Mediamodus te selecteren. Een
specifiek bericht zal op het display van
hetU-connect™-systeem worden
weergegeven.
BELANGRIJK Na gebruik van een
USB-oplaadaansluiting, wordt
aangeraden het apparaat (smartphone)
los te koppelen, waarbij de kabel altijd
eerst uit de aansluiting van het voertuig
verwijderd moet worden, nooit eerst
vanaf het apparaat fig. 225. Kabels die
blijven rondslingeren of aangesloten
blijven, kunnen de correcte
oplaadfunctie en/of de conditie van de
USB-poort aantasten.
Opmerking De USB-poort verzorgt
zowel de gegevensoverdracht vanaf de
USB-stick/Smartphone, enz., als het
langzaam opladen, hetgeen echter niet
verzekerd wordt aangezien dit
afhankelijk is van het type/merk van het
externe apparaat.AUX-BRON
(indien aanwezig)
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op de
AUX-aansluiting in de auto.
Als een apparaat wordt ingebracht met
een AUX-stekker, dan begint het
systeem de aangesloten AUX-bron af te
spelen als deze reeds op weergave is
ingesteld.
Stel het volume in met de toets/knop
op het voorpaneel of met de
volume-instelknop op het aangesloten
apparaat.
Zie voor wat betreft de functie "Selectie
audiobron", het hoofdstuk "Media".BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De functies van het apparaat dat
aangesloten is op het AUX-aansluiting
worden rechtstreeks geregeld door het
apparaat zelf; het is niet mogelijk om
van nummer/map/playlist te wiijzigen of
start/einde/pauze te bedienen met de
bedieningstoetsen op het voorpaneel of
die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
BELANGRIJK Bij het aansluiten van een
apparaat op de AUX-aansluiting,
controleren of dit de bediening van de
handrem niet hindert.
TELEFOONMODUS
(indien aanwezig)
Activering telefoonmodus
Druk op de knop PHONE op het
voorpaneel om de Telefoonmodus in te
schakelen.
De beschikbare commando's kunnen
gebruikt worden voor:
het draaien van het gewenste
telefoonnummer;
de contacten in het telefoonboek van
de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
de contacten uit de registers van vorige
gesprekken weergeven en bellen;
225P2000169
266
MULTIMEDIA
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL
Knop Functies Modus
Inschakelen Knop kort indrukken
Uitschakelen Knop kort indrukken
Volumeregeling Knop naar links/rechts draaien
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken
Scherm aan/uit Knop kort indrukken
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Knop kort indrukken
Instellingen Knop kort indrukken
BROWSE ENTERLijst doorbladeren of op een radiostation afstemmen;
ander nummer kiezen binnen mediabronKnop naar links/rechts draaien
Op display weergegeven optie bevestigen;
in de radiomodus de lijst met radiostations weergeven;
in de mediamodus door inhoud bladerenKnop kort indrukken
APPSToegang tot de aanvullende functies (weergave Tijd,
Kompas, Buitentemperatuur, Media, Radio en
UConnect
™LIVE services)Knop kort indrukken
TELEFOONWeergave telefoongegevens Knop kort indrukken
TRIP (*)Toegang tot het Trip menu Knop kort indrukken
NAV (**)Toegang tot Navigatie (kaart) Knop kort indrukken
MEDIAOndersteuningsselectie: USB, AUX (indien aanwezig),
Bluetooth®Knop kort indrukken
RADIOToegang tot de radio-modus Knop kort indrukken
(*) AlleenUConnect™5” LIVE
(**) AlleenUConnect™5” Nav LIVE
269
BEDIENINGSELEMENTEN ACHTER HET STUURWIEL
Toetsen Interactie
Toets 1 (linkerzijde stuurwiel)
Bovenste toets
Toets kort indrukken: zoeken naar volgend radiostation of selectie van volgend
nummer op USB
Toets lang indrukken: scannen van hogere frequenties tot de toets wordt
losgelaten/snel vooruitspoelen nummer op USB
Middelste toetsScrollt bij elke druk door de bronnen AM, FM, DAB, USB, AUX (indien aanwezig).
