
29
Touchscreen
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder handelingen die zijn
volledige aandacht vragen uitsluitend
uitvoeren bij stilstaande auto.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar
als de auto rijdt.
Aanbevelingen
Het touchscreen is een capacitief scherm.
Het kan bij alle temperaturen worden gebruikt.
Houd geen puntige voorwerpen tegen het
touchscreen.
Raak het touchscreen niet aan met vochtige
vingers.
Gebruik een schone en zachte doek om het
touchscreen te reinigen.
De teller van het Stop & Start-
systeem.
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, houdt een teller bij hoelang de STOP-
stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Dit systeem heeft de volgende functies:
-
p
ermanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er gaat een blauw
lampje branden bij kans op gladheid),
-
b
ediening van de ver warming/
airconditioning,
-
t
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en de systemen van de auto,
-
b
ediening van het audiosysteem, de
telefoon en weergave van de bijbehorende
informatie,
-
w
eergave van de waarschuwingen van de
parkeerhulpsystemen (grafische weergave
van de parkeerhulp, Park Assist enz.),
-
t
oegang tot de internetdiensten en
weergave van de bijbehorende informatie,
en, afhankelijk van de uitvoering:
-
b
ediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie.
Werkingsprincipes
Gebruik de toetsen onder het touchscreen om
de hoofdmenu's te openen en druk ver volgens
op de op het touchscreen weergegeven
toetsen.
Bepaalde menu's kunnen op twee pagina's
worden weergegeven: druk op de toets
" OPTIES " om de tweede pagina te bekijken.
Als gedurende enkele seconden geen
handelingen op de tweede pagina worden
uitgevoerd, wordt automatisch de eerste
pagina weer weergegeven. Druk op "
ON" of " OFF" om een functie in of uit
te schakelen.
Druk op deze toets om de
instellingen voor een functie aan te
passen.
Druk op deze toets om aanvullende
informatie over de functie weer te
geven.
Druk op deze toets om uw keuze te
bevestigen.
Druk op deze toets om terug te keren
naar de vorige pagina.
Menu's
Radio Media.
Zie de rubriek "Audio en telematica".
Airconditioning.
De instellingen voor de temperatuur,
luchtopbrengst, enz.
1
Instrumentenpaneel

38
Openen van de ruiten
Het gedurende enkele seconden knipperen van
de richtingaanwijzers geeft aan dat:
-
d
e auto is ontgrendeld (uitvoeringen zonder
alarmsysteem),
-
h
et alarmsysteem is uitgeschakeld (overige
uitvoeringen).
De buitenspiegels worden uitgeklapt.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep
F Leg uw hand achter de portiergreep van het bestuurdersportier.
F
W
anneer u de volledige auto wilt ontgrendelen,
legt u uw hand achter de portiergreep van
een van de passagiersportieren terwijl de
elektronische sleutel zich in de buurt van dit
portier bevindt, of drukt u op de schakelaar
voor het openen van de achterklep ter wijl de
elektronische sleutel zich in de buurt van de
achterzijde van de auto bevindt.
De selectieve ontgrendeling van
het bestuurdersportier kan worden
geconfigureerd via het menu Rijden/
Auto van het touchscreen.
Tijdens het ontgrendelen van het
bestuurdersportier knipperen de richtingaanwijzers
gedurende enkele seconden om aan te geven dat:
-
d
e auto selectief is ontgrendeld (uitvoeringen
zonder alarmsysteem),
-
h
et alarmsysteem is uitgeschakeld bij de
andere uitvoeringen.
De buitenspiegels worden uitgeklapt.
Selectief ontgrendelen van de
achterklep
F Druk op de schakelaar voor het openen van de achterklep om uitsluitend de achterklep
te ontgrendelen.
De portieren blijven vergrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling van de achterklep
is uitgeschakeld, worden bij het indrukken van
deze knop ook de portieren ontgrendeld.
De selectieve ontgrendeling van
de achterklep kan worden in- of
uitgeschakeld via het menu Rijden/
Auto van het touchscreen.
Als een van de portieren of de achterklep
geopend is of als een van de elektronische
sleutels van het Keyless entry and start-
systeem zich in de auto bevindt, werkt
de
centrale vergrendeling niet.
Daarentegen wordt het alarmsysteem
(indien aanwezig) na ongeveer
45
seconden ingeschakeld. Als de auto is vergrendeld en per ongeluk
wordt ontgrendeld zonder dat binnen
ongeveer 30 seconden een van de portieren
of de achterklep wordt geopend, wordt de
auto automatisch weer vergrendeld.
Het alarm (indien aanwezig) wordt
automatisch opnieuw ingeschakeld.
Het automatisch inklappen en uitklappen
van de buitenspiegels bij het vergrendelen
en ontgrendelen met de afstandsbediening
kan worden ingesteld via het menu Rijden/
Auto
van het touchscreen.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor
een korte tijd, zonder de elektronische
sleutel van het Keyless entry and start-
systeem mee te nemen.
Wees bedacht op diefstal van de auto als
de elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem zich binnen een
van de detectiezones bevindt ter wijl uw
auto ontgrendeld is.
Afhankelijk van de uitvoering kunnen
de ruiten worden geopend door
langer dan drie seconden de hand
achter de handgreep te houden of
de knop voor het openen van de
achterklep ingedrukt te houden.
Het openen van de ruiten stopt zodra u de hand
terugtrekt of de knop loslaat.
Toegang tot de auto

