139
- Bepaalde door de camera gedetecteerde verkeersborden (bijv. de snelheidslimiet bij het trekken van een aanhanger).
Gedetecteerd uitzonderingsbord Weergave van de snelheidslimiet die
hoort bij een uitzonderingsbord
Snelheidslimiet bij regen
Voorbeelden: Als de hendel van de
ruitenwisserschakelaar in de stand
"inter val" of "automatisch wissen" staat
(voor activering van de regensensor):
110
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij het trekken van een
aanhanger Als de auto is voorzien van een
goedgekeurde trekhaak:
90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor een bepaalde afstand
Voorbeeld: 70
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor auto's met een maximaal
toelaatbaar voertuiggewicht of maximaal
toelaatbaar treingewicht van maximaal 3,5
ton90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij sneeuw
Voorbeeld: Bij een buitentemperatuur lager dan 3°C:
30
km/h (bijvoorbeeld)
met een "sneeuwvlok" symbool
Snelheidslimiet op bepaalde tijdstippen
Voorbeeld: 30
km/h (bijvoorbeeld)
met een "klok" symbool De eenheden voor de snelheidslimieten
(mph of km/h) hangen af van het land
waarin u
rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u
in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u
rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem
is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven
de weg hebben altijd prioriteit boven
de door het systeem weergegeven
snelheidslimieten.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van de auto
aanpassen aan het weer en het verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
6
Rijden
140
Voor een correcte werking van het
systeem: reinig regelmatig het gebied vóór
de camera.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor
vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De weergave van de snelheidslimiet in het
instrumentenpaneel wordt bijgewerkt als
u
een snelheidslimietbord bedoeld voor
auto's (lichte voertuigen) passeert.
Inschakelen/uitschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Weergave op het instrumentenpaneel
1. Weergave van de gedetecteerde
snelheidslimiet.
of
2. Weergave van het einde van de
snelheidslimiet.
Het systeem is ingeschakeld maar heeft geen
snelheidslimiet gedetecteerd.
Zodra een snelheidslimiet wordt gedetecteerd,
geeft het systeem de waarde weer.
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Werkingslimieten
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
-
luchtvervuiling,
-
h
et trekken van een aanhanger,
-
r
ijden met een noodreser vewiel of
sneeuwkettingen,
-
r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b
eginnende bestuurders enz.
De eerste keer dat bij een aanbevolen
maximale snelheid de snelheid met meer dan
5
km/h wordt overschreden (bijvoorbeeld:
95 km/h) knippert de snelheid gedurende
10
seconden.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, regen, mist),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
s
toring van de camera,
Rijden
141
- verouderde of onjuiste kaartgegevens,
- a fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
s
nelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd zijn.
Advies
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over de snelheidsbegrenzer , de
snelheidsregelaar of de adaptieve
snelheidsregelaar .
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2. Opslaan van de ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4. Biedt aan om de snelheid op te slaan.
5. Huidige snelheidsinstelling.
Opslaan van de snelheidAanvullend op de werking van het
snelheidlimietherkenningssysteem kan de bestuurder de
weergegeven snelheid als snelheidsinstelling aanhouden
voor de snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar met
behulp van de toets voor het opslaan op de hendel van de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
F Schakel de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Bij de detectie van een verkeersbord met een
andere snelheidslimiet, geeft het systeem
Als een app op uw smartphone wordt
gebruikt via Mirror Screen, kan het door
het systeem weergegeven bord wellicht
tijdelijk worden verborgen. Het bord wordt
opnieuw weergegeven als een ander bord
wordt gepasseerd.
de waarde aan en knippert MEM
een paar
seconden om deze nieuwe snelheid als
ingestelde snelheid op te slaan.
Bij een verschil van minder dan 10 km/h
t ussen de ingestelde snelheid en de door
het snelheidlimietherkenningssysteem
weergegeven snelheid wordt het symbool MEM
niet weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.
F
Druk eenmaal op de toets 2
om de
voorgestelde snelheid te kunnen opslaan.
