164)In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
165)Vervang lampen alleen wanneer de
motor uit is. Controleer ook of de motor
koud is, om het risico op brandwonden te
voorkomen.
166)De lampen staan onder druk en
kunnen ontploffen tijdens vervanging.
Gevaar voor letsel.LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
167) 168) 169) 170) 171)
30)
LED dagrijverlichting (1 fig. 237 )
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Halogeen dagrijverlichting
Draai de lamphouder A fig. 238 een
kwartslag, draai linksom en trek hem
uit.
Typen lampen: W21W/5W.Vervang de lamp en breng de houder
weer op zijn plaats aan.
Grootlicht en dimlicht
Draai de afscherming B fig. 238 een
kwartslag linksom.
Sluit connector 3 fig. 239 af.
Haak de veer 2 fig. 239 los en verwijder
de lamp.
Type lamp: H4.
1
237T40633
238T36663
2
3
239T36664
155
Raak het glas van de lamp niet aan.
Houd de lamp bij de uiteinden vast.
Vervang de lamp, haak de veer terug en
sluit de connector weer aan, en plaats
ook de afscherming B fig. 238 terug.
Richtingaanwijzers
Draai de lamphouder C fig. 240 een
kwartslag linksom en trek hem uit.
BELANGRIJK Koop, afhankelijk van de
plaatselijke wetgeving of uit voorzorg,
een nooddoos met een serie lampen en
zekeringen bij een Fiat Servicepunt.
Typen lampen: PY21W (oranje lamp).
Mistlampen
De lampen 4 fig. 241 vervangen:
Ga onder het voertuig door om bij de
lamphouder te komen;
haak de klep los;
draai de lamphouder een kwartslag.Typen lampen: H16LL.
Type lampen voor voertuigen met
bochtlampen: H11LL.
Richtingaanwijzers zijkant
Laat de lens los (indicatie) 6
fig. 242 (met gebruik van de
schroevendraaier, dek de top met een
doek af, zodat het de lak niet
beschadigt).
Draai de lamphouder 5 fig. 242 een
kwartslag linksom en trek de lamp uit.Typen lampen: W5W of, afhankelijk van
het uitrustingsniveau, WY5 W.
Extra lampen
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk, als u het voertuig wilt
uitrusten met "mistlampen" of
"grootlicht".
Achterlichtunit Type A
Draai de schroeven 1 fig. 243 los.
Draai de unit A fig. 243 een klein stukje
en maak hem los om lamphouder 2
fig. 244 te bereiken.
Haak de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
Haak de lampen los door er zachtjes
tegen te drukken en ze tegelijkertijd een
kwartslag linksom te draaien.
240T36665
4
241T36667
5
6
242T36674
243T36675
156
NOODGEVALLEN
ZEKERINGEN IN HET
INTERIEUR
Zekeringen in dashboardkastje A
Controleer de toestand van de
zekeringen als de elektrische systemen
niet werken. Open het dashboardkastje
A fig. 254 door het naar de zijkant te
duwen en uit te trekken.
172) 173) 174) 175) 176)
31) 32)
BELANGRIJK Koop, afhankelijk van de
plaatselijke wetgeving of uit voorzorg,
een nooddoos met een serie lampen en
zekeringen bij een Fiat Servicepunt.Tang voor het verwijderen van
zekeringen
Gebruik de tang 1 fig. 255, achter klep
A, om de zekeringen uit te trekken.
Schuif de zekering opzij om deze uit de
tang te verwijderen. We raden u aan de
vrije posities voor zekeringen niet te
gebruiken.
De aanwezigheid van zekeringen is
afhankelijk van het uitrustingsniveau van
het voertuig.
254T36573255T32868
159
Nr. Locatie Nr. Locatie Nr. Locatie
1APC-lader voor voertuigen met
elektronische sleutel10 Voorbereiding voor treksysteem 19 Verwarmingselement
2 Beschikbaar 11 Timeraccu, centrale eenheid interieur 20Achterruitenwissers,
ruitensproeierpomp, claxon
3 Beschikbaar 12Dagrijlichten, voorste parkeerlichten,
grootlicht rechts, dimlicht links21 Algemene APC-lader
4+ accu voor voertuigen met
elektronische sleutel13 Alarmknipperlichten, richtingaanwijzers 22 Achteruitrijlichten
5 Extra airconditioning 14 Vergrendeling opengaande delen 23 Rempedaalschakelaar
6 Extra interieurverwarming 15Dagrijlichten links, parkeerlichten
achter, grootlicht links, dimlicht rechts24
Inspuiting, ontsteking
(1)
7Elektrische buitenspiegels, extra
centrale regeleenheid16Kentekenplaatverlichting,
mistkoplampen en mistachterlichten25
Airbag, stuurslot(1)
8 Buitenspiegelverwarming 17Alarmen, geluidssignalen, hendels voor
lampen en ruitenwissers26Elektrische ruitbediening
passagierszijde
9Autoradio, multimediasysteem,
achteruitkijkspiegel,
diagnose-aansluiting.18 Instrumentenpaneel 27
Stuurbekrachtiging
(1)
(1) Neem contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk om deze zekeringen te vervangen.
