
5
Cockpit3
Claxon
4
Instrumentenpaneel
5
Alarm
Plafonnier
Binnenspiegel of scherm 
voor weergave van Surround Rear Vision
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
6
Monochroom display in 
combinatie met audiosysteem
Touchscreen in combinatie 
met PEUGEOT Connect 
Radio of PEUGEOT Connect Nav
7
USB-aansluiting
8
Verwarming
Handbediende airconditioning
Automatische 
airconditioning met gescheiden regeling
Ontwasemen – ontdooien 
voorruit en voorste zijruiten
Ontwasemen – ontdooien achterruit
1
Ontgrendelingshendel motorkap
2
Zekeringen dashboard
9
Elektrische parkeerrem
Knop "START/STOP"
10
Versnellingsbakbediening
11
12V-aansluiting
12
230V-aansluiting
13
Dashboardkastje
USB-aansluiting (in het dashboardkastje)
14
Opbergruimte
15
Uitschakelen van de airbag 
vóór aan passagierszijde 
(aan de zijkant van het 
dashboardkastje, bij geopend portier)
. 
Overzicht  

10
Inschakelen/uitschakelen
F U kunt deze modus in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.
Het lampje brandt als de modus is 
ingeschakeld.
Eco-coaching
Deze functie voorziet de bestuurder van 
advies en informatie om hem te helpen 
zuiniger en milieuvriendelijker te rijden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave op het touchscreen
De 4 tabbladen " Traject", "Airconditioning ", 
" Onderhoud " en "Rijden " voorzien u van 
advies om uw rijstijl te optimaliseren.
Informatie met betrekking tot uw rijstijl kan ook 
in realtime worden weergegeven.
Het tabblad " Rapport" toont een beoordeling 
van uw rijstijl per dag en geeft een totaalscore 
over de gehele week.
U kunt dit rapport op elk willekeurig moment 
resetten door op " Reset" te drukken. Met PEUGEOT Connect Radio
F  
S
 electeer in het menu 
" Applicaties " de optie "Eco-
coaching ".
Met PEUGEOT Connect Nav F  
S
 electeer het menu 
" Applicaties ", ver volgens het 
tabblad " Voertuigapps " en dan 
" Eco-coaching ".
Door het tabblad "
Eco-coaching" 
van het centrale matrixdisplay 
van het instrumentenpaneel te 
selecteren, kunt u uw rijstijl in 
realtime in de gaten houden met de 
rem- en acceleratie-indicator.
Eco-modus
Met deze modus kunt u de instellingen van de 
verwarming en airconditioning optimaliseren 
om het brandstofverbruik te beperken. De functie houdt hierbij rekening met 
parameters zoals het optimaliseren van 
het remmen, gas geven en schakelen, 
de bandenspanning, het gebruik van 
verwarmings-/airconditioningsfuncties, enz. 
Eco-rijden  

11
Instrumentenpaneel
Snelheidsmeter
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
Meters met 
instrumentenpaneel met 
LCD-tekst- of matrixdisplay
1.Brandstofniveaumeter.
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Display
Voor reizen in het buitenland kan 
de eenheid van de afstand worden 
aangepast: de snelheid moet namelijk 
worden weergegeven in de officiële 
eenheid van het land (km of mijl). U kunt 
bij stilstaande auto de eenheid wijzigen 
via het configuratiemenu van het scherm.
Met instrumentenpaneel met LCD-
pictogrammendisplay
1.Koelvloeistoftemperatuurmeter.
2. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of 
de snelheidsbegrenzer.
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
4. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische 
transmissie.
5. Brandstofniveaumeter.
6. Motorolieniveaumeter.
7. Onderhoudsindicator en vervolgens 
kilometerteller (km of mijl).
Deze functies worden na het aanzetten 
van het contact achter elkaar 
weergegeven.
8. Dagteller (km of mijl).
1 
Instrumentenpaneel  

