Terwijl de auto het voorwerp benadert,
toont het display een of meer
knipperende bogen die de auto
benaderen, en het geluid klinkt
frequenter totdat deze onafgebroken
klinkt.
De kleur op het display is afhankelijk
van de afstand tot en de plaats van het
obstakel. De auto is dicht bij het
obstakel wanneer er een knipperende
rode boog verschijnt op het display
(rechts, in het midden of links) en een
ononderbroken geluid wordt gehoord.
Wanneer er meerdere obstakels zijn,
wordt het dichtstbijzijnde obstakel
aangegeven.
STORINGSMELDINGEN
Storingen van de parkeersensoren
worden aangegeven zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
door het aangaan van het lampje
of
het pictogram
(versies met
kleurendisplay) in het
instrumentenpaneel en het
bijbehorende bericht op het display
(voor bepaalde versies/markten).WERKING MET EEN
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
de auto wordt gestoken. De sensoren
worden automatisch ingeschakeld
zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJK
137)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp voor de
bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
47)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
48)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk
te wenden. Werkzaamheden aan de
bumper die niet goed worden uitgevoerd,
kunnen de werking van de sensoren in
gevaar brengen.
116
STARTEN EN RIJDEN
TIPS VOOR HET
RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips om
het brandstofverbruik zo laag mogelijk
te houden en om de uitstoot van
schadelijke gassen zoveel mogelijk in te
perken.
Onderhoud van de auto
Voer de controles en bewerkingen uit
die in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“ zijn aangegeven
(zie hoofdstuk "Onderhoud en zorg").
Banden
Controleer minstens één keer per
maand de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het
brandstofverbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van het
voertuig en de gewichtsverdeling
beïnvloeden in grote mate het
brandstofverbruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of de skidrager
indien niet gebruikt. Deze accessoires
reduceren de aërodynamica van de
auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer van
grote voorwerpen een aanhanger,
indien mogelijk.
Elektrische apparatuur
Gebruik elektrische apparaten alleen
wanneer nodig. De
achterruitverwarming, de ruitenwissers
en de aanjager van het ventilatie-/
verwarmingssysteem nemen veel
stroom op, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot 25% in
stadsverkeer).
Klimaatregelmodule
Het gebruik van de klimaatregeling doet
het brandstofverbruik toenemen:
gebruik bij voorkeur alleen de standaard
ventilatie als de buitentemperatuur dit
toestaat.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet-gecertificeerde
aerodynamische accessoires kan
de aerodynamica en het
brandstofverbruik negatief beïnvloeden.RIJSTIJL
Start
Laat de motor niet warmdraaien bij
stilstaande auto, noch met stationair
toerental noch met een hoog toerental:
zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de
uitstoot van uitlaatgassen toe. Het is
beter om meteen rustig weg te rijden en
hoge toerentallen te vermijden: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer
men voor een stoplicht stil staat of
alvorens de motor af te zetten. Deze
handeling heeft evenals "double-
clutchen" geen enkel nut en verhoogt
het brandstofverbruik en de vervuiling.
Keuze van de versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra
de verkeers- en wegomstandigheden
dit toelaten. Snel accelereren met
een lage versnelling verhoogt het
brandstofverbruik. Ook het oneigenlijk
gebruik van een hoge versnelling doet
het verbruik en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toenemen en
veroorzaakt motorslijtage.
117
Fix&Go-kit
(indien aanwezig)
164) 165)
55)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit fig.
121 bevindt zich in de bagageruimte,
in een specifieke doos, en omvat:
een busje 1 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;
een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van het
flesje 4.REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden. De grond moet
zo mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd
u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
Plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in de
compressor 2 en druk het hard omlaag
fig. 121. Verwijder de sticker met de
indicatie van de snelheid 3 en plak deze
op een duidelijk zichtbare plaats fig.
122;
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof 4
aan en maak deze goed vast fig. 121.
Indien een busje van 250 ml aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
AAN-UIT-knop 5 fig. 123 in de uit-stand
staat (knop niet ingedrukt);
steek de stekker 3 fig. 124 in het
12V-stopcontact van het voertuig
en start de motor;
121P2000158
122P2000162
142
NOODGEVALLEN
schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5 fig.
123. Zodra de spanning die vermeld
wordt in de paragraaf "Wielen" in het
hoofdstuk "Technische gegevens" of op
het daarvoor bestemde label op de
meter 7 verschijnt, schakel de
compressor dan weer uit met de
AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 125.
Als de meter 7 fig. 123 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje 1
van de compressor fig. 121. Verplaats
het voertuig circa 10 m voor een betere
verdeling van het afdichtmiddel; stop
het voertuig op een veilige wijze,
schakel de handrem in en herstel de
spanning met de zwarte vulleiding 9 fig.
126 tot de vereiste waarde is bereikt.
Als ook 15 minuten na het starten
de druk minder dan 1,8 bar / 26 psi is,
rij dan niet verder, maar neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km /5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem aangetrokken. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 126.
Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk
en rij voorzichtig zo snel mogelijk naar
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan 1,8
bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
PROCEDURE OM DE
SPANNING TE
HERSTELLEN
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een veilige
manier, zoals hierboven beschreven, en
schakel de handrem in;
123P2000160
124P2000159
125P2000161
126P2000163
143
neem de zwarte vulleiding 9 fig. 126
uit en schroef deze stevig op het ventiel
van de band. Volg de aanwijzingen in
fig. 124 en fig. 126.
Druk op de ontluchtingsknop 10 fig.
123 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele Fix&Go-
filterelementen die kunnen worden
aangeschaft bij het Fiat Servicenetwerk.
om het element fig. 125 te
verwijderen, druk op de knop 8 en trek
het omhoog.
BELANGRIJK
164)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op
het busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.165)BELANGRIJK: Overschrijd de snelheid
van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
55)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40 °C en +55
°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak
tot een maximale diameter van 6
mm kunnen hersteld worden. Toon het
busje en het etiket aan het personeel dat
de band zal behandelen die hersteld werd
met de bandenreparatiekit.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een andere auto, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
Starten net een hulpaccu kan gevaarlijk
zijn als dit niet correct wordt uitgevoerd:
volg onderstaande procedures
zorgvuldig.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Wacht, nadat de contactsleutel naar
STOP is gedraaid en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
144
NOODGEVALLEN
STARTEN MET
HULPACCU
166) 167) 168)
56) 57) 58)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu fig.
127 met dezelfde of een iets hogere
capaciteit dan de lege accu.
Ga als volgt te werk om te starten:
verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu's met
een geschikte startkabel;
sluit met een tweede startkabel de
minklem – van de hulpaccu aan op een
massapunt
op de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
de motor starten;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde
los.
Voor versies met Start&Stop-
systeem
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu NOOIT worden aangesloten
op de minpool (–) van de accu in de
auto, maar uitsluitend op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.BELANGRIJK Onthoud dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging (voor bepaalde
versies/markten) niet werken zolang de
motor niet is gestart. Om die reden is
meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het
stuur.
BELANGRIJK
166)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
van de accu en veroorzaak geen vonken.
167)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
168)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.
127F0S0093
145
BELANGRIJK
56)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
57)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
58)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
AFSLUITSYSTEEM
BRANDS-
TOFTOEVOER
169)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de
brandstoftoevoer waarna de motor
afslaat
automatische ontgrendeling van de
portieren
inschakeling van de
interieurverlichting;
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van het voertuig te herstellen:
draai de contactsleutel in de stand
MAR-ON
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
schakel de richtingaanwijzer links uit
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
schakel de richtingaanwijzer links uit
draai de contactsleutel naar de
stand STOP
draai de contactsleutel naar de
stand MAR;
LPG-versies: in geval van een botsing
wordt de benzinetoevoer onmiddellijk
gestopt, de LPG-veiligheidskleppen
worden gesloten en de inspuiting wordt
onderbroken waardoor de motor
uitgeschakeld wordt.
BELANGRIJK
169)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
146
NOODGEVALLEN
62)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLUUPantivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
63)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
3)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het verdient aanbeveling de olie
en de filters te laten vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt aanbevolen de olie te laten
vervangen door het Fiat Servicenetwerk
waar deze op milieuvriendelijke wijze en in
overeenstemming met de wettelijke
voorschriften verwerkt wordt.
ACCU
Het voertuig is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met elektrolyt
en gedestilleerd water.
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De werkzaamheden moeten uitgevoerd
worden zoals beschreven in dit
Instructieboek en uitsluitend door
gespecialiseerd personeel. Het bijvullen
mag uitsluitend door gespecialiseerd
personeel bij een Fiat Servicenetwerk
worden verricht.
180) 181)
DE BATTERIJ
VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” zijn vermeld,
niet meer geldig.Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
182) 183) 184)
64)
5)
STILSTAND VAN HET
VOERTUIG (VOERTUIGEN
MET START&STOP
SYSTEEM)
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
Ga hiervoor als volgt te werk: maak de
stekker A fig. 132 (door het indrukken
van knop B) van de sensor C voor
de bewaking van de accustatus op de
minklem D van de accu los. Deze
sensor mag nooit van de accu
losgemaakt worden, behalve als de
accu wordt vervangen.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
161