Alleen de beschikbare bronnen worden geselecteerd.
Onderste toets
Toets kort indrukken: zoeken naar volgend radiostation of selecteren volgende
nummer op USB.
Toets lang indrukken: scannen van lagere frequenties tot de toets wordt
losgelaten/snel vooruitspoelen nummer op USB.
Toets 2 (rechterzijde stuurwiel)
Bovenste toetsVolume verhogen
Toets kort indrukken: volume in afzonderlijke stappen verhogen
Toets lang indrukken: volume snel verhogen
Middelste toets In-/uitschakelen van Mute / Pauze-functie
Onderste toetsVolume verlagen
Toets kort indrukken: volume in afzonderlijke stappen verlagen
Toets lang indrukken: volume snel verlagen
272
MULTIMEDIA
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de toets/knop
.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen. De elektronische
volumeregeling kan continu (360°) in
beide richtingen, zonder stopposities,
worden gedraaid.
RADIOMODUS
Als u de radiomodus wilt activeren,
drukt u op de knop RADIO op het
voorpaneel. U ziet nu de volgende
informatie op het display:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
radiozenders (voorkeuze) wordt
weergegeven; de momenteel
beluisterde zender is gemarkeerd.
In het midden: weergave van de naam
van het huidige radiostation en de
toetsen om het vorige of het volgende
radiostation te selecteren.
Onderaan: weergave van de volgende
toetsen:
“Bladeren”: lijst van beschikbare
radiostations;
"AM/FM", "AM/DAB", "FM/DAB":
selectie van de gewenste golfband
(herconfigureerbare toets al naar gelang
de geselecteerde golfband: AM, FM of
DAB);
"Afstem.": handmatige afstemming
op het radiostation (niet beschikbaar
voor DAB-radio's);
"Info": aanvullende informatie over de
beluisterde bron;
"Audio": toegang tot het scherm
"Audio-instellingen".
Audiomenu
Om toegang te krijgen tot het menu
"Audio", drukt u op de knop "Audio"
op het voorpaneel of op de knop
voor het menu "Audio" onder aan het
display.
Via het menu "Audio" kunnen de
volgende regelingen worden gemaakt:
"Equalizer" (voor bepaalde
versies/markten)
"Balance + Fade" (om de
audiobalans rechts/links en voor/achter
te regelen);
"Snelheid/Volume" (automatische
snelheidsafhankelijke volumeregeling);
“Loudness" (voor bepaalde
versies/markten);
"Auto-On Radio";
Druk op de toets
/Gereed om het
menu "Audio" af te sluiten.
MEDIA-MODUS
Druk op de toets "Bron" om de
gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
AUX (waar aanwezig), USB of
Bluetooth®
.
Toepassingen die worden gebruikt op
draagbare apparaten zijn mogelijk niet
compatibel met hetUconnect™-
systeem.
Nummer kiezen (Browse)
Gebruik deze functie om door de
nummers op het actieve apparaat te
bladeren en een nummer te selecteren.
De beschikbare keuzes hangen af van
het apparaat dat aangesloten is.
Op een USB-apparaat kunt u
bijvoorbeeld de knop/toets BROWSE
ENTER gebruiken om door de lijst van
beschikbare artiesten, genres en
albums te bladeren, afhankelijk van de
informatie die aanwezig is op de tracks.
Gebruik de toets "ABC" binnen elke lijst
om naar de gewenste letter in de lijst te
springen.
OPMERKING Deze toets kan voor
bepaalde
Apple®
apparaten
uitgeschakeld zijn.
OPMERKING De toets BROWSE
ENTER staat geen enkele handeling op
een AUX apparaat toe (waar aanwezig).
273
Druk op de toets BROWSE ENTER om
deze functie te activeren op de bron die
afgespeeld wordt.
Draai de toets/knop BROWSE ENTER
om de gewenste categorie te kiezen en
druk vervolgens op deze toets/knop om
de keuze te bevestigen.