12
Met instrumentenpaneel met LCD-
tekstdisplay
1.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of 
de snelheidsbegrenzer.
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
3. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische 
transmissie.
4 Onderhoudsindicator, vervolgens 
kilometerteller (km of mijl), dagteller (km 
of mijl), weergave van meldingen, enz.
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
1.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of 
de snelheidsbegrenzer.
2. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische 
transmissie.
3. Weergavezone: waarschuwingen of 
meldingen over de status van functies, 
boordcomputer, digitale snelheidsmeter 
(km/h of mph), enz.
4 Onderhoudsindicator en vervolgens 
kilometerteller (km of mijl).
Deze functies worden na het aanzetten 
van het contact achter elkaar 
weergegeven.
5 Dagteller (km of mijl).
Toetsen
Met instrumentenpaneel met LCD-
pictogrammendisplay
A.Dimmer verlichting.
Na SET  enige tijd ingedrukt te hebben 
kunt u de tijd en de eenheden instellen.
B. Herinnering onderhoudsinformatie of de 
actieradius van de AdBlue
®.
Op nul zetten van de geselecteerde 
functie (onderhoudsindicator of dagteller).
Na enige tijd ingedrukt te hebben kunt u 
de tijd en de eenheden instellen. 
Instrumentenpaneel  

13
Met instrumentenpaneel met LCD-
tekstdisplay
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
A.Herinnering onderhoudsinformatie of de 
actieradius van de AdBlue®.
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren 
naar een bovenliggend niveau of 
annuleren van huidige bewerking.
B. Dimmer verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering: navigeren 
in een menu, een lijst; een waarde 
wijzigen.
C. Nulstelling dagteller en traject (lang 
indrukken).
Nulstelling onderhoudsindicator.
Afhankelijk van de uitvoering: 
configuratiemenu openen en een keuze 
bevestigen (kort indrukken).
Toerenteller
Toerenteller (x 1000 t /min of rpm).
Waarschuwings- en lampjes
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met 
een geluidssignaal en/of de weergave van een 
melding op een display.
De manier van oplichten van het lampje in 
combinatie met de werkingsfase bepaalt of 
de situatie normaal is of dat er een storing 
is opgetreden, zie de beschrijving van ieder 
lampje voor meer informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Bepaalde rode of oranje lampjes gaan enkele 
seconden branden wanneer het contact is 
aangezet. Deze lampjes gaan uit zodra de 
motor wordt gestart.
Aanhoudend brandend lampje
Bij een draaiende motor of tijdens het rijden, 
wijst het branden van een rood of oranje lampje 
op een storing die nader onderzocht moet 
worden aan de hand van de bijbehorende 
melding en de beschrijving van het lampje in de 
documentatie.
Wanneer een lampje blijft brandenDe aanduidingen (1) , (2) en (3)  in het overzicht 
van de lampjes geven aan of u naast de 
onmiddellijk aanbevolen acties contact met een 
gekwalificeerde professional moet opnemen.
De lampjes (weergegeven als symbolen) 
informeren de bestuurder over een storing 
(lampjes) of de werking van een systeem 
(lampjes in- of uitgeschakelde functie). 
Bepaalde lampjes kunnen op twee manieren 
(permanent of knipperend) of in verschillende 
kleuren branden.
(1): zet de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats  en zet het contact af.
(2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
(3) : ga naar een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats.
1 
Instrumentenpaneel  

17
/2 
1 1
Waarschuwings- resp. 
lampje
Status
OorzaakActies/Opmerkingen
Laag 
brandstofniveau Brandt permanent (lampje of LED), 
met de naald in het rode gebied 
(afhankelijk van de uitvoering), in 
combinatie met een geluidssignaal 
en een melding.
Het geluidssignaal en de melding 
worden steeds vaker herhaald 
naarmate het niveau in de tank 
verder naar nul zakt. Als het lampje gaat branden, zit er 
minder dan 6
  liter brandstof in de 
tank. Tank bij de eerstvolgende 
gelegenheid om een lege 
brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door tot de tank 
helemaal leeg is
, hierdoor kunnen 
het emissieregelsysteem en het 
injectiesysteem beschadigd raken.
Aanwezigheid 
van water in het 
dieselfilter Brandt permanent (met 
instrumentenpaneel met LCD-
pictogrammendisplay). Het dieselfilter bevat water.
Risico van beschadiging van het 
inspuitsysteem: voer onmiddellijk 
(2) uit.
Zelfdiagnosesysteem 
motorKnippert.Er is een storing in het 
motormanagementsysteem.De katalysator kan onherstelbaar 
beschadigd raken.
Voer verplicht (2) uit.
Brandt permanent. Er is een storing in de 
emissieregeling.Het lampje moet na het starten van 
de motor uitgaan.
Voer snel (3) uit.
+ Brandt permanent.
Er is sprake van een kleine 
motorstoring.Voer (3) uit.
+ Brandt permanent.
Er is sprake van een ernstige 
motorstoring.Voer (1) en ver volgens (2) uit.
1 
Instrumentenpaneel  

