meer werken. Dit kan een aanrijding
tot gevolg hebben.
• Het bijvullen van het vloeistofreservoir
met te veel remvloeistof kan leiden tot
het morsen van vloeistof op hete mo-
toronderdelen, waardoor de remvloeistof
vlam kan vatten. Remvloeistof kan ook
schade toebrengen aan gelakte opper-
vlakken en vinyl. Let er daarom op dat er
WAARSCHUWING!
geen remvloeistof op deze oppervlakken
terecht komt.
• Zorg dat er geen vloeistof op basis van
aardolie in de remvloeistof terechtkomt.
De afdichtingen van het remsysteem
kunnen hierdoor worden aangetast,
waardoor de remmen hun werking ge-
deeltelijk of geheel kunnen verliezen.
Dit kan een aanrijding tot gevolg heb-
ben.
Handgeschakelde versnellingsbak
Vloeistofpeil controleren
Controleer het vloeistofpeil door de vuldop te
verwijderen. Het vloeistofpeil moet liggen
tussen de onderkant van de vulopening tot
maximaal 4,76 mm (3/16 inch) daaronder.
Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld
tot aan het juiste niveau.
SERVICE EN ONDERHOUD
202
LET OP!
Als de temperatuur van de vloeistof lager
dan 10°C (50°F) is, wordt het vloeistofpeil
niet altijd op de peilstok aangegeven. U
mag pas vloeistof toevoegen als de tempe-
ratuur voldoende hoog is om een nauwkeu-
rige waarde af te kunnen lezen. Laat de
motor stationair lopen, in de stand PARK,
om de vloeistof op te warmen.
8. Breng de motorkap weer aan en klik deze
zorgvuldig vast op de vier
montagepennen.
9. Controleer op lekken. Zet de handrem vrij.
OPMERKING:
Om te voorkomen dat vuil en water in de
versnellingsbak terechtkomen na het contro-
leren of bijvullen, moet u controleren of de
peilstok correct is aangebracht. Het is nor-
maal dat de peilstok iets naar boven komt, zo
lang de afdichting maar in de buis van de
peilstok blijft zitten.
Vloeistofpeil controleren — 2.8-liter turbo-
dieselmotor
De vloeistof is in de fabriek op het juiste peil
gebracht en vereist onder normale gebruiks-
omstandigheden geen aanpassingen. Het is
niet nodig om het vloeistofpeil regelmatig te
controleren, daarom is de vulbuis van de
versnellingsbak afgesloten met een dop en is
geen peilstok aanwezig. Een erkende dealer
kan het vloeistofpeil in uw automatische
transmissie controleren met behulp van een
speciale peilstok.
Als u merkt dat er sprake is van vloeistoflek-
kage of een defect in de versnellingsbak,
neem dan onmiddellijk contact op met een
erkende dealer om het transmissievloeistof-
peil te laten controleren. Als het voertuig
wordt gebruikt met een verkeerd vloeistof-
peil, kan ernstige schade aan de automati-
sche versnellingsbak worden toegebracht.
Onderhoudsvrije accu
Uw auto is uitgerust met een onderhoudsvrije
accu. U hoeft nooit water bij te vullen of
onderhoudswerkzaamheden te laten
uitvoeren.
WAARSCHUWING!
• Accuvloeistof is een gevaarlijke corro-
sieve vloeistof die brandwonden of zelfs
blindheid kan veroorzaken. Zorg dat uw
ogen, huid en kleding niet in aanraking
komen accuvloeistof. Leun niet over de
accu wanneer u de klemmen aansluit.
Wanneer accuzuur in uw ogen of op uw
huid spat, spoel dan onmiddellijk met
een ruime hoeveelheid water. Raadpleeg
de paragraaf "Starten met startkabels" in
het hoofdstuk "In geval van nood/pech"
voor meer informatie.
• Accugas is brandbaar en explosief.
Houd open vuur of vonken daarom altijd
uit de buurt van de accu. Gebruik geen
hulpaccu of andere acculader van meer
dan 12 volt. Zorg dat de kabelklemmen
elkaar niet raken.