Druk op de knop
op het
voorpaneel om de functie te annuleren.
Bluetooth®-BRON
Deze functie wordt geactiveerd door
een
Bluetooth®
apparaat met
muziekstukken aan het systeem te
koppelen.
EEN Bluetooth®
AUDIOAPPARAAT
KOPPELEN
Ga als volgt te werk om een
Bluetooth®
audioapparaat te
koppelen:
schakel de functieBluetooth®
in
op het apparaat;
druk op de toets MEDIA op het
voorpaneel;
als de "Media" bron actief is, druk
dan op de knop "Bron";
selecteer de mediabron
Bluetooth®
;
druk op de knop "Toestel toev.";
zoekUconnect™op het
Bluetooth®
audioapparaat (tijdens de
koppelingsfase verschijnt op het
scherm de voortgang van het proces);
voer, als het audioapparaat hierom
vraagt, de PIN-code in die wordt
getoond op het display van het systeem
of bevestig de op het apparaat
getoonde PIN;
als de koppelingsprocedure met
succes is afgesloten, wordt een scherm
getoond. Als "Ja" op de vraag wordt
geselecteerd, wordt het
Bluetooth®
audioapparaat als favoriet gekoppeld
(het apparaat heeft voorrang op alle
andere apparaten die later worden
gekoppeld). Als "Nee" wordt
geselecteerd, wordt de prioriteit op
basis van de volgorde van verbinding
bepaald. Het laatst verbonden apparaat
heeft de hoogste prioriteit;
een audioapparaat kan ook
gekoppeld worden door te drukken op
de toets PHONE op het voorpaneel en
door "Instellingen" te selecteren of door,
vanuit het menu "Instellingen",
"Telefoon/Bluetooth" te selecteren.
WAARSCHUWING Raadpleeg het
instructieboekje van de mobiele
telefoon als de
Bluetooth®
verbinding
tussen mobiele telefoon en systeem
wordt verbroken.
USB-BRON
Om de USB-modus te activeren, moet
het betreffende USB-apparaat
aangesloten worden op de USB-poort
die zich op de tunnelconsole bevindt.
Wanneer er bij ingeschakelde radio een
USB-apparaat wordt geplaatst en
wanneer de functie “AutoPlay” is ingesteld
op ON in het menu “Audio”, begint het de
nummers op het apparaat af te spelen.
Opmerking Het is mogelijk dat het
Uconnect™-systeem niet alle
USB-pennen ondersteunt. In dit geval
kan niet automatisch van de
“Radiomodus” naar de “Mediamodus”
worden overgeschakeld. Controleer de
compatibiliteit van het toestel als het
niet afgespeeld wordt door
Mediamodus te selecteren. Een
specifiek bericht zal op het display van
hetU-connect™-systeem worden
weergegeven.
BELANGRIJK Na gebruik van een
USB-oplaadaansluiting, wordt
aangeraden het apparaat (smartphone)
los te koppelen, waarbij de kabel altijd
eerst uit de aansluiting van het voertuig
verwijderd moet worden, nooit eerst
vanaf het apparaat fig. 228. Kabels die
blijven rondslingeren of aangesloten
blijven, kunnen de correcte
oplaadfunctie en/of de conditie van de
USB-poort aantasten.
274
MULTIMEDIA
Opmerking De USB-poort verzorgt
zowel de gegevensoverdracht vanaf de
USB-stick/Smartphone, enz., als het
langzaam opladen, hetgeen echter niet
verzekerd wordt aangezien dit
afhankelijk is van het type/merk van het
externe apparaat.
AUX-BRON
(indien aanwezig)
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op de
AUX-aansluiting in het voertuig.
Als een apparaat wordt ingebracht met
een AUX-stekker, dan begint het
systeem de aangesloten AUX-bron af te
spelen als deze reeds op weergave is
ingesteld.