28
Meters en indicatoren
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven 
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de 
uitvoering van de auto:
- 
d
 e kilometerteller geeft de resterende 
kilometers tot de eerstvolgende 
onderhoudsbeurt aan of de afgelegde afstand 
sinds de vorige verstreken onderhoudsdatum, 
voorafgegaan door het teken “-”.
Waarschuwings- resp. 
lampje Status
OorzaakActies/
Opmerkingen
De weergegeven afstand (in kilometers of 
mijlen) wordt berekend op basis van het 
aantal afgelegde kilometers en de verstreken 
tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden 
weergegeven als het einde van het 
onderhoudsinterval in tijd nadert.
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden 
bij het aanzetten van 
het contact. De afstand tot de 
eerstvolgende 
beurt ligt tussen de 
3000 en 1000
 
km.
Brandt permanent, bij 
het aanzetten van het 
contact. De 
onderhoudsbeurt 
moet binnen 
1000
  km worden 
uitgevoerd. Laat spoedig een 
onderhoudsbeurt 
aan uw auto 
uitvoeren.
+
Onderhoudssleutel 
knippertKnippert en brandt vervolgens 
permanent, bij het aanzetten 
van het contact.
(Bij uitvoeringen met een 
BlueHDi-dieselmotor, in 
combinatie met het lampje 
Service).Het inter val 
in tijd voor de 
onderhoudsbeurt is 
overschreden. Laat zo spoedig 
mogelijk een 
onderhoudsbeurt 
aan uw auto 
uitvoeren.
- een waarschuwingsmelding geeft de 
resterende kilometers en de tijd tot de 
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of 
geeft aan dat het onderhoudsinter val is 
overschreden.Nulstelling onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de 
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
F
 
Z
 et het contact af.
F
 
D
 ruk op deze toets en houd hem ingedrukt.
F
 
Z
 et het contact aan; de kilometerteller 
begint terug te tellen,
F
 
L
 aat de toets los als het display =0  
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wilt 
loskoppelen, vergrendel dan de auto en 
wacht minimaal vijf minuten. Het op nul 
zetten van de onderhoudsindicator zal 
anders niet worden opgeslagen.
Opvragen van onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie 
weergeven.
F  
D
 ruk op deze toets.
De onderhoudsinformatie wordt enkele 
seconden weergegeven en verdwijnt 
vervolgens weer. 
Instrumentenpaneel  

29
Display instrumentenpaneel
Gebruik, als de auto stilstaat, de linker 
rolknop op het stuur wiel of de toets " SET" op 
het instrumentenpaneel om door de menu's te 
navigeren voor het configureren van bepaalde 
voertuiginstellingen.
Werking van de rolknop:
-
 
I
 ndrukken: toegang tot het hoofdmenu , 
bevestigen van uw keuze.
-
 
D
 raaien (buiten menu om): scrollen door de 
lijst van beschikbare actieve functies.
-
 
D
 raaien (in het menu): omhoog of omlaag 
gaan in het menu.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden 
gedurende 30  seconden weergegeven bij het 
afzetten van het contact, bij het openen van het 
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en 
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van 
de auto aan.
Dagteller
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers 
weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft 
gezet.
Koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de wijzer of het staafdiagram 
(afhankelijk van de uitvoering) zich bevindt:
- in zone A , is de koelvloeistoftemperatuur in 
orde,
-
 
i
 n zone B , is de koelvloeistoftemperatuur te 
hoog. Het lampje koelvloeistoftemperatuur 
en het lampje STOP  gaan branden, in 
combinatie met een geluidssignaal en een 
waarschuwingsmelding.
Dagteller op nul zetten
F
 
D
 ruk bij aangezet contact op de toets tot de 
dagteller op 0 staat.
1 
Instrumentenpaneel