• Accupolen, accuklemmen en toebeho-
ren bevatten lood en loodhoudende stof-
fen. Was uw handen nadat u hiermee in
aanraking bent gekomen.
SERVICE EN ONDERHOUD
204
LET OP!
• Let er bij het aansluiten van de accuka-
bels op dat de pluskabel op de pluspool
en de minkabel op de minpool aangeslo-
ten worden. De accupolen zijn gemar-
keerd met plus (+) en min (-) op de
accubehuizing. De kabelklemmen moe-
ten stevig op de aansluitpolen zitten en
mogen geen corrosie vertonen.
• Wanneer u een snellader gebruikt terwijl
de accu nog in de auto aanwezig is,
koppel dan beide accukabels in de auto
los voordat u de lader op de accu aan-
sluit. Gebruik een snellader nooit als
starthulp.
Onderhoud van de airconditioning
Voor optimale prestaties kunt u het aircosys-
teem het best laten controleren door een
erkende dealer aan het begin van het zomer-
seizoen. Bij deze onderhoudsbeurt moeten
ook de condensorribben worden gereinigd en
moet een werkingstest worden uitgevoerd.
Laat ook de spanning van de aandrijfriem
controleren.
WAARSCHUWING!
• Gebruik voor uw airco uitsluitend door
de fabrikant goedgekeurde compressor-
smeermiddelen en koudemiddelen.
Sommige niet-goedgekeurde koudemid-
delen zijn brandbaar en explosief en
kunnen daardoor ernstig letsel veroorza-
ken. Andere niet-goedgekeurde koude-
middelen of smeermiddelen kunnen het
systeem beschadigen, wat hoge repara-
tiekosten met zich meebrengt. Raad-
pleeg de Service- en garantiehandlei-
ding in uw informatie voor de eigenaar
voor meer informatie over de garantie.
• Het aircosysteem bevat een koudemid-
del onder hoge druk. Om persoonlijk
letsel of schade aan het systeem te voor-
komen mag het bijvullen van koudemid-
del, of andere reparaties waarbij leidin-
gen moeten worden losgekoppeld,
alleen worden uitgevoerd door een vak-
bekwame monteur.
LET OP!
Spoel het systeem van de airconditioning
niet met chemicaliën, omdat daardoor de
onderdelen van de airconditioning bescha-
digd kunnen raken. Dergelijke schade
wordt niet gedekt door de standaardgaran-
tie.
Koudemiddel opvangen en recyclen R-134a
— indien aanwezig
Het airconditioningssysteem van uw voertuig
bevat R-134A, een koudemiddel dat de ozon-
laag niet aantast. De fabrikant raadt u aan het
onderhoud aan het airconditioningsysteem te
laten uitvoeren door een erkende dealer of
een vakgarage die beschikt over de uitrusting
om het koelmiddel op te vangen en te laten
recyclen.
OPMERKING:
Gebruik voor het A/C-systeem uitsluitend
PAG-compressorolie en koelmiddelen die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
205
Koudemiddel opvangen en recyclen —
R-1234yf
Het airconditioningsysteem van uw auto be-
vat R-1234yf, een koudemiddel van hydro-
fluor-olefine (HFO) dat de ozonlaag niet aan-
tast en een laag aardopwarmingsvermogen
(GWP) heeft. De fabrikant raadt u aan het
onderhoud aan het airconditioningsysteem te
laten uitvoeren door een erkende dealer die
beschikt over apparatuur om het koudemid-
del op te vangen en te recyclen.
OPMERKING:
Gebruik voor het A/C-systeem uitsluitend
PAG-compressorolie en koelmiddelen die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
Vervanging van het aircofilter (luchtfilter
aircosysteem)
WAARSCHUWING!
Verwijder het interieurluchtfilter niet ter-
wijl de motor loopt, of wanneer de contact-
schakelaar in de stand ACC of ON/RUN
staat. Als het interieurluchtfilter is verwij-
derd en de aanjager in werking is, kan de
aanjager in contact komen met uw handen
en vuil en deeltjes in uw ogen blazen, wat
kan leiden tot letsel.
