Kinderen die te groot zijn voor een
verhogingszitje
Grote kinderen die gemakkelijk een schouder-
gordel dragen en zulke lange benen hebben
dat deze vanaf de knie omlaag hangen als ze
met de rug tegen de rugleuning steunen, moe-
ten de driepuntsgordels gebruiken en op de
achterbank plaatsnemen.
•Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
•Leg de heupgordel laag over de heupen en
trek de gordel zo strak mogelijk aan.
•Controleer regelmatig of de autogordel goed
past. Door de bewegingen van het kind kan
de autogordel een foutieve positie aanne-
men.
•Als de schoudergordel het gezicht of de hals
raakt, plaats het kind dan verder naar het
midden van de auto toe. Sta nooit toe dat
een kind de schoudergordel onder de arm
door of achter de rug langs draagt.WAARSCHUWING!
•Een foutief aangebracht kinder- of baby-
zitje kan op het kritieke ogenblik dienst
weigeren. Het kan losschieten bij een aan-
rijding. Het kind kan zo ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de aanwij-
zingen van de fabrikant nauwgezet op.
•Een achterstevoren te bevestigen kinder-
zitje mag u alleen gebruiken op de achter-
bank. In een achterstevoren te bevestigen
kinderzitje kan de baby ernstig of zelfs
dodelijk gewond raken wanneer u het zitje
op de voorstoel heeft gezet en de passa-
giersairbag wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te
gebruiken:
•Controleer voor de aanschaf van een kinder-
zitje of op een sticker is vermeld dat het zitje
voldoet aan alle van toepassing zijnde vei-
ligheidsnormen. Chrysler Group LLC raadt
ook aan om vóór de aanschaf te controleren
of het zitje goed te bevestigen is in de auto
waarin het zal worden gebruikt.•Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het
gewicht en de lengte van uw kind. Contro-
leer de sticker op het zitje en let op de
grenswaarden voor gewicht en lengte.
•Volg nauwkeurig de instructies op van de
fabrikant wanneer u een kinderzitje instal-
leert. Als u het zitje niet op de juiste wijze
installeert, functioneert het misschien niet
juist wanneer dat nodig is.
•Gesp het kind in het zitje vast volgens de
aanwijzingen van de fabrikant van het zitje.
Kinderzitjes installeren met de autogordels
De veiligheidsgordels op de passagierszit-
plaatsen zijn voorzien van oprolautomaten met
automatische vergrendeling (ALR), die worden
gebruikt voor het veilig bevestigen van een
kinderzitje (CRS). Bij beide gordeltypen kan het
heupgedeelte stevig rond het kinderzitje wor-
den getrokken, zodat geen borgclip hoeft te
worden gebruikt. De ALR produceert een rate-
lend geluid als u de gordel helemaal uit de
rolautomaat trekt en vervolgens de gordel te-
rugrollen in de rolautomaat. Zie onderAutoma-
tische rolvergrendelingvoor meer informatie
over de ALR. In onderstaande tabel worden de
49
zitplaatsen vermeld met een automatische rol-
vergrendeling (ALR) of een geschakelde gor-
delspanner.
Bestuur-
derMidden Passagier
Vergren-
deling
CRSVergren-
deling
CRSVergren-
deling
CRS
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR
•N.v.t. — Niet van toepassing
•ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met
ALR trekt u voldoende gordelband uit het op-
rolmechanisme om door de gordelopening van
het kinderzitje te leiden. Schuif de gesp in de
sluiting totdat u een ’klik’ hoort. Trek daarna de
hele gordelband uit het oprolmechanisme en
laat de gordel terug oprollen in het mecha-
nisme. Terwijl de gordel terugrolt hoort u een
klikgeluid. Dit geeft aan dat de automatische
rolvergrendeling is geactiveerd.2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van
de gordel om het heupgedeelte rond het kin-
derzitje strak te trekken. Alle autogordelsyste-
men worden na verloop van tijd losser, dus u
moet de gordel af en toe controleren en, indien
nodig, aantrekken.
•
Op de achterbank is het soms lastig om de
driepuntsgordel strak om het kinderzitje aan te
trekken, doordat de gesp of de gespsluiting
zich te dicht bij de gordeldoorvoer aan het zitje
bevindt. Maak dan de gesp los uit de gesp-
sluiting en draai het korte gordelgedeelte aan
de sluitingzijde een paar keer rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de gesp weer
vast, met de ontgrendelknop naar buiten toe.
•Indien de gordel nog steeds niet aangetrok-
ken kan worden, of indien door het duwen en
trekken aan het gordelsysteem de gordel
losraakt, maak dan de gesp los uit de slui-
ting, draai de sluiting om en steek de gesp
weer in de sluiting. Als het kinderzitje dan
nog steeds niet stevig is vastgezet, kunt u
beter een andere zitpositie proberen.