161
Nr. Locatie Nr. Locatie Nr. Locatie
28 Remlichten 34 Interieurverlichting, airconditioning 40 Extra stopcontact achter
29APC-lader voor voertuigen met
elektronische sleutel35Startmotor voor voertuigen met
elektronische sleutel41
Starter BCM
(1)
30 Extra algemeen 36 Ruitenwisser achter 42 Verwarmde stoelen
31Sigarenaansteker,
hulpstopcontact37 Elektromagnetische waarschuwing 43 Snelheidsmeter
32 Verwarmingselement 38 Extra stopcontact in laadruimte 44 Voorruitwisser
33
Remlichten, ABS, zender
(1)39Motor elektrische ruitbediening
bestuurderszijde45 Verwarming en klimaatregeling
(1) Neem contact op met een dealer van het Fiat Servicenetwerk om deze zekeringen te vervangen.
BELANGRIJK
172)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
173)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR.
174)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, probeer dan niet eigenhandig
reparaties uit te voeren maar neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
175)Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is van de startschakelaar en of alle stroomverbruikers
uitstaan en/of zijn ontkoppeld.
176)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
31)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
32)Als de motorruimte moet worden gewassen, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringenkast en de motortjes
van de ruitenwissers terechtkomt.
162
NOODGEVALLEN
druk op schakelaar 4 fig. 267 om de
band op te pompen tot de
voorgeschreven spanning (zie paragraaf
"Bandenspanning” in het hoofdstuk
“Onderhoud en verzorging”);
stop na hooguit 15 minuten met
pompen;
OPMERKING Tijdens het legen van de
bus (ongeveer 30 seconden) geeft de
drukmeter 5 fig. 267 kortstondig een
spanning van max. 6 bar aan en daalt
dan weer.
herstel de spanning: ga verder met
oppompen van de band met de kit als
de spanning moet worden verhoogd;
druk op knop 6 fig. 267 als de spanning
moet worden verlaagd.
Als na 15 minuten nog geen
minimumspanning van 1,8 bar is
bereikt, kan de band niet worden
gerepareerd; rijd niet verder en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Verwijder de kit als de band eenmaal
correct is opgepompt: schroef de
oppompslang van bus 1
fig. 267 langzaam om wegspatten van
product te voorkomen en plaats de bus
in een plastic zak zodat het product niet
weg kan lekken.
Bevestig het instructielabel op het
dashboard, waar de bestuurder het kan
zien;
plaats de kit weer in de
gereedschapstas en leg hem onder de
bestuurdersstoel;
als de eerste pomphandelingen zijn
verricht, blijft de band leeglopen en
moet eerst met het voertuig worden
gereden om het gat te stoppen.
Vertrek onmiddellijk en rijd met een
snelheid uiteenlopend van 20 tot
60 km/h om het product gelijkmatig
door de band te verdelen en stop na
3 km om de spanning te controleren;
als de spanning hoger is dan 1,3 bar,
maar lager dan voorgeschreven, moet
de spanning hersteld worden (zie het
etiket op het bestuurdersportier);
raadpleeg anders het Fiat
Servicenetwerk: u kunt de band niet
repareren.
BELANGRIJK
185)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer aan de bestuurderszijde liggen: als er
hard moet worden geremd kunnen ze
onder de pedalen terechtkomen en het
gebruik daarvan verhinderen.
BELANGRIJK
33)Met de kit kunnen banden worden
gerepareerd waarvan het profiel A fig. 265
is beschadigd door vreemde objecten
kleiner dan 4 mm. Het kan niet alle soorten
lekke banden repareren, zoals insnijdingen
dieper dan 4 milimeter en die aan zijde B
fig. 265 van de band. Zorg er ook voor dat
de velgen in goede staat verkeren. Als het
vreemde object dat het gat heeft
veroorzaakt nog in de band zit, verwijder
het dan niet.
34)Gebruik de opblaaskit niet als de band
beschadigd is geraakt door het rijden met
een gat in de band. Controleer de zijkanten
van de band zorgvuldig voordat enige
werkzaamheden worden verricht. Rijden
met geheel of gedeeltelijk leeggelopen (of
lekke) banden kan gevaarlijk zijn en de band
onherstelbaar beschadigen. Deze reparatie
is tijdelijk. Een lekke band moet zo snel
mogelijk onderzocht (en indien mogelijk
gerepareerd) worden door een specialist.
Als een band wordt vervangen die is
gerepareerd met de kit, breng de
reparateur hier dan altijd van op de hoogte.
Tijdens het rijden kunt u trillingen
waarnemen die worden veroorzaakt door
het product in de band.