Het luchtfilter van het aircosysteem bevindt
zich in de luchtinlaat achter het handschoe-
nenkastje. Volg de onderstaande procedure
om het filter te vervangen:
1. Open het handschoenenkastje en neem
alle voorwerpen eruit.
2. Druk op de zijwanden van het handschoe-
nenkastje en laat de klep zakken.3. Klap het handschoenenkastje naar
beneden.
4. Maak de twee houders los waarmee de
twee toegangsluikjes aan de behuizing
van het klimaatsysteem zijn bevestigd.
Handschoenenkastje
1 — Aanslagen handschoenenkastje
2 — Handschoenenkastje
SERVICE EN ONDERHOUD
206
5. Open de twee toegangsluikjes naar het
luchtfilter.
6. Verwijder de twee luchtfilters uit het
luchtinlaathuis van het klimaatsysteem.
Trek de filterelementen, een voor een,
recht uit de behuizing.7. Monteer het aircoluchtfilter met de posi-
tiemarkering in de zelfde richting wijzend
als voor het verwijderen.
LET OP!
Het interieurluchtfilter is voorzien van een
pijl die de richting van de luchtstroom door
het filter aangeeft. Als het filter niet op de
juiste wijze wordt geïnstalleerd, moet het
wellicht vaker worden vervangen.
8.
Sluit de toegangsluikjes van het aircolucht-
filter en zet de bevestigingslipjes vast.
9. Draai de klep van het handschoenenkastje
weer op zijn plaats.
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhouds-
intervallen.
DEALERSERVICE
Een erkende dealer beschikt over goed opge-
leid servicepersoneel, speciale gereedschap-
pen en de nodige uitrusting om alle werk-
zaamheden met het nodige vakmanschap uit
te voeren. Er zijn servicehandleidingen ver-
krijgbaar met gedetailleerde gegevens voor
een correct onderhoud van uw auto. Raad-
pleeg deze servicehandleidingen voordat u
zelf probeert onderhoud uit te voeren.
Luchtfilterbevestigingslippen
1 — Linker sluitlip
2 — Rechter sluitlip
Luchtfiltertoegangsluik open
1 — Toegangsklep aircofilter
2 — Luchtfilter airconditioning
207
OPMERKING:
Bij opzettelijk manipuleren van het emissie-
regelsysteem kan de garantie vervallen en
bent u strafbaar.
WAARSCHUWING!
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen de service uit waarvan u de kennis
en waarvoor u de juiste apparatuur heeft.
Als u twijfelt over uw kunde om een be-
paalde werkzaamheid uit te voeren, breng
dan uw auto naar een vakkundige mon-
teur.
Ruitenwisserbladen
Reinig de rubberdelen van de wisserbladen
en de voorruit regelmatig met een spons of
zachte doek en een mild niet-schurend reini-
gingsmiddel. U verwijdert zo de resten van
strooizout of olie.Als de ruitenwissers langdurig worden ge-
bruikt terwijl de ruit droog is, zullen de wis-
serbladen sneller slijten. Gebruik altijd rui-
tensproeiervloeistof als u met de wissers
strooizout of vuil van een droge voorruit wilt
verwijderen.
Gebruik de ruitenwissers nooit om rijp of ijs
van de voorruit te verwijderen. Zorg dat het
rubber van de wissers niet in aanraking komt
met aardolieproducten zoals motorolie, ben-
zine, enz.
OPMERKING:
De levensduur van ruitenwisserbladen is af-
hankelijk van de geografische regio en de
mate van gebruik. Wanneer u merkt dat de
ruitenwissers klapperen of (water)sporen of
natte plekken achterlaten, dan duidt dit op
een slechte werking van de ruitenwisserbla-
den. Wanneer een van deze symptomen zich
voordoet, reinig of vervang dan de ruitenwis-
serbladen.De wisserbladen en ruitenwisserarmen moe-
ten regelmatig worden geïnspecteerd, niet
alleen wanneer de ruitenwisser prestatiespro-
blemen vertoont. Deze inspectie moet de
volgende punten omvatten:
• Slijtage of ongelijke randen
• Vreemd materiaal
• Uitharding of barsten
• Vervorming of vermoeidheid
Als een ruitenwisserblad of wisserarm be-
schadigd is, vervang de betreffende wisser-
arm of het blad door een nieuwe eenheid.
