50
Openen tot ongeveer 180°
Bij het parkeren
van de auto met de
achterdeuren 90° geopend,
bedekken de deuren de
achterlichten. Gebruik
een gevarendriehoek of
een andere in uw land
voorgeschreven signalering
om andere weggebruikers
die in dezelfde richting rijden
voor uw stilstaande auto te
waarschuwen.
Afhankelijk van de uitvoering maken de
deurvangers het mogelijk de achterdeuren in
een hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.
F
T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Achterklep
Openen
F Trek na het ontgrendelen van de auto aan de handgreep en open de achterklep.
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat
u het achtercompartiment rechtstreeks kunt
bereiken zonder dat u de achterklep hoeft te
openen.
Openen
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden van de
ruit te drukken totdat deze volledig gesloten is.
Druk, nadat u de auto hebt ontgrendeld op
deze knop en til de achterruit op om deze te
openen.
Sluiten
F Trek de achterklep omlaag aan de
handgreep aan de binnenzijde en
vergrendel deze.
Als de achterklep niet goed is gesloten, gaat
het lampje " portier geopend " branden.
Raadpleeg het desbetreffende onderdeel
voor meer informatie over het overzicht van
waarschuwings- en verklikkerlampjes, en in
het bijzonder de waarschuwing voor geopend
portier.
Als de achterklep moeilijk opent of sluit,
laat hem dan zo snel mogelijk controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats om te
voorkomen dat het probleem verergert en
dat de achterklep dichtvalt en daardoor
letsel veroorzaakt. Als de achterruit van de achterklep niet goed is
gesloten, gaat het lampje "
portier geopend"
branden. Raadpleeg het desbetreffende
onderdeel voor meer informatie over
het overzicht van waarschuwings- en
verklikkerlampjes, en in het bijzonder de
waarschuwing voor een geopend portier.
De achterklep en de achterruit kunnen niet
gelijktijdig worden geopend. Ze zouden
anders beschadigd kunnen raken.
Toegang tot de auto
60
Buitenspiegels met
ver warming
F Druk op deze toets.Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
achterruitverwarming .
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder
hinder onder vindt van bijvoorbeeld de zon
en van de koplampen van achteropkomend
verkeer.
Handbediend model
Instellingen
F
S tel de spiegel af als deze in de dagstand
staat. Dag-/nachtstand
"Elektrochromatische"
binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand. Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
Moduwork
Wanneer het luik is ver wijderd,
kunt u lange voor werpen onder de
passagiersstoel door schuiven.
De zitting van de passagiersstoel van de
tweezitsbank kan tegen de rugleuning worden
geklapt om meer laadruimte in de cabine te creëren.
De scheidingswand is voorzien van een
uitneembaar luik voor het ver voer van lange
voorwerpen.
Ergonomie en comfort
75
Plaats uw hand nooit onder de zitbank
om deze omlaag te klappen, uw vingers
kunnen bekneld raken.
Let erop dat er zich geen voor werpen of
voeten onder de zitbank bevinden die
het bevestigingssysteem belemmeren
waardoor de constructie niet goed kan
worden vergrendeld.
Hang geen voor werpen aan de
bevestigingsstructuur van de cabine.
Ver voer niet meer passagiers dan
het aantal dat vermeld wordt op het
kentekenbewijs.
De laadruimte achterin is uitsluitend
bedoeld voor het transport van goederen.
Wij adviseren u de lading of zware
voor werpen zo ver mogelijk naar voren in
de laadruimte te plaatsen (bij de cabine)
en deze vast te zetten met behulp van
riemen en de sjorogen op de laadvloer.
De bevestigingen van de achterste
veiligheidsgordels zijn niet ontworpen voor
het vastzetten van de lading.Voorzieningen interieur
Matten
Bevestigen
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat
bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
Verwijderen/terugplaatsen
F Om de mat aan de bestuurderszijde te verwijderen: schuif de bestuurdersstoel
volledig naar achteren en draai de
bevestigingen een kwartslag. F
O
m de mat terug te plaatsen: plaats de mat
en plaats de bevestigingen terug door deze
een kwartslag te draaien.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
G
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Op 2e en 3e zitrij
3
Ergonomie en comfort
76
Gebruik het klittenband om de dwarsgeplaatste
matten van de 2e zitrij aan de in lengterichting
geplaatste matten van de 2e en 3e zitrij vast te
maken.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje bevindt zich schakelaar
voor het uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde en er kan een fles
water, de boorddocumentatie enz. in worden
opgeborgen.Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje (indien aanwezig)
wanneer een passagier voorin zit. Bij hard
remmen kan dit letsel tot gevolg hebben.