167
35)De kit is alleen goedgekeurd voor het
oppompen van banden van voertuigen die
oorspronkelijk met de kit zijn uitgerust. De
kit mag nooit gebruikt worden om de
banden van een ander voertuig of andere
voorwerpen (reddingsvesten, luchtbedden,
enz.) mee op te pompen. Let bij het gebruik
van de reparatiebus goed op om spatten
product op de huid te voorkomen. Als het
product in contact komt met de huid, spoel
de huid dan grondig af. Laat de reparatiekit
niet binnen het bereik van kinderen. Laat
lege bussen niet achter in de omgeving.
Lever deze af bij een Fiat Servicepunt of
een afvalverwerkingsbedrijf. De
houdbaarheidsdatum van de bus is
aangegeven op het etiket. Controleer de
houdbaarheidsdatum. Ga naar een Fiat
Servicepunt om de opblaasslang en de
reparatiebus te vervangen.
36)Parkeer het voertuig voordat u de kit
gebruikt dusdanig dat het uit de buurt van
het verkeer staat, zet de
alarmknipperlichten aan, trek de handrem
aan en zorg ervoor dat alle inzittenden het
voertuig verlaten en ver uit de buurt van het
verkeer blijven.
37)Als u langs de rijbaan bent gestopt,
waarschuw dan de overige weggebruikers
dat uw voertuig daar staat door de
gevarendriehoek te plaatsen of andere
wettelijk toegestane middelen in het land
waar u zich bevindt.
38)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. De
ventieldoppen moeten identiek zijn aan de
originele en stevig vastgedraaid worden.39)Rijd na reparaties met de kit niet meer
dan 200 km. Rijd bovendien met lagere
snelheid en ga in ieder geval niet sneller
dan 80 km/h. Het etiket moet op een
zichtbaar gedeelte op het dashboard
worden aangebracht. Afhankelijk van het
land of de plaatselijke wetten, moet een
band die is gerepareerd met de opblaaskit,
worden vervangen.STARTEN MET
HULPACCU
186) 187) 188) 189) 190)
40)
De motor starten die elektrische stroom
levert en op een middelmatig toerental
houden.
Als de accu van een ander voertuig
wordt gebruikt om de motor te starten,
moeten daarvoor de juiste kabels (maat
large) van een Fiat Servicepunt worden
gebruikt. Als u zelf over de juiste kabels
beschikt, moet u controleren of ze in
perfecte staat verkeren.
De twee accu's moeten dezelfde
nominale spanning hebben: 12 V. De
accu die de spanning levert moet een
capaciteit (Ampère/uur, Ah) hebben die
minimaal gelijk is aan die van de lege
accu.
268T36708
168
NOODGEVALLEN
ACCU OPLADEN
191) 192) 193) 194) 195)
Ga als volgt te werk om het risico op
vonken te vermijden:
controleer of alle elektrische
apparatuur (instapverlichting enz.) zijn
uitgeschakeld alvorens een accu los te
koppelen of aan te sluiten;
tijdens het opladen moet de
acculader worden uitgeschakeld
alvorens de accu aan te sluiten of los te
koppelen;
plaats geen metalen voorwerpen op
de accu om kortsluiting tussen de
klemmen te voorkomen;
wacht na het afzetten van de motor
ten minste één minuut alvorens de accu
los te koppelen;
controleer, na de terugplaatsing van
de accu, of de klemmen weer correct
zijn aangesloten.
Een acculader aansluiten
De acculader moet compatibel zijn met
een nominale spanning van 12 V.
Ontkoppel de accu niet terwijl de motor
draait. Volg de instructies van de
fabrikant van de acculader voor de
accu die u wilt gebruiken.
BELANGRIJK
191)Ga zorgvuldig met de accu om, want
de accu bevat zwavelzuur dat niet met
ogen of huid in contact mag komen.
Gebeurt dit toch, spoel dan grondig uit met
water. Raadpleeg, indien nodig, een arts.
Houd de accuonderdelen ver bij open
vlammen, gloeiende voorwerpen en vonken
uit de buurt: ontploffingsgevaar. Let er bij
werkzaamheden aan de motor op dat deze
heet kan zijn. Bovendien zou de
koelventilator ieder moment kunnen gaan
draaien. Het
waarschuwingslampje in
de motorruimte herinnert u aan deze
omstandigheid. Gevaar voor letsel.
192)Voor het opladen van sommige
accu's gelden speciale voorschriften;
raadpleeg voor meer informatie het Fiat
Servicenetwerk. Vermijd het risico van
vonken die onmiddellijke ontploffing kunnen
veroorzaken. Ga verder met het opladen in
een goed geventileerde omgeving. Gevaar
voor ernstige letsel.
193)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
194)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.195)Plaats de startinrichting altijd op OFF
voordat er in de motorruimte gehandeld
wordt (verwijs naar paragraaf “De sleutels”
in hoofdstuk “Kennismaken met uw
voertuig”).
170
NOODGEVALLEN