•Gesp het kind in het zitje vast volgens de
aanwijzingen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!Wanneer u het baby- of kinderzitje niet gebruikt,
zet dit dan vast met de autogordel of verwijder
het uit de auto. Laat het zitje nooit los in de auto
liggen. Bij een noodstop of ongeval kan het zitje
de inzittenden of de stoelrugleuningen raken en
ernstig letsel veroorzaken.
Automatische rolvergrendeling (ALR)Om de omschakelbare rolautomaat te gebruiken,
moet u de gordel uit de rolautomaat trekken
totdat er genoeg ruimte is om deze door het
kinderzitje te schuiven en de gespsluiting in de
gesp te steken. Trek dan alle gordelband hele-
maal vrij uit de gordelspanner. Laat de gordel-
band nu terugrollen in de gordelspanner en trek
aan de losse gordelband om het heupgedeelte
goed strak te zetten rondom het kinderzitje. Volg
de instructies van de fabrikant van het kinderzitje.
OPMERKING:
Als u deze functie wilt uitschakelen, moet u
de gordelband helemaal laten terugrollen in
de gordelspanner. U kunt de gordelband pas
weer uittrekken nadat de gordelband hele-
maal is teruggerold in de gordelspanner.
50
zitjes nooit zodanig installeren dat twee zitjes
een gemeenschappelijk laag ankerpunt delen.
Als u ISOFIX-compatibele kinderzitjes naast
elkaar op de achterbank installeert, kunt u voor
de buitenste zitplaats de ISOFIX-ankerpunten
of de autogordel gebruiken, maar moet u voor
de middelste zitplaats de autogordel gebrui-
ken. Als de kinderzitjes niet ISOFIX-compatibel
zijn, kunt u deze uitsluitend bevestigen met de
autogordels. RaadpleegHet kinderzitje instal-
lerenvoor specifieke aanwijzingen voor de
installatie.
Kinderzitjes voorzien van hulpstukken voor
aansluiting op de onderste ankerpunten zijn nuleverbaar. Kinderzitjes voorzien van ankerban-
den en haken voor bevestiging aan de boven-
ste ankerlus zijn al langere tijd leverbaar. Veel
fabrikanten van kinderzitjes leveren inmiddels
een uitbreidingsset met ankerbanden voor
sommige van hun oudere producten. Sets met
ankerbanden zijn ook leverbaar voor de
meeste oudere auto’s.
Omdat onderste ankerpunten op personenau-
to’s worden geïntroduceerd in de loop van een
paar jaar, blijven kinderzitjes met hulpstukken
voor deze ankerpunten voorlopig ook nog ge-
schikt voor bevestiging met een heup- of drie-
puntsgordel. Ze hebben dan ook ankerbanden
en we raden sterk aan om in elke auto zoveel
mogelijk de van toepassing zijnde hulpstukken
te gebruiken die bij het kinderzitje geleverd
zijn.
OPMERKING:
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem
gebruikt om een kinderzitje te installeren,
moet u ervoor zorgen dat alle veiligheids-
gordels die op dat moment niet worden
gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Het wordt aanbevolenom de veiligheidsgordel vast te gespen
voordat u het kinderzitje installeert. Hier-
door bevindt de gordel zich achter het kin-
derzitje en buiten bereik van het kind. Als de
vastgegespte veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinderzitje, leidt u
de veiligheidsgordel door de gordelopening
van het kinderzitje en gespt u deze vervol-
gens vast, in plaats van de veilgiheidsgordel
achter het zitje te plaatsen. Hierdoor wordt
de veiligheidsgordel uit het bereik van een
nieuwsgierig kind gehouden. Vertel alle kin-
deren in het voertuig dat een veiligheidsgor-
del geen speelgoed is, en dat ze er niet mee
mogen spelen. Laat kinderen nooit zonder
begeleiding achter in het voertuig.
Het kinderzitje installeren
Wij verzoeken u dringend om bij het installeren
van het kinderzitje zorgvuldig de aanwijzingen
van de fabrikant op te volgen. Veel, maar niet
alle, kinderzitjes zijn aan beide zijden voorzien
van aparte banden, die alle een haak of een
koppelstuk hebben met een systeem voor het
strak stellen van de band. In de rijrichting te
plaatsen kinderzitjes en sommige achterstevo-
ren te plaatsen babyzitjes hebben vaak ook
ISOFIX achterbank
53
een ankerband, een haak en een versteller
voor het afstellen van de strakheid in de band.
