411
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Omstandigheden waaronder de
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) moge-
lijk werkt, zelfs als er geen kans op
een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk zelfs als er geen
kans op een aanrijding is.
●Omgeving van de auto
• Wanneer op een smalle weg wordt
gereden
• Wanneer op een grindweg of in een omgeving met hoog gras wordt gere-
den
• Wanneer richting een spandoek of
vlag, een laaghangende tak of een
slagboom (zoals wordt gebruikt bij
spoorwegovergangen, tolpoortjes en
parkeerplaatsen) wordt gereden
• Als er een constructie aan de rand van de weg aanwezig is (zoals bij het
rijden in een smalle tunnel, over een
smalle brug of op een smalle weg)
• Bij fileparkeren
• Bij een groef of gat in het wegdek
• Wanneer de auto over een metalen afdekking (rooster) rijdt, zoals gebruikt
boven afvoergoten
• Bij het omhoog of omlaag rijden op
een steile helling
• Als een sensor wordt geraakt door een grote hoeveelheid water, zoals bij het rijden op een o
verstroomde weg
• Bij transport op schepen of trucks
• In een wasstraat met een bewegende wasinstallatie
• In een parkeergarag e met autolift of
parkeerplaatsen met meerdere ver-
diepingen
• In een ondergrondse parkeergarage
• Bij constructies op de grond (ver- keersdrempels, kattenogen, enz.)
• Bij hoogteverschillen
• Bij het rechtuitrijden of een bocht naar rechts
• Bij leidingen voor het smelten van sneeuw
• Bij apparaten voor het detecteren van voertuigen, zoals verkeerslichten,
apparaten voor het signaleren van
verkeersopstoppingen of apparaten
voor het signaleren van lege parkeer-
plekken op parkeerterreinen
• Bij spoorlijnen
• Bij H-vormige stalen balken
• Als er aan beide zijden auto's staan of als er een auto aanwezig is die lijkt op
deze auto
●Weer
• Als een sensor is bedekt met bijvoor- beeld ijs, sneeuw of vuil (nadat de
sensor is schoongemaakt, zal het sys-
teem weer normaal werken)
• Bij zware regenval of als er veel water
op een sensor terechtkomt
• Bij het rijden onder barre weersom- standigheden, bijvoo rbeeld bij mist,
sneeuw of een zandstorm
• Bij sterke wind
●Andere bronnen van ultrasoongolven
• Wanneer in de omgeving van de auto ultrasoongolven worden geprodu-
ceerd door claxons, voertuigdetectie-
systemen, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens,
sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
• Als een sticker of een elektronisch onderdeel zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met name
fluorescerende), een mistlamp, een
spatbordantenne of een draadloze
antenne in de buurt van een van de
sensoren is geplaatst
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 411 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
4124-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Wijzigingen in de stand van de auto
ten opzichte van de weg
• Als de auto sterk naar één kant helt
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als de stand van e en sensor is gewij-
zigd door een aanrijding o.i.d.
■Situaties waarin de Parking Sup-
port Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet goed werkt
In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, werkt deze functie mogelijk
niet goed.
●Weer
• Wanneer een sensor of de omgeving van een sensor zeer heet of koud is
• Wanneer het stevig waait
• Als een sensor is bedekt met bijvoor- beeld ijs, sneeuw of vuil (nadat de
sensor is schoongemaakt, zal het sys-
teem weer normaal werken)
• Bij zware regenval of als er veel water op een sensor terechtkomt
• Bij het rijden onder barre weersom-
standigheden, bijvoorbeeld bij mist,
sneeuw of een zandstorm
• De sensor is bevroren. (Het ontdooien van de sensor zal het probleem oplos-
sen.)
●Omgeving van de auto
• Wanneer zich tuss en de auto en een
gesignaleerd obstak el een object
bevindt dat niet kan worden gesigna-
leerd
• Als een object zoals een auto, motor-
fiets, fiets of voet ganger voor de auto
langs komt of plotseling van opzij
opduikt.
• De auto nadert e en hoge of gebogen
stoeprand.
• De auto rijdt op e en bijzonder hobbe-
lige weg, op een he lling, op grind of
op gras.
• Als het object zich te dicht bij de sen-
sor bevindt.
●Andere bronnen van ultrasoongolven
• Wanneer in de omgeving van de auto ultrasoongolven worden geprodu-
ceerd door claxons, voertuigdetectie-
systemen, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens,
sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
• Als een sticker of een elektronisch onderdeel zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met name
fluorescerende), een mistlamp, een
spatbordantenne of een draadloze
antenne in de buurt van een van de
sensoren is geplaatst
●Veranderingen in de auto
• Als de auto sterk naar één kant helt
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als de stand van een sensor is gewij-
zigd door een aa nrijding o.i.d.
• Als er uitrusting die een sensor kan hinderen, zoals een sleepoog, bum-
perbeschermer (een extra bescherm-
strip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als er verf of een sticker op de sensor
is aangebracht
• Als de selectiehendel in stand N staat.
