INSTRUMENTENPANEEL
1. Luchtuitstroomopeningen zijruiten – 2. Verstelbaar en richtbaar luchtrooster – 3. Bedieningshendel buitenverlichting –
4. Instrumentenpaneel – 5. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en tripcomputer – 6.Uconnect™(waar aanwezig) –
7. Verstelbare en richtbare luchtroosters – 8. Knop alarmknipperlichten, portieren ver-/ontgrendelen – 9. Frontairbag passagierszijde –
10. Handschoenenkastje – 11. HVAC-bedieningen – 12. Versnellingspook – 13. "Alfa DNA"-systeem – 14. Contactslot – 15.
Knieairbag voor bestuurderszijde (waar aanwezig) – 16. Frontairbag bestuurderszijde – 17. Cruisecontrolhendel (waar aanwezig) –
18. Toegangsklepje zekeringenkast –19. Paneel met diverse bedieningen.
1A0J0330C
8
WEGWIJS IN UW AUTO
Lampjes op
instrumentenpaneelBetekenis Wat te doen
CRUISECONTROL (indien aanwezig)
Wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden, maar het moet na
enkele seconden doven als de cruisecontrol
uitgeschakeld is. Het lampje gaat branden wanneer de
ring van de cruisecontrol in de stand ON wordt gedraaid
(zie de paragraaf “Cruisecontrol” in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto"). Op het display verschijnt
een speciaal bericht.
STADSLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het stadslicht wordt
ingeschakeld.
FOLLOW ME HOME
Dit lampje gaat branden (en er verschijnt ook een
melding op het display) wanneer deze functie in gebruik
is (zie de paragraaf “Buitenverlichting” in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto").
DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het dimlicht wordt
ingeschakeld.
MISTVOORLICHTEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gebracht of,
samen met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de
knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
57
Laten we eens kijken naar het "hart" van het voertuig: dan kunt u
zien hoe u het potentieel ervan optimaal kunt benutten.
We zullen u laten zien hoe u het voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje" voor u kan zijn, waarbij het
comfort en de portefeuille niet vergeten worden.
STARTEN EN RIJDEN
DEMOTORSTARTEN............................94
DE AUTO PARKEREN............................95
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK . . .96
ALFA TCT-TRANSMISSIE GEBRUIKEN.................97
START&STOP SYSTEEM.........................100
CRUISE-CONTROL.............................101
PARKEERSENSOREN...........................103
EEN AANHANGER TREKKEN......................104
TANKEN...................................105
ONREGELMATIGE WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De fout wordt aangegeven door het
inschakelen van het symbool
(op
sommige versies wordt ook een specifiek
bericht weergegeven) op het display.
Neem in dit geval contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE AUTO
100)
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed worden
aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.
BELANGRIJK
25)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-systeem
worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
BELANGRIJK
100)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
CRUISE-CONTROL
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem, waarmee het voertuig (bij
een snelheid boven 30 km/h) op lange,
rechte en droge wegen (bijv. snelwegen),
met een constante, vooraf ingestelde
snelheid blijft rijden zonder het
gaspedaal te hoeven bedienen. Het
gebruik van de cruisecontrol wordt dus
niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
101) 102)
Draai ring 1 fig. 71 op ON.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1
e
versnelling of in de achteruit staat. Het is
raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 5
eversnelling of
hoger.
101
Op afdalingen kan de auto bij
ingeschakelde cruisecontrol de
opgeslagen snelheid iets overschrijden.
Inschakeling wordt aangeduid door een
brandend
waarschuwingslampje en
bij sommige versies door een melding op
het display.
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
zet de draaischakelaar 1 fig. 71 op ON
en trap het gaspedaal in om de gewenste
snelheid te bereiken;
beweeg de hendel ten minste één
seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt
opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid gewoon verhoogd worden
door het gaspedaal in te trappen; als het
gaspedaal vervolgens wordt losgelaten,keert het voertuig terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
DE OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door het
intrappen van het rem- of
koppelingspedaal, kan de opgeslagen
snelheid als volgt worden gereset:
geef geleidelijk gas totdat een
snelheid in de buurt van de opgeslagen
snelheid wordt bereikt;
schakel de versnelling in die
ingeschakeld was op het moment dat de
snelheid werd opgeslagen;
druk op de RES 2 fig. 71-knop.
