
34
Weergave van informatie
Deze functies worden na elkaar weergegeven.
- Dagelijks aantal afgelegde kilometers
Dagteller.
-
Actieradius.
-
Ac
tueel brandstofverbruik.
-
G
emiddelde snelheid.
-
T
eller van het Stop & Start-systeem.
-
I
nformatie over de
snelheidslimietherkenning.
F
D
ruk op deze knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar .
F
O
f druk op de rolknop op het stuur wiel.
Traject resetten
De reset wordt uitgevoerd als het traject wordt
weergegeven. F
D
ruk langer dan twee seconden op
deze toets op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar .
F
D
ruk langer dan twee seconden op de
rolknop op het stuurwiel.
Enkele definities...
Actieradius
(km of mijl)
Aantal kilometers dat u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof kunt
rijden (afhankelijk van het gemiddelde
verbruik over de laatste afgelegde
kilometers).
Deze waarde kan variëren door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen. Na het tanken van minimaal 5
liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100 km
bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden streepjes in plaats van waarden
worden weergegeven, dient u contact met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats op te nemen.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
B erekend over de laatste seconden.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)B erekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens .
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
F
D
ruk langer dan twee seconden op deze
toets.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Instrumentenpaneel

35
Afgelegde afstand
(km of mijl)Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Teller Stop & Start-systeem
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start,
registreert een teller hoelang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Datum en tijd instellen
Zonder audiosysteem
U kunt de datum en tijd via het display van het
instrumentenpaneel instellen. F
H
oud deze toets ingedrukt.
F
D
ruk op een van deze toetsen
om de te wijzigen instelling te
selecteren.
F
D
ruk kort op deze toets om te
bevestigen.
F
D
ruk op een van deze toetsen
om de instelling te wijzigen en
bevestig nogmaals om de nieuwe
instelling op te slaan.
Met audiosysteem
F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets " 7" of " 8" om het menu
"Persoonlijke instelling – configuratie" weer
te geven en druk ver volgens op OK.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
"Configuratie display" weer te geven en
druk ver volgens op OK.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om de regel
"Datum en tijd instellen" te selecteren en
druk ver volgens op OK.
F
D
ruk op de toets " 7" of " 8" om de te
wijzigen instelling te selecteren. Bevestig
uw keuze door op de toets OK te drukken.F
P
as de instellingen één voor één aan en
bevestig met de toets OK.
F
D
ruk op de toets "
5" of " 6" en ver volgens
op de toets OK om het vakje OK te
selecteren en bevestig of druk op de toets
Te r u g om te annuleren.
Met PEUGEOT Connect
Radio
F Selecteer het menu Instellingen
in de bovenste menubalk van het
touchscreen.
F
Sel
ecteer " Systeemconfiguratie ".
F
Sel
ecteer " Datum en tijd ".
F
Sel
ecteer " Datum" of "Tijd".
F
S
electeer het formaat van de weergave.
F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
F
Be
vestig met " OK".
Met PEUGEOT Connect Nav
Het instellen van de datum en tijd is alleen
mogelijk als de GPS-synchronisatie is
uitgeschakeld.
F
S
electeer het menu Instellingen
in de bovenste balk of zijbalk van
het touchscreen.
1
Instrumentenpaneel