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 412 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
413
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Deze functie treedt in werking
in situaties zoals hieronder aan gegeven
wanneer in de rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
■Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet
of te laat ingetrapt
→ Blz. 389
Parking Suppor t Brake-functie (voor voer tuigen die
achterlangs rijden)*
Als een radarsensor achter een auto signaleert die van rechts o f
links achter nadert en het systeem bepaalt dat de kans op een a an-
rijding groot is, activeert deze functie de remmen om de kans o p een
aanrijding met de naderende auto te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Soorten sensorenWAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat de Parking
Support Brake (voor voertuigen
die achterlangs rijden) goed
werkt
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen met betrekking tot de radarsen-
soren achter ( →Blz. 389) in acht. Het
niet in acht nemen van de voorschrif-
ten kan er toe leiden dat een sensor
niet goed werkt, waardoor een onge-
val kan ontstaan.
●Wijzig, demonteer o f spuit de sen-
soren niet.
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 413 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
4144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt of knippert
(→Blz. 116, 117) en aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan:
●Begrenzingsregeling motorvermogen
• De Parking Support Brake is inge-
schakeld.
• De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
• Voertuigen die de auto van rechts of links achter de aut o naderen met een
snelheid van minder dan ongeveer 8
km/h
• De selectiehendel staat in stand R.
• De Parking Support Brake stelt vast dat er harder dan normaal moet wor-
den geremd om een aanrijding met
een naderende aut o te voorkomen.
●Remregeling
• De begrenzingsregeling motorvermo- gen is in werking
• De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
■Voorwaarden voor het stoppen van
de werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de f unctie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
●Begrenzingsregeling motorvermogen
• De Parking Support Brake is uitge- schakeld.
• De aanrijding kan worden voorkomen met normaal remmen.
• Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
●Remregeling
• De Parking Support Brake is uitge- schakeld.
• Er zijn ongeveer 2 seconden verstre-
ken nadat de auto door de remrege-
ling tot stilstand is gebracht.
• Het rempedaal wordt ingetrapt nadat
de auto tot stilstand is gebracht door
de remregeling.
• Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
■Detectiegebied van de Parking
Support Brake-func tie (voor voer-
tuigen die achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) verschilt van dat van
de RCTA ( →Blz. 393). Daardoor wordt
de Parking Support Br ake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden) moge-
lijk niet geactiveerd, ook al signaleert de
RCTA een auto en wo rdt er een waar-
schuwing gegeven.
■Omstandigheden waaronder de
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden) een auto niet signaleert
De Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden) is niet
ontworpen om de volg ende typen voer-
tuigen en/of objecten te signaleren.
●Voertuigen die van direct achter de
auto naderen
WAARSCHUWING
●Vervang een radarsensor achter
uitsluitend door een originele sen-
sor.
●Voorkom dat de radarsensoren
achter beschadigd raken en houd
de radarsensoren en hun omgeving
op de bumper te allen tijde schoon.
●Wanneer het gebied rondom een
radarsensor achter wordt blootge-
steld aan een krachtige schok,
werkt het systeem mogelijk niet
goed meer doordat de sensor niet
goed meer werk t. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-
dealer of herstelle r/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot het omgaan met
de radarsensor achter in acht.
(→Blz. 389)
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 414 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
415
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
●Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
●Voertuigen vlak bij u
w auto die plotse-
ling accelereren of decelereren
●Vangrails, muren, bebording, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
●Kleine motorfietsen , fietsen, voetgan-
gers, enz.*
●Voertuigen die va n de auto af bewe-
gen
●Voertuigen die naderen vanuit par-
keerruimtes naast uw auto*
●Objecten die zich zeer dicht bij een
radarsensor bevinden*
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de aut o naderen met een
snelheid van minder dan ongeveer 8
km/h
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de aut o naderen met een
snelheid van meer dan ongeveer 28
km/h
*: Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of
object gesignaleerd.
■Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) mogelijk zelfs als er
geen kans op een aanrijding is.
●Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op
een straat en er auto' s over die straat
rijden
●Wanneer een gesignaleerde nade-
rende auto een bocht maakt
●Wanneer een voertuig uw auto van
opzij passeert
●Wanneer de afsta nd tussen uw auto
en metalen objecten, zoals een vang-
rail, muur, verkeersbord of gepar-
keerde auto, die mogelijk elektrische
golven richting de achterzijde van de
auto reflecteren, kort is
●Als er zich ronddraaiende objecten,
zoals een ventilato r van een airco-
unit, in de buurt v an de auto bevinden
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 415 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
4164-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
■Situaties waarin de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertui-
gen die achterlangs rijden)
mogelijk niet goed werkt
In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, signaleren de radarsensoren
een object mogelijk niet en werkt deze
functie mogelijk niet goed
●Stilstaande objecten
●Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
●Als de achterbumper is bedekt met
bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil
●Bij zware regenval of een andere oor-
zaak waardoor er veel water op de
auto terechtkomt
●Wanneer een voertuig naast uw auto
het detectiegebied van een radarsen-
sor blokkeert
●Als de auto sterk naar één kant helt
●Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog, bum-
perbeschermer (een extra bescherm-
strip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
●Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
●Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
●Als een sticker of een elektronisch
onderdeel zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met name
fluorescerende), een mistlamp, een
spatbordantenne of een draadloze
antenne in de buurt van een radarsen-
sor is geplaatst
●Als de stand van een radarsensor is
gewijzigd
●Wanneer meerdere auto's naderen
met slechts weinig ru imte tussen elke
auto
●Als er een auto snel van achteren
nadert
●Omstandigheden waaronder de radar-
sensor een voertuig mogelijk niet sig-
naleert
• Wanneer een voertuig van rechts of links achter de auto nadert terwijl u
achteruitrijdend een bocht maakt
• Wanneer u achteruitrijdend een bocht maakt
• Bij het onder een kleine hoek achteruit uitrijden van een parkeerplaats
• Bij het achteruitrijden op een helling met een grote verand ering in het hel-
lingspercentage
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 416 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
4344-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht
nadat het rempedaal is ingetrapt als
het systeem oordeelt dat er sprake
is van een noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkma-
noeuvres en het nemen van boch-
ten op een glad wegdek.