Er wordt een melding weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
F
D
ruk de toets 2 nogmaals in om te
bevestigen en deze snelheid als nieuwe
ingestelde snelheid op te slaan.
Het display keert na enige tijd terug naar de
vorige weergave.
Uitgebreide
verkeersbordherkenning
Dit hulpsysteem detecteert met behulp van een
boven aan de voorruit geplaatste camera de
volgende verkeersborden en geeft ze op het
instrumentenpaneel weer.
6
Rijden
142
Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld .
De ingestelde snelheid moet minimaal 30
km/h
bedragen.
De ingestelde snelheidswaarde blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
De snelheidsbegrenzer is niet meer dan een
hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de snelheidslimiet
altijd gerespecteerd moet worden en dat de
bestuurder altijd waakzaam moet blijven.
Deze functie is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en de verkeersregels moet naleven.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door
het systeem weergegeven snelheidslimieten.
De borden moeten voldoen aan de regels
van het Verdrag van Wenen betreffende
verkeersborden.
Eenrichtingsverkeer: als u
een eenrichtingsweg
vanaf de verkeerde kant inrijdt, verschijnt een
waarschuwingsmelding, inclusief een symbool
van het verkeersbord, op het instrumentenpaneel
(verzoek om de rijrichting te verifiëren).
Overige verkeersborden: wanneer u een van
deze borden nadert, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2.Verlagen van de ingestelde waarde.
3.Verhogen van de ingestelde waarde.
4.Inschakelen/onderbreken van de snelheidsbegrenzer.
5.Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de snelheidslimieten in het geheugen
met de programmeerbare snelheidsbegrenzer
of
Gebruik de door het snelheidslimietherkenningssysteem
weergegeven snelheid.
6.Weergeven en instellen van de opgeslagen afstand tot
de voorligger.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkenningssysteem .
Weergave op het instrumentenpaneel
6.Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
7. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
Rijden
145
Stuurkolomschakelaars
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkenningssysteem 1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verlagen van de ingestelde
rijsnelheid.
3.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verhogen van de ingestelde
rijsnelheid.
4.Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregelaar.
5.Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de in het geheugen van
de programmeerbare snelheidsbegrenzer
opgeslagen snelheden
of
Gebruik de door het
snelheidslimietherkenningssysteem
weergegeven snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
6. Snelheidsregelaar geselecteerd.
7. Snelheidsregelaar onderbroken/hervat.
8. Ingestelde snelheid.
9. Snelheid voorgesteld door het
snelheidslimietherkenningssysteem.
Inschakelen/onderbreken
F Druk nogmaals op de toets 4 om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen
(ON).
F
D
raai de knop 1 in de stand CRUISE
: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op de toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
wagensnelheid wordt de ingestelde
snelheid.
U kunt het gaspedaal nu loslaten.
F
D
ruk op de toets 4 om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
6
Rijden
148
De remlichten gaan branden zodra het
remsysteem wordt geactiveerd en de auto
snelheid mindert.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks altijd de
snelheidslimiet en een veilige afstand
tot de voorligger in acht moet nemen en
de aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Sommige voertuigen op de weg kunnen
niet goed gedetecteerd of verkeerd
geïnterpreteerd worden door de camera (bijv.
een vrachtwagen), wat kan leiden tot een
slechte inschatting van de afstanden en het
onjuist versnellen of afremmen van de auto.
De bestuurder moet op elk moment
de controle over de auto weer kunnen
overnemen door het stuur wiel steeds met
beide handen vast te houden en de voeten bij
het rempedaal en het gaspedaal te houden.
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verlagen van de ingestelde
rijsnelheid.
3.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verhogen van de ingestelde
rijsnelheid.
4.Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling.
5.Gebruik de door het
snelheidslimietherkenningssysteem weergegeven
snelheid.
6.Weergeven en instellen van de opgeslagen afstand
tot de voorligger.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het snelheidslimietherkenningssysteem.
Weergave op het instrumentenpaneel
7.Voorligger aanwezig/afwezig.
8.Snelheidsregeling ingeschakeld/uitgeschakeld.
9.Ingestelde snelheid.
10.Auto Bij een auto met een automatische
transmissie kan bij het automatisch aanhouden
van een bepaalde afstand tot de voorligger de
auto zelfs volledig tot stilstand worden gebracht.
(uitvoeringen met automatische transmissie).
11.Voorgestelde snelheid door het
snelheidslimietherkenningssysteem.
Bij detectie van een voorligger wordt het symbool
7
gevuld met de kleur die hoort bij de status van de
snelheidsregeling. Standaard is het symbool 7
leeg.
Als de snelheidsregeling is geactiveerd, worden de
symbolen 7
en 8 groen weergegeven. Standaard
worden deze symbolen grijs weergegeven.
12 . Instelling afstand tot voorligger.
13. Gedetecteerde positie van de auto door de
camera.
Inschakelen
F Zet, bij een draaiende motor, knop 1 in de
stand " CRUISE ". De werking van het systeem
is onderbroken (weergegeven in grijs).
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
De snelheid van de auto moet liggen tussen
30
en 160 km/h:
F
D
ruk tijdens het rijden op een van de
toetsen 2
of 3: de actuele rijsnelheid van uw
auto wordt de ingestelde rijsnelheid.
De snelheidsregelaar wordt ingeschakeld
(weergegeven in groen).
Rijden
150
Wijzigen op basis van de
snelheidslimietherkenning
F De gedetecteerde snelheidslimiet wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
D
ruk één keer op de toets 5 ; er verschijnt
een melding ter bevestiging van het verzoek
om de snelheid op te slaan.
F
D
ruk nogmaals op toets 5 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
snelheidslimietherkenningssysteem .
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt, om
bruusk accelereren of vertragen van de
auto te voorkomen.
De selectie geldt tevens voor de
remweg (uitvoeringen met automatische
transmissie EAT8).
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in te trappen.
Tijdens het intrappen van het gaspedaal
stuurt de snelheidsregelaar het
remsysteem niet aan.
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende
om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
verdwijnt de weergave van de ingestelde
snelheid en wordt de melding "Regelaar
onderbroken" weergegeven totdat het
gaspedaal weer wordt losgelaten.
Rijomstandigheden
en bijbehorende
waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de, afhankelijk van de rijsituatie,
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
Motor draait en de knop in de stand "
CRUISE":
F
d
ruk op toets 6
om het selectiescherm voor
het instellen van de afstand tot de voorligger
weer te geven,
F
d
ruk herhaaldelijk op toets 6
tot de
gewenste instelling verschijnt.
Het selectiescherm sluit na enkele seconden.
Hierna is de wijziging van kracht.
Deze instelling blijft ongeacht de systeemstatus
in het geheugen bewaard, ook na uitschakelen
van het contact.
Wijzigen van de ingestelde
afstand tot de voorligger
Er is keuze uit drie vaste instellingen voor de
afstand tot de voorligger:
- "Ver " (3
streepjes).
-
"Normaal " (2
streepjes).
-
"Dichtbij" (1
streepje).
Rijden
151
Waarschuwings-
resp. verklikkerlampjeWeergaveBijbehorende meldingAanwijzingen
(grijs) "Pauzestand snelheidsregelaar"
Systeem gepauzeerd.
Geen voertuig gedetecteerd.
(grijs) "Pauzestand snelheidsregelaar"
Systeem gepauzeerd.
Er wordt een voertuig gedetecteerd.
(g r o e n) afhankelijk van de geselecteerde
afstand tot de voorligger "Snelheidsregelaar actief"
Functie geactiveerd.
Geen voertuig gedetecteerd.
(g r o e n) afhankelijk van de geselecteerde afstand tot de voorligger "Snelheidsregelaar actief"
Functie geactiveerd.
Er wordt een voertuig gedetecteerd.
of
(g r o e n) "Snelheidsregelaar onderbroken"
Systeem geactiveerd.
De bestuurder heeft tijdelijk de controle over de auto
overgenomen door het gaspedaal in te trappen.
6
Rijden