Stel het volume in met de toets/knop
op het voorpaneel of met de
volume-instelknop op het aangesloten
apparaat.BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De functies van het apparaat dat
aangesloten is op het AUX-stopcontact
worden rechtstreeks geregeld door het
apparaat zelf; het is niet mogelijk om
nummer/map/playlist te veranderen of
start/einde/pauze te bedienen met de
bedieningstoetsen op het voorpaneel of
die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TELEFOONMODUS
ACTIVERING TELEFOONMODUS
Druk op de knop PHONE op het
voorpaneel om de Telefoonmodus in te
schakelen.
OPMERKING Als u de lijst met mobiele
telefoons en ondersteunde functies wilt
te raadplegen, gaat u naar de website
www.DriveUconnect.eu.
Met de knoppen op het display kan
men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord
op het display);
de contacten in het telefoonboek van
de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en
bellen;
een maximum van 10 telefoons/
audioapparaten koppelen om de
toegang en de verbinding eenvoudiger
en sneller te maken;
gesprekken van het systeem naar de
mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van het
voertuig uitgezonden: het systeem
schakelt automatisch het geluid van de
autoradio uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.
MOBIELE TELEFOON KOPPELEN
BELANGRIJK Voer deze handeling uit
bij stilstaand voertuig en onder veilige
omstandigheden; deze functie is
uitgeschakeld wanneer het voertuig
rijdt.
Hieronder wordt de
koppelingsprocedure van de mobiele
telefoon beschreven: raadpleeg in elk
geval ook de handleiding van de
mobiele telefoon.
228P2000169
275
Eerste toegang tot het voertuig
AlsudeUconnect™ LIVE-app heeft
gestart en u uw gegevens hebt
ingevoerd, kunt u in de auto
gebruikmaken van deUconnect™
LIVE-services door uw smartphone en
de radio via
Bluetooth®
te koppelen,
zoals wordt beschreven in het
hoofdstuk "Het koppelen van een
mobiele telefoon".
Als het koppelen is voltooid, zijn de
verbonden services beschikbaar door
te drukken op het pictogram
Uconnect™LIVEop de radio.
Voordat u de verbonden services kunt
gebruiken, moet u de
activeringsprocedure voltooien door de
instructies te volgen die verschijnen in
deUconnect™LIVE-app nadat de
koppeling via
Bluetooth®
is afgerond.
Instellingen van de Uconnect™
LIVE services die via de autoradio
kunnen worden beheerd
InUconnect™LIVEkunt u naar
"Instellingen" gaan door op het
pictogram
te drukken. In deze sectie
kan de gebruiker de systeemopties
controleren en naar eigen voorkeur
wijzigen.Systeemupdates
Als een update voor het
Uconnect™LIVEsysteem beschikbaar
is terwijl deUconnect™LIVEservices
worden gebruikt, dan wordt de
gebruiker hiervan op de hoogte
gebracht via een bericht op het
radioscherm.
Aangesloten services die kunnen
worden geraadpleegd op het
voertuig
De appseco:Drive™enmy:Carzijn
ontwikkeld om de rijervaring van de
klant te verbeteren, en daarom zijn ze
verkrijgbaar op alle markten waar de
services vanUconnect™LIVE
beschikbaar zijn.
Als het navigatiesysteem in de
autoradio wordt geïnstalleerd, dan
wordt bij toegang tot de
Uconnect™LIVEservices het gebruik
van de "Live" services geactiveerd.
eco:Drive™
Met deeco:Drive™applicatie kan uw
rijgedrag in realtime worden weergeven,
zodat u uw rijstijl kunt verbeteren voor
wat betreft brandstofverbruik en
uitstoot.Daarnaast kunnen de gegevens worden
opgeslagen op een USB-flashdrive en
kan een gegevensanalyse worden
gemaakt op uw pc dankzij de
eco:Drive™desktopapplicatie,
beschikbaar op www.fiat.it of
www.DriveUconnect.eu.