44
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. De auto dient hier voor wel gedurende ten
minste 5
seconden vergrendeld te zijn.
Verlichting inschakelen met de afstandsbediening
Druk kort op deze knop om de
verlichting via de afstandsbediening
te activeren (inschakelen van het
parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer
in te drukken ter wijl de verlichting
nog brandt, wordt de verlichting
via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld. F
D
ruk op deze knop.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien
seconden de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact deze
code worden herkend door de startblokkering.
F Druk binnen 5 seconden nogmaals op
de de merktekens of de schakelaar de
supervergrendeling in te schakelen.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan niet gestart worden. Raadpleeg zo
snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Enkele seconden na het uitschakelen van het contact
vergrendelt dit systeem de motorregelmodule om te
voorkomen dat de motor na een eventuele inbraak in
de auto gestart kan worden.
Noodbediening(en)
Als de accu leeg is, probeer dan de auto
op de gebruikelijke wijze te vergrendelen/
ontgrendelen. Als dit niet werkt, gebruik dan de
hieronder beschreven mechanische systemen.
Gebruik deze systemen ook om de portieren te
vergrendelen/ontgrendelen in het geval van:
-
s
toring van de centrale vergrendeling,
-
b
atterij afstandsbediening leeg,
-
s
toring van de afstandsbediening;
-
a
uto is in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
Waar bevindt zich de
geïntegreerde sleutel van Keyless
entry and start-afstandsbediening?
Vergrendelen van de auto
F Steek de geïntegreerde sleutel in het bestuurdersportierslot en draai de sleutel
richting de achterzijde van de auto.
F
T
rek aan knop 1 om de geïntegreerde
sleutel 2 te verwijderen.
Ontgrendelen van de auto
F Steek de geïntegreerde sleutel in het bestuurdersportierslot en draai de sleutel
richting de voorzijde van de auto.
Toegang tot de auto

45
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt
niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de
sleutel opent/sluit.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier
wordt geopend en kan worden uitgeschakeld
door het contact aan te zetten.
Draai om de super vergrendeling van de auto
te activeren de sleutel binnen 5
seconden
na het vergrendelen nogmaals richting de
achterzijde van de auto.
Vergrendelen van een deel van
de auto (voorpassagiersportier/
schuifdeur/achterdeuren)
Vervangen van de batterij
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit lampje op het
dashboard, een geluidssignaal, en
een melding op het display.
F
C
ontroleer bij auto's met een schuifdeur
of achterdeuren of de elektrische
kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
O
pen het portier.
Voorpassagiersportier Schuifdeur F
V
er wijder de dop op de zijkant van de deur.
F
S
teek de geïntegreerde sleutel zonder te
forceren in de opening en draai het geheel.
F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop terug.
F
S
luit het portier/de portieren en controleer
van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.
Achterdeuren
Ontgrendelen van een deel van
de auto (voorpassagiersportier/
schuifdeur/achterdeuren)
F Gebruik de binnenportiergreep.
of
F
S
teek bij auto's met achterdeuren de
geïntegreerde sleutel in het achterdeurslot
(links) en draai deze.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de werking van de
kinderbeveiliging op een schuifdeur of
de achterdeuren .
Ontgrendelen van de achterklep
Als de accu leeg is en de auto is uitgerust
met een achterklep en een Multi-Flex
bank, dan kan de laadruimte niet worden
geopend.
De accu moet worden ver vangen om de
laadruimte weer te kunnen openen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
F
S
teek vanuit het interieur van de auto een
kleine schroevendraaier in opening A van
het slot om de achterklep te ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
2
Toegang tot de auto

50
Vervoer van lange of grote voorwerpen
Wanneer u wilt rijden met geopende
achterklep, dient u op de schakelaar van
de centrale vergrendeling te drukken om
de portieren te vergrendelen. Wanneer
u dit niet doet, hoort u elke keer dat u de
10 km/h overschrijdt de vergrendeling
'terugspringen', met de bijbehorende
bovenstaande waarschuwingen.
Wanneer u nogmaals op de schakelaar
van de centrale vergrendeling drukt, wordt
de auto weer ontgrendeld.
Bij snelheden boven 10
km/h is dit
ontgrendelen slechts tijdelijk.
Achterdeuren
De linker achterdeur gesloten
houden bij geopende rechter
achterdeur Openen tot ongeveer 180°
Er kan worden gereden met een
geopende rechter deur voor het vervoeren
van lange ladingen.
De linker
deur wordt gesloten gehouden
door het opvallende gele slot aan de
onderzijde van de deur.
Deze gesloten deur mag niet worden
gebruikt voor het vastzetten van ladingen.
Rijd alleen met een geopende rechter
achterdeur als het niet anders kan. Neem
de wettelijke veiligheidsvoorschriften
in acht om medeweggebruikers op de
uitstekende lading te attenderen.Algemene aanbevelingen
voor de schuifdeuren
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij stilstaande
auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking van de
schuifdeuren is het raadzaam niet te gaan rijden
met geopende schuifdeuren.
Controleer voordat u een schuifdeur bedient altijd
of de omstandigheden veilig zijn, en zorg er voor
dat kinderen en huisdieren zich niet onbewaakt
in de omgeving van de bedieningselementen van
de schuifdeuren bevinden.
Een geluidssignaal, het branden van het lampje
"geopend portier" en een melding op het display
herinneren u eraan dat de deur is geopend.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om deze
waarschuwing uit te schakelen.
Vergrendel uw auto tijdens het wassen in een
wasstraat.
De deur vangers (afhankelijk van de uitvoering)
maken het mogelijk de achterdeuren in een
hoek van ongeveer 90° tot ongeveer 180° te
openen.
F
T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Toegang tot de auto