Probeer niet een ruitenwisserarm of blad te
repareren die of dat beschadigd is.
Blad van ruitenwisser verwijderen/
aanbrengen
LET OP!
Laat de wisserarm niet terugveren tegen
de ruit zonder dat het blad van de ruiten-
wisser is aangebracht, anders kan de ruit
beschadigd raken.
SERVICE EN ONDERHOUD
208
Het aanbrengen van de voorruitwissers
1. Til de ruitenwisserarm van het glas af,
totdat de ruitenwisserarm in de positie
volledig omhoog staat.
2. Plaats het wisserblad in de buurt van de
haak op het uiteinde van de wisserarm.
3. Steek de haak op het uiteinde van de arm
door de opening in het wisserblad.
4. Schuif het wisserblad omhoog in de haak
op de ruitenwisserarm, vergrendeling gaat
vergezeld van een hoorbare klik.
5. Laat het wisserblad voorzichtig op het glas
neer.
Blad van achterruitwisser verwijderen/
aanbrengen
1. Verwijder de achterste wisserarmschar-
nierdop om toegang tot de moer van de
ruitenwisserarm te verkrijgen.2. Voor verwijderen van het wisserblad van
de ruitenwisserarm, pak het wisserblad
het dichtst bij de ruitenwisserarm met uw
rechterhand. Houd met uw linkerhand de
wisserarm vast terwijl u het wisserblad
weg van de arm van de ruitenwisser trekt,ver genoeg voorbij de aanslag zodat de
scharnierpen loskomt van de aansluiting
op het uiteinde van de wisserarm.
OPMERKING:
Weerstand gaat vergezeld van een hoor-
baar klikgeluid.
Achterruitwisser
1 — Wisserarmscharnierdop
2 — Ruitenwisserarm
3 — Ruitenwisserblad
Wisserblad verwijderd van de
ruitenwisserarm
1 — Ruitenwisserarm
2 — Ruitenwisserblad
SERVICE EN ONDERHOUD
210
3. Terwijl u nog steeds het ruitenwisserblad
vasthoudt, duw het wisserblad weg van de
wisserarm om het los te maken.
Het aanbrengen van de ruitenwisser achter
1. Plaats de ruitenwisserscharnierpen in de
opening aan het uiteinde van de wisser-
arm. Pak het onderste uiteinde van deruitenwisserarm met één hand vast en
druk het wisserblad op één lijn met de
ruitenwisserarm totdat het op zijn plaats
vastklikt.
2. Laat het wisserblad neer op de ruit en klik
de wisserarmscharnierdop weer op zijn
plaats.
HET VOERTUIG OMHOOG
TE BRENGEN
Indien het nodig is om het voertuig omhoog te
brengen, ga dan naar een erkende dealer of
naar een servicestation.
BANDEN
Banden — Algemene informatie
Bandenspanning
Voor de veiligheid en goede rijeigenschappen
is een juiste bandenspanning absoluut nood-
zakelijk. Als de bandenspanning niet juist is,
heeft dit gevolgen voor het onderstaande:
• Veiligheid en stabiliteit van de auto
• Slijtage en brandstofverbruik• Bandenslijtage
• Rijcomfort
Veiligheid
WAARSCHUWING!
• Een onjuiste bandenspanning is gevaar-
lijk en kan leiden tot ongelukken.
• Bij een te lage bandenspanning veert de
band te veel in en kan de band te warm
worden en lek raken.
• Bij een te hoge bandenspanning zal de
band schokken op het wiel minder goed
opvangen. Voorwerpen op de weg en ga-
ten in het wegdek kunnen de banden
beschadigen waardoor ze lek raken.
• Banden met een te hoge of te lage span-
ning kunnen het rijgedrag van de auto
beïnvloeden en kunnen een klapband
veroorzaken waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als niet alle banden dezelfde spanning
hebben, kunnen besturingsproblemen
optreden. U kunt de controle over de
auto verliezen.
Wisserblad verwijderd van de
ruitenwisserarm
1 — Ruitenwisserarm
2 — Ruitenwisserblad
211