41
Noodprocedures
De auto volledig ontgrendelen/
vergrendelen met de sleutel
Volg deze procedures in de volgende gevallen:
- batterij afstandsbediening leeg,
-
s
toring van de afstandsbediening;
-
a
uto is in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek.
In het tweede geval kunt u het probleem
mogelijk verhelpen door de afstandsbediening
te synchroniseren.
Zie de desbetreffende rubriek. Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt
de sirene bij het openen van het portier. De
sirene stopt als het contact wordt aangezet.
Normale vergrendeling
Als uw auto is uitgerust met het alarmsysteem,
wordt het alarm niet ingeschakeld bij het
vergrendelen met de sleutel.
F Steek de sleutel in het portierslot.
F
D raai de sleutel in de richting van de
achterzijde van de auto.
Supervergrendeling
F Steek de sleutel in het portierslot.
F D raai de sleutel in de richting van de achterzijde
van de auto om deze te vergrendelen.
F
D
raai binnen 5 seconden de sleutel nogmaals
in de richting van de achterzijde van de auto om
de supervergrendeling in te schakelen.
Bij uitvoeringen zonder alarmsysteem gaan
bij de tweede handeling met de sleutel de
richtingaanwijzers enkele seconden branden
om aan te geven dat de super vergrendeling is
ingeschakeld.
De buitenspiegels worden ingeklapt.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk
in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn
waarmee de auto kan worden gestart.Ontgrendelen
F Steek de sleutel in het portierslot.
F D raai de sleutel in de richting van de
voorzijde van de auto.
Bij uitvoeringen zonder alarmsysteem knipperen
de richtingaanwijzers enkele seconden om aan
te geven dat de auto is ontgrendeld.
De buitenspiegels worden uitgeklapt. Bij uitvoeringen zonder alarmsysteem
knipperen de richtingaanwijzers enkele
seconden om aan te geven dat de auto is
vergrendeld.
De buitenspiegels worden ingeklapt.
2
Toegang tot de auto