65
Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan bestuurderszijde:
F l eg de mat goed op zijn plaats,
F druk de bevestigingen vast,
F c ontroleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
G
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
L
eg nooit meerdere matten op elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Opbergvak boven de voorruit
Dit vak bevindt zich boven de zonnekleppen
en is geschikt om diverse voor werpen in op te
bergen.
12V-aansluiting(en)
(afhankelijk van de uitvoering)
F
T
il, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje op en sluit een
geschikte adapter aan.
Houd rekening met het maximale
vermogen van de aansluiting (anders kans
op beschadiging van uw apparaat).
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-aansluiting(en)
(afhankelijk van de uitvoering)
De aansluitingen zijn bedoeld voor het
aansluiten van draagbare apparatuur, zoals
een digitale audiospeler van het type iPod
® om
het apparaat op te laden.
Via deze aansluitingen kunt u ook
audiobestanden afspelen via de luidsprekers
van de auto.
Deze bestanden kunnen worden beheerd met
de toetsen op het stuur wiel of het touchscreen.
3
Ergonomie en comfort

76
Automatisch comfortprogramma
F Druk meerdere keren op toets "AUTO" 6.
Het geactiveerde programma wordt zoals hieronder
beschreven weergegeven op het display.
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en
de voetenruimten geleid.
Handbediening
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De overige functies blijven
automatisch geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool " AUTO".
3.
Luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Programma "Zicht".
8. Functie "Centrale regeling".
Uitschakelen van het systeem
F Druk op toets 2 " -" tot het symbool van de
propeller is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning zijn dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld. Tijdens het rijden blijft er een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
F
D
ruk op toets 2 " +" om het systeem weer in
te schakelen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F
D
uw toets 1 omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om de waarde te
verhogen. Een waarde van rond de 21 zorgt voor
een optimaal comfort. Desgewenst kunt u
een andere waarde instellen; een waarde
tussen 18 en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3
te laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D uw toets 1 omlaag tot "
LO" wordt
weergegeven of omhoog tot " HI" wordt
weergegeven.
Functie "Centrale regeling"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (centrale regeling).
Ergonomie en comfort

110
U moet zich houden aan het
volgende voorschrift, dat ook op de
waarschuwingssticker aan beide zijden van de
zonneklep aan passagierszijde is vermeld:
Uitschakelen airbag vóór
aan passagierszijde
F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde. De airbag is toegankelijk
vanaf de zijkant van het dashboardkastje als het
voorpassagiersportier is geopend.
F
D
raai deze in de stand OFF .
F
V
er wijder de sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
Bij het aanzetten van het
contact brandt dit lampje in het
pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels. Het blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld.Schakel bij uitvoeringen met
de Multi-Flex bank of een
dubbele cabine de airbag
vóór aan passagierszijde
uit wanneer u lange
voorwerpen vervoert.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de voorstoel plaatst.
Anders kan het kind ernstig of fataal
gewond raken bij het afgaan van de
airbag.
Opnieuw inschakelen van de
airbag vóór aan passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact de schakelaar weer op
ON om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van de voorpassagier te
garanderen.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden, neem dan altijd contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waar van de AIRBAG VÓÓR is INGESCHAKELD.
Bij het afgaan van de airbag kan het KIND
LEVENSGEVA ARLIJK GEWOND RAKEN.
Uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde
Waarschuwingssticker – Airbag vóór aan
passagierszijde
Veiligheid