Opbergruimte
In deze ruimte kunnen een fles water, de
boorddocumentatie enz. worden opgeborgen. F
D
ruk op het linker gedeelte van de knop om
de opbergruimte te openen en begeleid de
klep tot de aanslag voor volledig openen.
Afhankelijk van de uitvoering treedt de
verlichting in werking zodra de klep wordt
geopend. Houd tijdens het rijden het
dashboardkastje gesloten. Inzittenden
kunnen anders gewond raken bij een
ongeval of een noodstop.
Afhankelijk van het land van
bestemming en de aanwezigheid
van airconditioning, bevat het
kastje een ventilatieopening
waaruit dezelfde (gekoelde) lucht
stroomt als uit de ventilatieroosters
van het interieur.
Opbergvakken in de
voorportieren
Vloeistof die in de bekerhouder wordt
ver voerd (bijvoorbeeld in een mok)
en wordt gemorst, kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig.
Bovenste dashboardkastje
Dit bevindt zich in het dashboard, achter het
stuurwiel.
Druk op de knop om de klep (afhankelijk van de
uitvoering) te openen en begeleid de klep tot de
aanslag voor volledig openen.
Begeleid om het te sluiten het deksel omlaag
en druk ver volgens kort op het midden er van.Het morsen van vloeistof kan kortsluiting
veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
Uitklaptafeltjes
Op de uitklaptafeltjes aan de achterzijde van
de rugleuning van beide voorstoelen kunnen
voorwerpen gelegd worden.
Ergonomie en comfort
97
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Hoofdverlichting
Lichten uit (contact afgezet)/
Dagrijverlichting (draaiende motor). Het branden van het desbetreffende
verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Overschakelen van dim-
naar grootlicht
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Zonder automatische
verlichting
Automatisch inschakelen van de
verlichting/dagrijverlichting.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.Met automatische
verlichting
Ring voor de selectie van
de mistverlichting
Met alleen mistachterlicht
Werkt als minimaal de
parkeerlichten zijn ingeschakeld.
F
D
raai de ring naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen en naar
achteren om het uit te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met automatische
verlichting), blijven de mistverlichting en het
dimlicht branden.
4
Verlichting en zicht
98
Met mistlampen vóór en
mistachterlichten
Werken als de dimlichten zijn
ingeschakeld (handmatig of in de
stand AUTO).
Verdraai de ring:
F
E
enmaal naar voren om de mistlampen vóór
in te schakelen en een tweede keer om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
E
enmaal naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen en een
tweede keer om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met stand AUTO) of
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistverlichting en de parkeerlichten
branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen;
de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld. Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met de
lichtschakelaar.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de zonlichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
Richtingaanwijzers
F Links of rechts: beweeg de hendel omlaag
of omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 80
km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken.
De desbetreffende richtingaanwijzers zullen
drie keer knipperen.
Verlichting en zicht
99
Verlichting overdag /
Parkeerlichten
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de
stand "0 " of " AUTO " staat.
Automatisch inschakelen
verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. F
D
raai de ring in de stand "AUTO"
. Als de
functie wordt geactiveerd, verschijnt er
tevens een melding.
F
D
raai de ring in een andere stand
. Het
uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en gaat dit
verklikkerlampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in aan
de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan
niet meer bediend.
Follow me home- en
instapverlichtingBij neerslag kan de verlichting gelijktijdig
met het automatisch inschakelen van de
ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Follow me home-verlichting
Handmatig
In-/uitschakelen
F G eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit
te schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatisch
Als de functie "automatische verlichting" is
ingeschakeld (lichtschakelaar in de stand
“ AUTO ”), schakelt bij gering omgevingslicht
het dimlicht automatisch in zodra u het contact
uitschakelt.
Als de ring in de stand “ AUTO” staat, schakelt
bij gering omgevingslicht het dimlicht
automatisch in zodra u het contact uitschakelt.
4
Verlichting en zicht
100
Omstandigheden
waaronder deze verlichting
niet werkt
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of
touchscreen
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand " AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
en start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de
functie en de tijdsduur van de
instapverlichting zijn in te stellen via
het configuratiemenu op het scherm
van de auto.
Statische bochtverlichting
Dit systeem (indien aanwezig) zorgt er voor
dat tijdens het rijden met dim- of grootlicht
de mistlamp vóór wordt ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
U kunt de functie in- en uitschakelen
en de tijdsduur van de follow me
home-verlichting instellen via het
configuratiemenu van de auto.
Verlichting en zicht