DE OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Druk op het gaspedaal en sla de nieuwe
snelheid op of verplaatst de hendel
omhoog (+).
DE OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Schakel het apparaat uit en sla de nieuwe
snelheid op of verplaats de hendel naar
boven (–) tot de nieuwe snelheid is
bereikt. Deze snelheid wordt dan
automatisch opgeslagen.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem uitschakelen:
Draai de ring 1 fig. 71 naar de
OFF-stand;
of
schakel de motor uit;
of
trap het rem-, koppelings- of
gaspedaal in; in het laatste geval wordt
het systeem eigenlijk niet uitgeschakeld,
maar wordt voorrang aan het
acceleratieverzoek gegeven. Het
systeem blijft actief, zonder de noodzaak
om de RES-knop te bedienen om na het
accelereren naar de vorige toestand
terug te keren.
Automatische uitschakeling
In de volgende gevallen wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld:
als het ABS- of het ESC-systeem
ingrijpt;
bij een voertuigsnelheid onder de
ingestelde limiet;
in geval van een systeemstoring.
BELANGRIJK
101)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
102)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
71A0J0065C
102
STARTEN EN RIJDEN
ALFABETISCH REGISTER
"Alfa DNA"-systeem...........35
"Universeel" kinderzitje monteren . . .78
“Electronic Q2” (“E-Q2”).........69
“Smart bag” systeem (meertraps
frontairbags)..............85
ABS.....................68
Accu ....................154
Accu (opladen)..............151
Achterbank.................15
Achterlichtunits (lamp vervangen) . .114
Achterruitwisser/-sproeier........23
Achteruitkijkspiegels...........18
Actieve veiligheidssystemen.......68
Afmetingen................173
Afsluiter van de brandstoftoevoer . .130
Alarmknipperlichten...........108
Alarmsysteem...............12
Alfa Romeo code systeem........12
Alfa TCT ...................97
ALFA TCT-transmissie
(contactsleutel verwijderen). . . .131
ASR (AntiSlip Regulation) systeem.......................68
Automatische dual-zone
klimaatregeling.............26
Bagageruimte...............33
Bagageruimte uitbreiden.......34
Initialisatie bagageruimte.......34Banden
Fix&Go Automatic (kit).......126
Banden (bandenspanning).......170
Bedieningsknoppen............43
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........42
Brake Assist systeem...........68
Brandstofverbruik............184
Buitenspiegels...............18
Buitenverlichting..............19
Carrosserie (onderhoud)........155
CBC (Cornering Brake Control)
systeem.................69
Centrale portiervergrendeling......13
CO2-emissie...............186
Contactslot.................11
Cruise-control...............101
De auto parkeren.............95
De motor starten..........94,129
Rollend starten............129
Derde remlicht
lamp vervangen............115
Dimlicht (lamp vervangen).......113
Display....................43
DST systeem (Dynamic Steering
Torque)..................68
Dynamic suspension............36
EBD-systeem...............68
Een aanhanger trekken.........104Een lamp vervangen...........108
Algemene instructies........108
buitenverlichting...........113
Een wiel vervangen............122
Elektrische ruitbediening.........29
EOBD.....................65
ESC-systeem (Electronic Stability
Control)..................69
Fix&Go Automatic kit..........126
Follow Me Home (systeem)........21
Frontairbag bestuurderszijde . .....85
Frontairbag passagierszijde.......85
Frontairbags................85
Gebruik van de handgeschakelde
versnellingsbak.............96
Geprogrammeerd onderhoud.....136
Geprogrammeerd
onderhoudsschema..........137
Gewichten.................174
Grootlicht..................20
Grootlicht (lamp vervangen)......113
Grootlichtsignaal..............20
Handrem..................95
Herconfigureerbaar
multifunctioneel display.....42,43
Het voertuig opkrikken .........155
Hill Holder-systeem............69
Hoofdairbags (window bags).......90
Hoofdsteunen . . .............16