In het algemeen maakt u eerst de versteller aan
de onderste banden en de ankerbanden los,
zodat u gemakkelijker de haak of het koppel-
stuk aan de onderste ankerpunten en bandan-
kers kunt vastmaken. Haal de ankerband mid-
dendoor via de hoofdsteun en bevestig deze
aan het ankerpunt aan de achterkant van de
rugleuning. Maak vervolgens alle drie de ban-
den vast terwijl u het kinderzitje naar achteren
duwt en omlaag drukt in de zitting.Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd vol-
gens deze beschrijving. Nogmaals: volg nauw-
gezet de aanwijzingen van de fabrikant op
wanneer u een kinderzitje installeert.
OPMERKING:
Als het kinderzitje niet compatibel is met het
ISOFIX-bevestigingssysteem, bevestigt u
het zitje met behulp van de autogordels.
WAARSCHUWING!
Door een verkeerd vastgemaakte ankerband
zal het kind het hoofd misschien te veel
kunnen bewegen en kan het kind letsel oplo-
pen. Gebruik alleen het ankerpunt pal achter
het kinderzitje om de ankerband voor het
kinderzitje vast te maken.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een voor-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of botsing als
projectiel door de auto worden geslingerd en
letsel oplopen of een passagier verwonden.Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de autogordels.
AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN
VAN DE MOTOR
De motor en aandrijflijn (versnellingsbak en as) van
uw auto hebben geen lange inrijperiode nodig.
Rij gedurende de eerste 500 km niet te snel. Na
de eerste 100 km kunt u snelheden tot 80 of
90 km/h aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, vormt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels,
een goede bijdrage tot het inrijden. Accelere-
ren met plankgas in een lage versnelling kan
slecht zijn en moet worden vermeden.
De transmissieolie die de fabriek in de motor
heeft aangebracht, is een energiebesparend
smeermiddel van een hoge kwaliteit. Houd bij
het olie verversen rekening met de te verwach-
ten klimaatomstandigheden. RaadpleegOn-
derhoudsproceduresinOnderhoud van uw
autovoor de aanbevolen viscositeit en kwali-
Ankers voor de gordels op de achterbank
54
3
VOORZIENINGEN IN UW AUTO LEREN
KENNEN
•SPIEGELS............................... 64
•Binnenspiegel met dag/nachtstand.............. 64
•Binnenspiegel met automatische dimstand — indien
aanwezig.............................. 64
•Elektrisch bediende buitenspiegels.............. 64
•Buitenspiegel — bestuurderszijde............... 65
•Buitenspiegel — passagierszijde................ 65
•Inklapbare buitenspiegels.................... 66
•Verwarmde buitenspiegels — indien aanwezig........ 66
•Opmaakspiegel — Indien aanwezig.............. 66
•Verstelbare zonnekleppen.................... 66
•Uconnect™ Phone — INDIEN AANWEZIG............. 66
•Compatibele telefoons...................... 68
•Bediening............................. 68
•Functies telefoongesprekken.................. 73
59
SPIEGELS
Binnenspiegel met dag/nachtstand
Via een dubbel scharnier kunt u de spiegel
horizontaal en verticaal verstellen. Stel de spie-
gel zo in dat u door het midden van de achter-
ruit kijkt.
Hinderlijke weerspiegeling van koplampen
kunt u verminderen door het hendeltje onder
de spiegel in de nachtstand te zetten (naar de
achterkant van de auto toe). Stel de spiegel af
terwijl deze in de dagstand staat (naar de
voorruit toe).
Binnenspiegel met automatische
dimstand — indien aanwezig
Dit type spiegel dimt automatisch de hinderlijke
weerspiegeling van de koplampverlichting van
achterliggers. U kunt deze functie aan- of uit-
zetten door de knop onder aan de spiegel in te
drukken. Links naast de knop gaat een lampje
branden als de dimfunctie in werking is getre-
den. De sensor rechts van de knop gaat niet
branden.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet te bescha-
digen mag reinigingsvloeistof nooit recht-
streeks op de spiegel worden gespoten.
Breng de vloeistof aan op een schone doek
en wrijf de spiegel daarmee schoon.
Elektrisch bediende buitenspiegelsDe schakelaars voor de elektrisch bediende
buitenspiegels bevinden zich op het
bekledingspaneel in het bestuurdersportier.
Afstellen van de achteruitkijkspiegel
Binnenspiegel met automatische dimstand
Elektrisch bediende spiegels
64
Inklapbare buitenspiegelsDe buitenspiegels zijn voorzien van een schar-
nier en kunnen handmatig worden naar voren
of achteren worden versteld om beschadiging
te voorkomen. De scharnieren hebben drie
klikstanden: helemaal naar voren, helemaal
naar achteren en normaal.
