195
3
COROLLA_TMUK_EE 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
●De zoemer in het interieur klinkt onafge-
broken
■Energiebespar
ende functie
De energiebesparende functie wordt geac-
tiveerd om te voorkomen dat de batterij
van de elektronische sleutel en de accu
leeg raken wanneer de auto gedurende
langere tijd niet wordt gebruikt.
●In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met het
Smart entry-systeem m et startknop ont-
grendeld kunnen worden.
• De elektronische sleutel bevindt zich
gedurende 2 minuten of langer binnen
een afstand van 3,5 m van de auto.
• Het Smart entry-syst eem met startknop
is gedurende 5 dagen of langer niet
gebruikt.
●Als het Smart entry-systeem met start-
knop gedurende 14 dagen of langer niet
is gebruikt, kunnen de portieren alleen
via het bestuurdersportier worden ont-
grendeld. Houd in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren te
ontgrendelen.
■Energiebesparende functie voor de
batterij van de elek tronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel minder
snel leeg omdat de ontvangst van radio-
golven door de elektronische sleutel wordt
gestopt.
Druk twee keer in terwijl u inge-
drukt houdt. Controleer of het controle-
lampje van de elektronische sleutel 4 keer
knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop
kan niet worden gebruikt als de energiebe-
spaarmodus is ingeschakeld. Druk op een
van de toetsen van de elektronische sleu-
tel om de functie te annuleren.
■Omstandigheden die de werking kun-
nen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop
maakt gebruik van zwakke radiogolven. In
de volgende situaties wordt de communi-
catie tussen de elektronische sleutel en de
auto mogelijk beïnvloed, waardoor het
Smart entry-systeem m et startknop, de
afstandsbediening en de startblokkering
niet goed werken. (Oplossingen:
→ Blz. 636)
●Wanneer de batterij van de elektroni-
sche sleutel leeg is
●In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation, radio-
zender, videowall, luchthaven of andere
locatie waar sterke radiogolven of elek-
tromagnetische velden aanwezig zijn
●Als u een draagbare radio, mobiele tele-
foon, draadloze telefoon of een ander
draadloos communicatiemiddel bij u
draagt
●Wanneer de elektronische sleutel tegen
een van de volgende metalen voorwer-
pen wordt gehouden of erdoor wordt
bedekt
SituatieCorrectie-
procedure
Er is geprobeerd de auto
te vergrendelen terwijl er
nog een portier geopend
was.Sluit alle por-
tieren en ver-
grendel ze
opnieuw.
SituatieCorrectie-
procedure
Het contact werd in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier
geopend was (of het
bestuurdersportier werd
geopend terwijl het con-
tact in stand ACC stond).
Zet het con-
tact UIT en
sluit het
bestuurders-
portier.
Het contact stond UIT
terwijl het bestuurders-
portier geopend was.Sluit het
bestuurders-
portier.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 195 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
197
3
COROLLA_TMUK_EE 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
●Sommige uitvoeringen: Wanneer de ver-
grendelactie is uitgevoerd met de ver-
grendelsensor, worden maximaal
tweemaal achter elkaar identificatiesig-
nalen getoond. Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het por-
tier herhaaldelijk worden vergrendeld en
ontgrendeld. Volg in dat geval de correc-
tieprocedure hieronder bij het wassen
van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een
afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met sta rtknop uit te scha-
kelen. ( →Blz. 195)
●Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep wordt
nat tijdens het wassen van de auto,
wordt er mogelijk een melding weerge-
geven op het multi-informatiedisplay en
klinkt er een zoemer buiten de auto. Ver-
grendel alle portieren om het alarm uit te
schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze
nogmaals te bedienen.
●Het plotseling bedienen van de hand-
greep of het bedienen van de hand-
greep direct nadat u het effectieve
bereik bent binnengestapt, kan ontgren-
deling van de portieren belemmeren.
Raak de ontgrendelsensor van het por-
tier aan en controleer of de portieren
worden ontgrendeld voordat u opnieuw
aan de portiergreep trekt.
●Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het ont-
grendelen van de portieren nadat een
portiergreep is vastgepakt, mogelijk lan-
ger.
■Als er gedurende lan gere tijd niet met
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voor-
komen, de elektronische sleutel niet bin-
nen een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop
kan vooraf worden uitgeschakeld.
(→ Blz. 659)
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektronische sleutel
helpt te voorkomen dat de sleutelbatterij
leegraakt. ( →Blz. 195)
■Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel
bij u hebt als u het systeem bedient. Houd
de elektronische sleutel niet te dicht bij de
auto als u het systeem van buitenaf
bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet
correct door het syst eem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden vergrendeld,
werkt wellicht niet.)
■Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
●Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: →Blz. 637
●Starten van de motor: →Blz. 637
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
(→ Blz. 659)
■Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeu rsinstellingen
●Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de afstandsbediening
of de mechanische sleutel. (→ Blz. 177,
637)
●Starten van de motor en wijzigen van de
standen van het contact: →Blz. 637
●Uitzetten van de motor: →Blz. 267
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 197 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
284
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Zet, om de verlichting weer in te schake-
len, het contact AAN of zet de lichtschake-
laar een keer in stand OFF en daarna
terug in stand of .
■Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT of
in stand ACC wordt gezet en het bestuur-
dersportier wordt geopend terwijl de ver-
lichting is ingeschakeld.
■Automatische verticale koplampver-
stelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal passa-
giers in de auto en de mate van belading
om verblinding van andere weggebruikers
door de koplampen te voorkomen.
■Energiebespar ende functie
Om te voorkomen dat de accu van de auto
ontladen raakt wanneer de lichtschakelaar
in de stand of staat terwijl het
contact UIT wordt gezet, schakelt de ener-
giebesparende functie van de accu alle ver-
lichting na ongeveer 20 minuten
automatisch uit. Wanneer het contact AAN
wordt gezet, wordt de energiebesparende
functie uitgeschakeld.
Onder de volgende omstandigheden wordt
de energiebesparende functie van de accu
eenmaal uitgeschakeld en vervolgens weer
geactiveerd. Alle verlichting gaat 20 minu-
ten nadat de energiebesparende functie van
de accu weer is geactiveerd automatisch
uit:
●Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
●Wanneer een portier wordt geopend of
gesloten
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
( → Blz. 659)
1 Druk bij ingeschakelde koplam-
pen de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen.
Door de hendel weer in de middenstand
te zetten, wordt het grootlicht weer uitge-
schakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat
deze meteen weer los om één
keer met het grootlicht te knippe-
ren.
U kunt lichtsignalen geven met het groot-
licht met de koplampen in- of uitgescha-
keld.
Dankzij dit systeem kunnen de kop-
lampen gedurende 30 seconden wor-
den ingeschakeld wanneer het
contact UIT staat.
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
accu
Laat de verlichting niet langer branden
dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Inschakelen van het
grootlicht
Follow Me Home-systeem
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 284 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
297
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
*: Indien aanwezig
Door de schakelaar te bedie-
nen werkt de achterruitenwisser als
volgt:
1 Intervalstand ruitenwissers
2 Normale stand ruitenwissers 3
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door de hendel naar voren te duwen tre-
den de ruitenwissers en -sproeiers in wer-
king.
De ruitenwisser maakt automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier
in werking is getreden.
■De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Als er geen vloeistof uit de ruiten-
sproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in
het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkop niet ver-
stopt is.
■Aan het openen van de achterklep
gekoppelde onderbreking van de
werking van de achterruitenwisser
Als de achterruitenwisser in werking is en
bij stilstaande auto de achterklep wordt
geopend, wordt de werking van de achter-
ruitenwisser onderbroken om te voorko-
men dat iemand in de buurt van de auto
natgespetterd wordt. Als de achterklep
wordt gesloten, wordt de werking van de
achterruitenwisser hervat.
Achterruitenwisser
en -sproeier*
Met de hendel kan de achterrui-
tenwisser of ruitensproeier wor-
den bediend.
OPMERKING
■Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de ach-
terruit droog is omdat de achterruit hier-
door beschadigd kan raken.
Bedieningsinstructies
OPMERKING
■Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 297 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
380
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Gebruik de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om de func-
tie in/uit te schakelen.
1Druk op of om te
selecteren.
2 Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op
.
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor opzij
achter
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren
geplaatst in respectievelijk de linker- en
rechterzijde van de achterbumper. Houd
u aan het volgende om ervoor te zorgen
dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving
ervan op de achterbumper te allen
tijde schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan
op de achterbumper vuil is of bedekt is
met sneeuw, werkt de Blind Spot Moni-
tor mogelijk niet en wordt er een waar-
schuwingsmelding ( →Blz. 376)
weergegeven. Veeg in dat geval het vuil
of de sneeuw weg en rijd gedurende
ongeveer 10 minuten met de auto terwijl
aan de bedrijfscondities voor de
BSM-functie ( →Blz. 382) wordt voldaan.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige wan-
neer de waarschuwingsmelding niet
verdwijnt.
●Bevestig geen accessoires, (door-
zichtige) stickers, aluminium tape,
enz. op een sensor of het omliggende
gebied op de achterbumper.
●Stel de sensor en de omgeving ervan
op de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt
verplaatst, werkt het systeem moge-
lijk niet goed meer en worden auto's
mogelijk niet meer correct gesigna-
leerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omgeving van de sensor aanwezig
zijn of als een deel van de sensoren
is losgekomen.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Breng geen wijzigingen aan de sen-
sor of de omgeving ervan op de ach-
terbumper aan.
●Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige als
een sensor of de achterbumper moet
worden verwijderd/geplaatst of ver-
vangen.
●Breng geen andere kleur lak dan een
officiële Toyota-kleur aan op de ach-
terbumper.
In-/uitschakelen van de
Blind Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 380 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
410
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
●Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
●Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
●Voertuigen vlak bij uw auto die plotseling
accelereren of decelereren
●Vangrails, muren, verkeersborden,
geparkeerde auto's en vergelijkbare,
stilstaande objecten
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgan-
gers, enz.
●Voertuigen die van de auto af bewegen
●Voertuigen die naderen vanuit parkeer-
ruimtes naast uw auto
●Objecten die zich zeer dicht bij een
radarsensor bevinden
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de auto naderen met een
snelheid van minder dan ongeveer
8km/h
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de auto naderen met een
snelheid van meer dan ongeveer
24 km/h
■PKSB-zoemer
Als de Parking Support Brake is ingescha-
keld en de remregeling wordt uitgevoerd,
klinkt een zoemer om de bestuurder hierop
te attenderen.
■Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) mogelijk zelfs als er
geen kans op een aanrijding is.
●Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op een
straat en er auto's over die straat rijden
●Wanneer een gesignaleerde naderende
auto een bocht maakt
●Wanneer een voertuig uw auto van opzij
passeert
●Wanneer de afstand tussen uw auto en
metalen objecten, zoals een vangrail,
muur, verkeersbord of geparkeerde
auto, die mogelijk elektrische golven
richting de achterzijde van de auto
reflecteren, kort is
●Als er zich ronddraaiende objecten,
zoals de ventilatoren van een airco-unit,
in de buurt van de auto bevinden
●Als er water op de achterbumper spat of
gespoten wordt, bijvoorbeeld van een
sproeier
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 410 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
439
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
In deze modus wordt ook het stuurgevoel
gewijzigd, waardoor deze modus geschikt
is voor wanneer wendbaarheid is
gewenst, bijvoorbeeld bij het rijden op
zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd
wordt, gaat de sportmodusindicator bran-
den.
Auto's met handgeschakelde transmis-
sie: Wanneer de sportmodus wordt gese-
lecteerd, wordt de iMT ingeschakeld.
(
→ Blz. 275)
3 ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde
afstelling van de smoorklep en door het
regelen van de werking van de airconditi-
oning (verwarmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus geselecteerd
wordt, gaat de ECO-rijmodusindicator
branden.
■Werking van de airconditioning in de
ECO-modus
De ECO-modus regelt het verwarmen/koe-
len en de aanjagersnelheid van het aircon-
ditioningsysteem om brandstof te
besparen. Doe het volgende om de presta-
ties van de airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-modus van de aircon-
ditioning uit (auto's met automatische
airconditioning) ( →Blz. 510)
●Wijzig de aanjagersnelheid ( →Blz. 503,
508)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de
sportmodus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is
gereden in de sportmodus, wijzigt de rij-
modus in de normale modus.
*: Indien aanwezig
Uitlaatgasfiltersysteem*
Het uitlaatgasfiltersysteem is
ontworpen om roetdeeltjes in de
uitlaatgassen te verzamelen met
behulp van een uitlaatgasfilter
dat in de uitlaatpijpen is
geplaatst.
OPMERKING
■Om storingen in het uitlaatgasfil-
tersysteem te voorkomen
●Gebruik geen andere brandstof dan
het voorgeschreven type brandstof
●Breng geen wijzigingen aan de uit-
laatpijp aan
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 439 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
5
449
COROLLA_TMUK_EE
5
Audiosysteem
Audiosysteem
.5-1. BasishandelingenSoorten audiosystemen .... 450
Gebruik van de audiotoetsen op het
stuurwiel ......................... 451
AUX-aansluiting/ USB-aansluiting .............. 452
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Optimaal gebruikmaken van het audiosysteem..... 453
5-3. Gebruik van de radio Bediening radio................. 455
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met
MP3-/WMA-bestanden
Bediening CD-speler ........ 457
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Afspelen van bestanden op een iPod .................... 463
Afspelen van bestanden op een USB-geheugen ... 468
Gebruik van de AUX-aansluiting .............. 472
5-6. Gebruik van Bluetooth
®-apparaten
Bluetooth
®-audio/
telefoon ........................... 473
Gebruik van de toetsen op het stuurwiel .............. 477
Registreren van een Bluetooth
®-apparaat ....... 4775-7. Menu SETUP (instellingen)
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(“Bluetooth”-menu) .........479
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(menu TEL)..................... 481
5-8. Bluetooth
®-audio
Bedienen van een Bluetooth
® compatibele
draagbare speler ............ 486
5-9. Bluetooth
®-telefoon
Bellen ................................ 488
Beantwoorden van een oproep ..................... 489
Voeren van een telefoongesprek ..............489
5-10. Bluetooth
®
Bluetooth®........................ 491
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 449 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM