BELANGRIJK
44)Het waarschuwingslampjegaat knipperen om mogelijke storingen van het waarschuwingslampjeaan te geven. In dat geval kan
het lampjeeen eventueel probleem met het airbagsysteem misschien niet aangeven. Neem onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk en laat het systeem controleren
Waarschuwingslampje Wat het betekent
geelSTART&STOP-SYSTEEM UIT
(voor bepaalde versies/markten)
De uitschakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangeduid door het gaan branden van het lampje of
het symbool op het display samen met een speciaal bericht op het dislpay op sommige versies.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Gele symbolen
Symbool Wat het betekent
geelMOTOROLIE VERSLECHTERD
Het lampje gaat knipperen, bij sommige versies verschijnt er ook een speciaal bericht op het display. Het
lampje knippert met cycli van 3 minuten met intervallen van 5 seconden waarin het lampje niet brandt
totdat de olie wordt ververst.
Na de aanvankelijke waarschuwing blijft het waarschuwingslampje, elke keer als de motor wordt gestart,
op dezelfde manier knipperen tot de olie is ververst. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.
Het knipperen van het lampje moet niet als een storing worden beschouwd, maar wil de bestuurder erop
wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een normaal gebruik van de auto.
Onthoud dat de verslechtering van de motorolie versneld wordt als de auto veel gebruikt wordt voor korte
ritten waarbij de bedrijfstemperatuur van de motor niet bereikt kan worden.
47) 48)32)
geelKANS OP GLAD WEGDEK
Het symbool wordt weergegeven wanneer de buitentemperatuur tot of onder de 3 °C zakt.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
geelSTORING PARKEERSENSOR (versies met kleurendisplay)
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool wordt weergegeven op het display samen met een speciaal bericht als er een storing is in de
parkeersensoren.
geelSTORING START&STOP-SYSTEEM (versies met kleurendisplay)
(voor bepaalde versies/markten)
Bij bepaalde versies wordt het symbool in combinatie met een specifiek bericht op het display
weergegeven om een storing in het Start&Stop-systeem aan te geven
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
EBD (elektronische
remkrachtverdeling);
MSR (Motor Schleppmoment
Regelung -
motorremmomentregelsysteem);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
HH (Hill Holder);
ASR (Antislip Regulation)
(antislipregeling);
HBA (Hydraulic Brake Assist);
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle wegdekomstandigheden en
ongeacht de kracht van de remwerking,
zodat de auto ook tijdens
paniekremmen onder controle
gehouden kan worden, waardoor de
remafstand wordt geoptimaliseerd.Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
de rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Inwerkingtreding van het systeem
Een licht pulseren van het rempedaal en
geluid duiden op het ingrijpen van het
ABS: dit zijn volledig normale
verschijnselen.
49) 50) 51) 52) 53) 54) 55) 56) 57)
EBD-SYSTEEM
(Electronic Brakeforce
Distribution)
Dit systeem (dat niet uitgeschakeld kan
worden) herkent eventuele noodstops
op basis van de snelheid waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt en levert
een extra hydraulische remdruk om
de door de bestuurder geleverd druk te
ondersteunen. Hierdoor kan het
remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.MSR-SYSTEEM (Motor
Schleppmoment
Regelung)
Het MSR-systeem is een onderdeel van
het ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt door het
motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities
tot verlies van stabiliteit van de auto kan
leiden.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Dit is een elektronisch systeem dat de
voertuigstabiliteit regelt als de wielen
hun grip verliezen, het helpt de juiste
koers te handhaven.
Het systeem herkent potentieel
gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op
gedifferentieerde manier in op de
remmen van de vier wielen door een
stabiliserend koppel te leveren.
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
74
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................105
DE AUTO PARKEREN .....................106
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................107
DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK ......................108
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
DUALDRIVE ....................................109
START&STOP-SYSTEEM ................110
SPEED LIMITER ..............................112
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL.........................113
PARKEERSENSOREN.....................115
TIPS VOOR HET RIJDEN ................117
TANKEN..........................................118
EEN AANHANGER TREKKEN .........121
104
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN
121) 122)
36) 37) 39) 40)
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
De functies Start&Stop, ECO en AUTO
worden automatisch geactiveerd als
de motor wordt gestart.
BENZINEVERSIES
De motor starten
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het lampje of het symbool
op
het instrumentenpaneel samen met
het lampje
blijft branden, draai dan
de sleutel naar STOP en weer terug
naar MAR. Als het lampje blijft branden,
probeer dan met de andere bij het
voertuig geleverde sleutels.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
VERSIES MET
DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK
123)
Door middel van het systeem kan de
motor gestart worden met zowel een
ingeschakelde versnelling als met
de vrijstand (N). Het rempedaal moet
echter altijd ingetrapt worden als een
andere versnelling dan de vrijstand
is ingeschakeld. Het wordt daarom
aangeraden de versnellingspook in de
vrijstand (N) te zetten voordat de motor
wordt gestart.
LPG-VERSIES
De motor wordt altijd op benzine
gestart, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
38)
BELANGRIJK
121)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en de
uitlaatgassen van de motor bevatten
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
122)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.
123)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie wegens het feit
dat de versnellingsbak automatisch in de
vrijstand is gezet, door een geluidssignaal
worden aangegeven.
BELANGRIJK
36)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
37)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat
de accu niet onnodig wordt ontladen.
38)Daarom moet er altijd voldoende
benzine in de tank zitten om de
benzinepomp te beschermen en tijdelijke
overschakeling van LPG naar benzine
te garanderen.
105
ECO-FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Druk, met de contactsleutel in de
stand MAR, op de ECO-knop B fig. 78
om de functie in te schakelen. Het
woord ECO verschijnt op het display of
er wordt, afhankelijk van de versie,
een speciaal scherm weergegeven.