Verwarmde buitenspiegels — indien
aanwezig
Deze buitenspiegels zijn verwarmd ter
bescherming tegen aanvriezing. Deze
functie wordt geactiveerd wanneer u
de achterruitverwarming inschakelt. Raad-pleeg “Bestuurdersstoel met geheugenfunctie”
inLeren over de functies van uw voertuigvoor
meer informatie.
Opmaakspiegel — Indien aanwezigAls u de spiegel wilt gebruiken, trekt u de
zonneklep naar beneden en draait u het spie-
gelkapje omhoog.
Verstelbare zonnekleppenDe zonnekleppen kunnen uitgetrokken worden
voor gebruik voor de ruiten aan de zijkant van
de auto.
Uconnect™ Phone — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
Raadpleeg het gedeelte over Uconnect™
Phones in de gebruikershandleiding van het
navigatiesysteem of de multimediaradio (af-
zonderlijk boekje) voor meer informatie over
de Uconnect™ Phone met navigatie of mul-
timediaradio.
De Uconnect™ Phone is een via spraak te
activeren, handsfree communicatiesysteem
voor in de auto. Met de Uconnect™ Phone kunt
u een nummer kiezen op uw mobiele telefoon*
met behulp van eenvoudige gesproken op-
drachten (zoalsBelJanWerkof
Kies012 34 56 78). Het geluid van de
mobiele telefoon wordt doorgegeven via het
audiosysteem van de auto en het systeem zet
automatisch de radio zachter wanneer de
Uconnect™ Phone wordt gebruikt.
Met de Uconnect™ Phone kunt u tijdens het in-
of uitstappen gesprekken doorschakelen tus-
sen de Uconnect™ Phone en uw mobiele tele-
foon, terwijl u ook de microfoon van het
Inklappen van de buitenspiegelsOpmaakspiegel
66
Uconnect™-systeem kunt uitschakelen wan-
neer u een privégesprek wilt voeren.
De Uconnect™ Phone wordt aangestuurd via
het BluetoothHandsfree Profiel van uw mo-
biele telefoon. De Uconnect™ Phone is voor-
zien van Bluetooth-technologie, de wereld-
wijde standaard waarmee verschillende
elektronische toestellen zonder draden of
dockstation aan elkaar kunnen worden gekop-
peld. De Uconnect™ Phone werkt dan ook
ongeacht de plaats waar uw mobiele telefoon
zich bevindt (handtas, zak of aktetas), op voor-
waarde dat uw telefoon is ingeschakeld en aan
de Uconnect™ Phone van de auto is gekop-
peld. Met de Uconnect™ Phone kunnen maxi-
maal zeven mobiele telefoons op het systeem
worden aangesloten. Met de Uconnect™
Phone kan slechts één aangesloten (of gekop-
pelde) mobiele telefoon tegelijk worden ge-
bruikt. De Uconnect™ Phone is verkrijgbaar in
de talen Engels, Nederlands, Frans, Duits, Ita-
liaans of Spaans (zoals aanwezig).WAARSCHUWING!
Elk systeem waarmee u mondeling opdrach-
ten geeft mag alleen gebruikt worden als de
rij-omstandigheden veilig zijn en in overeen-
stemming met plaatselijke wetgeving en tele-
foongebruik. Alle aandacht moet gericht blij-
ven op de weg vooruit. Als u dit niet doet, kan
een botsing met ernstig of dodelijk letsel ont-
staan.
Toets voor Uconnect™Phone
De twee toetsen (de toets voor
Uconnect™Phone
en de toets
voor gesproken opdrachten
) waarmee u toegang hebt
tot het systeem, bevinden zich bij
de bedieningselementen op de radio of op het
stuurwiel (indien aanwezig). Wanneer u op de
toets drukt, hoort u het woord Uconnecten
vervolgens een pieptoon. De pieptoon is het
teken dat u een opdracht moet geven.Toets voor gesproken opdrachten
De plaats van de toets kan afhan-
kelijk van de radio verschillen. De
afzonderlijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstukBedie-
ning.
De Uconnect™ Phone kan worden gebruikt in
combinatie met mobiele telefoons met
BluetoothHandsfree Profiel. Het is mogelijk
dat sommige telefoons niet alle functies van de
Uconnect™ Phone ondersteunen. Raadpleeg
de leverancier van uw mobiele telefoon of de
telefoonfabrikant voor nadere bijzonderheden.
De Uconnect™ Phone is volledig geïntegreerd
in het audiosysteem van de auto. De geluids-
sterkte van de Uconnect™ Phone kan worden
ingesteld met de volumeregelaar van de radio
of, indien aanwezig, via de radiotoetsen op het
stuurwiel.
Het display van de radio wordt gebruikt voor
visuele meldingen van de Uconnect™ Phone,
zoalsCELL(GSM) of Beller-ID bij bepaalde
radio’s.
67