Het rijgedrag wordt geëvalueerd door
middel van vier indexen die de volgende
parameters controleren: acceleratie,
deceleratie, schakelen, snelheid
Weergave van de eco:Drive™
Druk op de toetseco:Drive™om van
deze functie gebruik te maken.
Er wordt een scherm weergegeven op
de radio met de 4 indexen: Acceleratie,
deceleratie, snelheid en schakelen.
Deze indexen zijn grijs totdat het
systeem genoeg gegevens heeft om de
rijstijl te analyseren. Zodra voldoende
gegevens beschikbaar zijn, nemen de
indexen op basis van de beoordeling
5 kleuren aan: donkergroen (zeer goed),
lichtgroen, geel, oranje en rood (zeer
slecht).
In geval van een langdurige inactiviteit
geeft het display het gemiddelde van de
indexen tot dat moment weer
("Gemiddelde index") en zodra het
voertuig opnieuw wordt gestart, worden
de indexen weer in kleur en in realtime
weergegeven.
277
Registreren en overdragen van
tripgegevens
De reisgegevens worden opgeslagen in
het systeemgeheugen en overgebracht
door middel van een geschikt
geconfigureerde USB-geheugenstick of
via de appUconnect™LIVE.Opdie
manier kunt u de geschiedenis van de
verzamelde gegevens, met een
volledige analyse van de routegegevens
en van uw rijstijl, weergeven.
Ga voor nadere informatie naar
www.DriveUconnect.eu.
my:Car
my:Carom altijd de "gezondheid" van
uw voertuig te bewaken.
my:Carkan storingen in realtime
detecteren en de gebruiker informeren
over de vervaldatum van het
onderhoudsinterval. Druk op de toets "
my:Car" om van deze applicatie
gebruik te maken.
Op het display verschijnt een scherm
met de "care:Index" sectie, waarin alle
gedetailleerde informatie over de status
van het voertuig wordt getoond. Druk
op de knop "Actieve waarschuwingen"
(indien aanwezig) om de informatie over
de storingen van de auto te tonen die
het branden van een
waarschuwingslampje tot gevolg
hadden.INSTELLINGEN
Druk op de toetsop het voorpaneel
voor de weergave van het hoofdmenu
"Instellingen".
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu omvat de volgende opties:
Weergave;
Eenheden;
Spraakopdrachten;
Klok & Datum;
Veiligheid / Assistentie;
Lichten;
Portieren+Vergrendeling;
Opties voertuig uit;
Audio;
Telefoon / Bluetooth;
Instelling SiriusXM (waar aanwezig);
Configuratie radio;
Instellingen resetten
Veiligheid/Hulp(waar aanwezig)
Met deze functie zijn de volgende
instellingen mogelijk:
"Rear View Camera"(waar
aanwezig): met deze functie zijn de
volgende instellingen mogelijk:
"Richtlijnen actief" (waar aanwezig):
hiermee kunnen de dynamische
roosters die de route van het voertuig
op het display aangeven ingeschakeld
worden.- "Rit. cam. "Vertr. cam Rear View"
(waar aanwezig): hiermee kan de
verdwijning van beelden van de camera
vertraagd worden als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
"Front. botsing "Waarschuwing"
(waar aanwezig): hiermee kunt u de
"reactiegevoeligheid van de
interventiewijze van het LaneAssist-
systeem kiezen.
De beschikbare opties zijn:
- "Off": het systeem is uitgeschakeld;
- "Alleen berichten": het systeem grijpt
alleen in door de bestuurder een
geluidssignaal ter waarschuwing te
geven (waar aanwezig);
- "Alleen remmen actief": het systeem
grijpt in door de automatische
remwerking te activeren (waar
aanwezig);
- "Alarm+ remmen actief": het systeem
grijpt in door de bestuurder een
geluidssignaal ter waarschuwing te
geven en de automatische remwerking
te activeren.
"Front. botsing Sensitivity"(waar
aanwezig) met deze functie kan de
"reactiegevoeligheid" van het systeem,
op basis van de afstand tot het
obstakel, geselecteerd worden.
278
MULTIMEDIA