■VSC+ (Vehicle Stability Con-
trol+)
Coördineert de werking van ABS-,
TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabili-
teit behouden blijft bij uitwijkma-
noeuvres op een glad wegdek door
de stuurcommando's aan te passen.
■Trailer Sway Control (indien
aanwezig)
Helpt de bestuurder om de aan-
hangwagen weer onder controle te
krijgen door op af zonderlijke wie-
len remdruk uit te oefenen en het
aandrijfkoppel te verminderen wan-
neer wordt gesignaleerd dat de
aanhangwagen slingert.
■Secondary Collision Brake
(indien aanwezig)
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert, worden de remmen en
remlichten automatisch geregeld
om de rijsnelheid te verlagen en te
helpen de kans op verdere schade
ten gevolge van een tweede aanrij-
ding te verkleinen.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en v oorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslip-
pen bij het wegrijden met de auto of
bij het accelereren op gladde
wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto
naar de buitenkant van de bocht
uitwijkt door remre geling uit te oefe-
nen op de wielen aan de binnen-
zijde wanneer tijdens het rijden in
een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto
achteruit rolt bij helling op wegrij-
den
Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de presta-
ties tijdens het rijden te verbe-
teren is uw auto uitgerust met
de volgende systemen die
automatisch in werking treden
als de omstandigheden daar
om vragen. Houd er echter
rekening mee dat dit aanvul-
lende systemen zijn en ver-
trouw niet in al te sterke mate
op deze systeme n als u de
auto bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 434 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
437
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Automatisch opnieuw inschakelen
van de TRC, de Tr
ailer Sway Con-
trol en het VSC-systeem
Als de TRC, de Trailer Sway Control en
het VSC-systeem zijn uitgeschakeld,
worden deze automatisch opnieuw inge-
schakeld in de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet.
●Als alleen het TRC- systeem wordt uit-
geschakeld, wordt de TRC weer inge-
schakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-sys-
teem is uitgeschakeld, worden deze
niet automatisch weer ingeschakeld
als de rijsnelheid toeneemt.
■Geluiden en trillingen tijdens de
werking van de Active Cornering
Assist
Tijdens de werking van de Active Corne-
ring Assist kunnen geluiden en trillingen
vanuit het remsysteem worden waarge-
nomen, maar deze duiden niet op een
storing.
■Geluiden en trillingen tijdens het
schakelen tussen het AWD-sys-
teem en voorwi elaandrijving
Als de auto schakelt tussen AWD en
voorwielaandrijving of andersom kunnen
er geluiden en trilli ngen ontstaan maar
deze duiden niet op een storing.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
■Gereduceerde bekrachtiging door
het EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wo rdt gereduceerd om
het systeem tegen oververhitting te
beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden uitge-
voerd. Hierdoor kan de besturing zwaar
aanvoelen. Draai, al s dat het geval is,
niet overmatig aan het stuur of breng de
auto tot stilstand en schakel de motor
uit. Het EPS-systeem moet binnen 10
minuten weer normaal werken.
■Werkingsvoorwaarden Secondary
Collision Brake
De rijsnelheid is ongeveer 10 km/h of
hoger en de airbagsensor signaleert een
aanrijding. (De Secondary Collision
Brake werkt niet wanneer de rijsnelheid
lager is dan ongeveer 10 km/h.)
■Automatisch uitschakelen Secon-
dary Collision Brake
De Secondary Collision Brake wordt in
de volgende situaties automatisch uitge-
schakeld:
●De rijsnelheid wordt lager dan onge-
veer 10 km/h
●Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens
de werking
●Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
■Werkingsvoorwaarden van de
Active Cornering Assist
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
●Werking van de TRC/VSC
●Het systeem signaleert dat de auto
naar de buitenkant van de bocht uit-
wijkt wanneer tijdens het nemen van
de bocht wordt gepr obeerd te accele-
reren
●Het rempedaal wordt losgelaten
■Voorwaarden voor werking nood-
stopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit.
●De werkelijke rijsne lheid is hoger dan
55 km/h.
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de vol-
gende situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden inge-
schakeld.
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat.
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 437 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM