167
Uitschakelen/inschakelen
Zonder audiosysteem
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
F
U k
unt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het verklikkerlampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld. De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Park Assist
.
Beperkingen van de werking
Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer
een aanhanger of fietsdrager wordt
aangekoppeld aan een trekhaak, die
overeenkomstig de voorschriften van de
fabrikant is gemonteerd.
In dat geval wordt de omtrek van een
aanhanger weergeven aan de achterzijde
van het beeld van de auto.
-
B
epaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de sensoren van de auto
verstoren.
Aanbevelingen over
onderhoud
Zorg er voor dat de sensoren bij slecht
of winters weer niet bedekt zijn met
modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
B
ij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D
e sensoren kunnen worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval, enz.).
6
Rijden
170
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Park Assist
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp:
het detecteert een parkeerplek en stuurt
ver volgens in de desbetreffende richting om
op deze plek te parkeren ter wijl de bestuurder
de rijrichting controleert, schakelt, accelereert
en remt.
Om de bestuurder te ondersteunen
bij het controleren van de correcte
parkeermanoeuvres, schakelt het systeem
automatisch het display van de Visiopark 1 en
de parkeerhulp in.
Dit systeem is een parkeerhulpsysteem
dat echter nooit de alertheid van de
bestuurder kan vervangen.
De bestuurder moet altijd de controle over
de auto hebben. De bestuurder moet altijd
de omgeving van de auto controleren
alvorens een manoeuvre uit te voeren
en er voor zorgen dat er geen obstakels
worden geraakt.
De blauwe lijnen 1
geven de breedte van
de auto weer met uitgeklapte spiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2
geeft een afstand van 30
cm
vanaf de bumper weer; de twee blauwe lijnen
3
en 4
een afstand van respectievelijk 1
en
2
m e t e r.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave. De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u
met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien
extra informatie over de omgeving van de
auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A , centraal B
en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het menu voor het veranderen van de
weergave.
Het systeem voert metingen uit van
beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot de obstakels met behulp van
ultrasone sensoren ingebouwd in de voor- en
achterbumpers van de auto.
Rijden
171
Werking
F Verminder de snelheid van de auto tot 30 km/h of lager als u een parkeerplek
nadert.
Functie inschakelen
De functie kan worden
ingeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Als de functie is ingeschakeld, is de
dodehoekbewaking niet actief.
Tot het starten van de inrijdmanoeuvre
of het verlaten van de parkeerplek kunt
u op elk gewenst moment op de pijl in de
linkerbovenhoek van de weergegeven pagina
drukken om de functie uit te schakelen.
Type manoeuvre selecteren
Het systeem biedt ondersteuning bij de
volgende manoeuvres:
A. Parkeren bij inparkeren na fileparkeren.
B. Fileparkeren – uitparkeren
C. Parkeren bij inparkeren na schuin parkeren
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre
op het touchscreen getoond: standaard is dit
na het aanzetten van het contact de pagina
"Inrijden", anders de pagina "Uitrijden".
F Selecteer het type en de zijde van de manoeuvre
om het zoeken naar een parkeerplek in te
schakelen.
D
e geselecteerde manoeuvre kan op elk gewenst
moment gewijzigd worden, ook wanneer er naar
een beschikbare parkeerplek wordt gezocht.
Ter bevestiging van de selectie gaat
dit lampje branden.
Zoeken naar een parkeerplek
F Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van
0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30
km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt gestopt als
de afstand tussen de geparkeerde auto's en uw auto
kleiner of groter is. De functie wordt automatisch
uitgeschakeld vanaf een rijsnelheid van 50
km/h.
Voor "fileparkeren" moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 0,60 m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte
van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn
aan de breedte van uw auto plus 0,70
m.
Als de funtie Park Assist via het menu
Auto /Rijden van het het touchscreen
uitgeschakeld is, wordt deze automatisch
ingeschakeld zodra het systeem
geactiveerd wordt.
6
Rijden
172
7
Wanneer het systeem een beschikbare
parkeerplek vindt, wordt er "OK" op de
parkeer weergave getoond in combinatie met
een geluidssignaal.
Voorbereiden op de manoeuvre
F Rijd heel langzaam tot het verzoek wordt weergegeven om de auto tot stilstand te
brengen: " Stop de auto " en het "STOP"-
teken in combinatie met een geluidssignaal. F
V
olg de instructies om de manoeuvre voor
te bereiden.
De start van de manoeuvre wordt aangeduid
door de weergave van deze pagina, met de
melding " Manoeuvre wordt uitgevoerd " in
combinatie met een geluidssignaal.
Achteruitrijden wordt aangegeven door de
volgende melding: " Laat het stuur wiel los en
rijd achteruit ".
Visiopark 1 en Park Assist worden automatisch
ingeschakeld, zodat u de directe omgeving van
de auto tijdens de manoeuvre in de gaten kunt
houden.