Bij geactiveerde functie, is de auto
ingesteld voor het rijden in de stad, wat
gekenmerkt wordt door een lichter
draaiend stuur (Dualdrive-systeem
ingeschakeld) en een lager
brandstofverbruik.
Druk nogmaals op de knop om de
functie te deactiveren.
Deze functie wordt niet opgeslagen,
dus zal het systeem met deze functie
ingeschakeld herstarten als de motor
opnieuw wordt gestart.
BELANGRIJK
128)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.129)Zet altijd de motor uit en verwijder de
contactsleutel uit het slot om het stuurwiel
te vergrendelen, alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren,
in het bijzonder wanneer de wielen van
de auto de grond niet raken. Als dit niet
mogelijk is (bijv. als de contactsleutel in de
stand MAR moet staan of als de motor
moet draaien), de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging verwijderen.
START&STOP-
SYSTEEM
130) 131) 132) 133)
46)
(voor bepaalde versies/markten)
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Met handgeschakelde versnellingsbak:
bij stilstaande auto, wordt de motor
afgezet als de versnellingsbak in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Met Dualogic versnellingsbak: de motor
wordt afgezet als de auto stil staat en
het rempedaal wordt ingetrapt. De
motor wordt ook afgezet als het
rempedaal niet wordt ingetrapt, maar
als de keuzehendel in de stand N
(Neutraal) staat.
110
STARTEN EN RIJDEN
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Uitschakeling van de motor wordt
aangegeven door het aangaan van een
controlelampje of het symbool
op
het instrumentenpaneel (bij sommige
versies, tegelijk met het verschijnen van
een bericht op het display).
De motor opnieuw starten
Met handgeschakelde versnellingsbak:
trap het koppelingspedaal in.
Met Dualogic versnellingsbak: als de
versnellingspook in de stand N
(Neutraal) staat, zet hem dan in een
willekeurige versnelling, of laat het
rempedaal los en zet de
versnellingspook in+,–of R (Achteruit).
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden door knop A fig. 79 op het
dashboard in te drukken.
Bij uitgeschakeld systeem verschijnt het
lampje of het symbool
op het
instrumentenpaneel (met een bericht bij
versies met kleurendisplay).
Start&Stop is actief als de motor draait.
BELANGRIJK
130)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
131)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op
het plaatje op de voorste traverse. Wij
adviseren om de contactsleutel te
verwijderen als er zich nog inzittenden in de
auto bevinden. Alle inzittenden moeten uit
de auto stappen nadat de contactsleutel
is uitgenomen of naar de STOP-stand
is gedraaid. Controleer tijdens het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de STOP-stand staat.132)Wij adviseren om de contactsleutel te
verwijderen als er zich nog inzittenden in
het voertuig bevinden. Verlaat het voertuig
alleen na de contactsleutel te hebben
uitgenomen of in de stand STOP te
hebben gedraaid. Controleer bij het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
133)Als bij voertuigen met een
Dualogic-versnellingsbak de motor
automatisch op een helling is afgezet, dan
moet hij gestart worden door de
versnellingspook naar + of – te verplaatsen
zonder het rempedaal los te laten. Bij
auto's een Dualogic versnellingsbak waar
ook de Hill Holder-functie aanwezig is,
zal bij het stoppen van de auto op een
helling de motor niet automatisch afgezet
worden, om de Hill Holder-functie
beschikbaar te stellen - die alleen werkt als
de motor draait.
BELANGRIJK
46)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
79F0S0519
111
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als
het niet gebruikt wordt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen
en de controle over het voertuig
te verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.
DE GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
Schakel het systeem in door ring C
fig. 81 omlaag te draaien.
Draai, wanneer het voertuig de
gewenste snelheid heeft bereikt, de ring
B omhoog (of omlaag) en laat de knop
los om het systeem in te schakelen.
Wanneer het gaspedaal wordt
losgelaten, zal het voertuig automatisch
de geselecteerde snelheid aanhouden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen; als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert de auto terug
naar de eerder opgeslagen snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Alvorens ring B omhoog
of omlaag te draaien, moet het voertuig
bij een constante snelheid rijden op
een vlakke ondergrond.SNELHEID VERHOGEN
Zodra de elektronische Cruise Control
is ingeschakeld, kan de snelheid
verhoogd worden door op ring B
omhoog te draaien.
SNELHEID VERLAGEN
Om de snelheid te laten afnemen met
het systeem geactiveerd, ring B omlaag
draaien.
DE SNELHEID WEER
OPROEPEN
Bij versies met Dualogic-versnellingsbak
in de D-modus (Drive - automatisch),
om de eerder ingestelde snelheid op te
roepen, knop A (CANC/RES) fig. 81
indrukken en loslaten.
Bij versies met handgeschakelde
versnellingsbak of Dualogic-
versnellingsbak in de sequentiële
modus, om de eerder ingestelde
snelheid op te roepen, accelereren tot
deze snelheid wordt benaderd en de
knop A (CANC/RES) indrukken en
loslaten.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Door het rempedaal een klein stukje in
te trappen of de knop A (CANC/RES) in
te drukken wordt de elektronische
Cruise-Control uitgeschakeld zonder
dat de opgeslagen snelheid gewist
wordt.Het veranderen van de versnelling zorgt
dat de Cruise Control uitschakelt.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
De elektronische Cruise-Control wordt
uitgeschakeld door ring C fig. 81 naar
stand 0 te draaien of de startschakelaar
op STOP te zetten.
BELANGRIJK
134)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
135)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk.
136)De elektronische Cruise-Control kan
gevaarlijk zijn als het systeem geen
constante snelheid kan handhaven. In
bepaalde omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet
in druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
114
STARTEN EN RIJDEN