Tijdens het manoeuvreren
Het systeem neemt de besturing van de auto
over. Het geeft instructies over de rijrichting
bij het starten van het in- of uitrijden van een
parkeer vak (bij fileparkeren) of over alle uit te
voeren manoeuvres bij het haaks op de rijbaan
inparkeren.
De status van de manoeuvre wordt
aangegeven door deze symbolen:
De aanduidingen van de snelheidslimiet tijdens
de manoeuvres worden door deze symbolen
aangegeven:
Deze instructies worden weergegeven als een
symbool in combinatie met een melding:
"Rijd achteruit "
" Rijd vooruit "
Manoeuvre wordt uitgevoerd
(g r o e n).
Manoeuvre geannuleerd of
beëindigd (rood) (de pijlen geven
aan dat de bestuurder de controle
over de auto moet terugnemen).
7
km/h bij het inrijden van een
parkeerplek.
Als de auto is gestopt, verschijnt een
instructiepagina op het scherm.
Rijden
227
Laden accu....................................................213
Lampen ............... .......................................... 204
Lampen vervangen
...............................203-207
Lane Departure Warning System (LDWS)
.....21
LED-verlichting
...................................... 83, 204
Lekke band
............................................ 19 6 -19 9
Lendensteun
................................................... 5
6
Lendensteun, verstelling
................................. 5
6
Lichtschakelaar
......................................... 81, 8 3
Lokaliseren van de auto
..................................42
Luchtfilter (vervangen)
..................................189
Luchtrecirculatie ......................................... 71-73
Luchttoevoer (bediening)
...........................71-73Naafdop
.........................................................203
Neerklappen achterstoelen
......................58-60
Niveau brandstofadditief diesel
............18 9 -19 0
Niveau koelvloeistof
..........................28-30, 188
Niveau remvloeistof ....................................... 18 8
Niveau ruitensproeiervloeistof ................88, 188
Niveaus controleren
.............................. 18 6 -188
Noodbediening achterklep
.............................. 43
Noodbediening portieren
................................ 42
N
oodoproep
.............................................. 92-93
Noodprocedure starten
................................. 212
Noodremassistentie (BAS)
..................... 9 4, 157
Nulstelling dagteller
........................................ 29
N
ulstelling onderhoudsindicator
..................... 28
Matten
..................................................... 6 3, 123
Meldingen ........................................................ 30
Menu
............................................................... 12
Menustructuren display
.................................. 12
Menu's (audio)
........................................ 4-5, 4-5
Milieu
......................................................... 44, 78
Mistachterlicht
................................... 2
5, 81, 207
Mistlampen vóór ...........................81, 86 - 87, 207
Monteren allesdragers
........................... 18
4 -185
Motor
..................................................... 218 -223
Motordiagnosesysteem
.................................. 17
Motoren
.................................................. 217-2 2 3
Motorkap
............................................... 185 -18 6
L
N
M
Oliefilter (vervangen) .................................... 189
Olieniveau ........................................ 3
0, 187-188
Oliepeilstok
...................................... 30, 187-188
Olieverbruik
............................................ 187-188
Onderhoudscontroles
..................................... 28
Onderhoudsindicator
...................................... 28
Ontdooien .................................................. 5 4 , 74
Ontgrendelen
.............................................
37- 3 9
Ontgrendelen van binnenuit
...........................46O
Koelvloeistoftemperatuurmeter ................28-30
Koplampen ............................................ 205-207
Koplampverstelling
......................................... 87
Krik
................................................................ 19 9Motorkapsteun
......................................185 -18 6
Motorolie
................................................187-188
Motorolieniveaumeter
.....................................30
Motorolieniveau, controle
...............................30
Motorruimte
...............................
....................18 6
M P3 (CD)
..............................
............................9
Multifunctioneel display (met autoradio)
...........4Ontluchten brandstofsysteem
.......................195
Ontwasemen
...................................................74
Ontwasemen achter
..................................53, 75
Opbergvakken
...........................................63, 67
Openen achterklep/achterdeuren
...................37
Openen brandstofvulklep
............................. 17
9
Openen motorkap ...................................18 5 -18 6
Openen portieren ............................................ 37
Opslaan van de snelheid
....................... 15
4 -15 5
Overzicht zekeringen
............................. 2 0 9 - 2 11
Park Assist
...............................
.....................170
Parkeerhulp achter
....................................... 165
Parkeerhulp achter met grafische weergave en geluidssignalen
..... 16
5
Parkeerhulp vóór
........................................... 166
Parkeerlichten
................................... 81, 83, 206
PEUGEOT Connect Nav
................................... 1
PEUGEOT Connect Radio
............................... 1
P
lafonniers
...................................................... 80
Portieren sluiten
........................................ 38, 40
Profielen
.................................................... 16, 31
Programmeerbare verwarming
..........49, 76 -78
Pyrotechnische gordelspanners
............102-103
P
.
Trefwoordenregister