43
F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap ver volgens het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F
Z
et het contact aan door op de knop
" START/STOP " te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer volledig.
Raadpleeg als de storing na het synchroniseren
niet is verholpen zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Centrale vergrendeling
Met deze functie kunnen de portieren en de
achterklep van binnenuit worden vergrendeld
of
ontgrendeld.
Handmatig
Vergrendelen
Als één van de portieren is geopend,
werkt de centrale vergrendeling van
binnenuit niet.
Ontgrendelen
F Druk nogmaals op deze toets om de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de toets gaat uit. U zult de vergrendeling horen
"terugspringen", en op het
instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
F
D
ruk op de toets om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de toets gaat branden.
Bij vergrendeling/supervergrendeling
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het rode lampje en is de knop inactief.
F
A
ls de auto vergrendeld is, trek dan aan
de binnenportiergreep van een van de
portieren om de auto te ontgrendelen.
F
A
ls de supervergrendeling is
ingeschakeld, moet u het Keyless entry
and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te
ontgrendelen.
Automatisch
Deze functie, ook wel carjackbeveiliging
genoemd, vergrendelt de auto automatisch
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de carjackbeveiliging .
Carjackbeveiliging
Deze functie zorgt er voor dat de portieren
en de achterklep automatisch en gelijktijdig
worden vergrendeld vanaf een wagensnelheid
van 10 km/h.
Werking
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren of de achterklep
is geopend.
U zult de vergrendeling horen
"terugspringen", en op het
instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
2
Toegang tot de auto

46
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
o
pen het portier; het alarm gaat af;
F
z
et het contact aan: het alarm stopt en het
lampje in de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de toets blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
achterklep is gesloten.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entry and start-systeem.
Portieren
Uw auto heeft portieren met frameloze ruiten.
Zodra de buitenste of binnenste handgreep
wordt gebruikt voor het openen of sluiten
van het portier, wordt het "micro-descent"
ruitsysteem geactiveerd om de ruit iets te laten
zakken.
Openen
Van buitenaf
Wanneer u het portier langer dan één minuut open
laat staan, gaat de ruit weer omhoog; trek nog een
keer aan de portiergreep om het systeem weer te
activeren.
Bij vrieskou kan de aanwezigheid van ijs het
"micro-descent" ruitsysteem (om de ruit iets te
laten zakken) hinderen; ver wijder het ijs dat zich bij
de onderste afdichting van de ruit heeft gevormd
en open vervolgens voorzichtig het portier.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd
en één keer op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen
het bestuurdersportier worden geopend.
Van binnenuit
F Ontgrendel de auto of houd de elektronische sleutel van het Keyless entry and start-
systeem in het detectiegebied en trek aan de
portiergreep. De ruit gaat automatisch een paar millimeter
omlaag, zodat u het portier kunt openen.
F
T
rek aan de binnenportiergreep van
een portier; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld.
De ruit gaat automatisch een paar millimeter
omlaag, zodat u het portier kunt openen.
Toegang tot de auto

53
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer de volgende procedure voor elke ruit uit:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeter omhoog gaan. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig dicht is;
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij
er van verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de
buurt van de auto tijdens het sluiten van
de ruiten met de elektronische sleutel of
het 'Keyless entry and start'-systeem.
Laat de vier ruiten iets zakken voordat er
eventuele wijzigingen of aanpassingen
aan de accu worden uitgevoerd.
Panoramisch schuif-/
kanteldak
Het panoramische schuif-/kanteldak bestaat
uit een beweegbaar glaspaneel dat over het
vaste glaspaneel schuift en een zonnescherm
dat onafhankelijk kan worden geopend. Bij het
automatisch openen van het dak wordt automatisch
ook het zonnescherm geopend.
F
G
ebruik de knoppen in de dakconsole om het
dak en het zonnescherm te bedienen.
A. Bediening zonnescherm
B. Bediening panoramisch schuif-/kanteldak
Het dak of het zonnescherm kan worden
bediend wanneer het contact is aangezet
(als de accu voldoende is geladen), bij een
draaiende motor, in de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem en tot 45
seconden
na het afzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
2
Toegang tot de auto

60
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
in het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.
Langdurig gebruik wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen waarvan de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen zoals
kussens of stoelhoezen wordt gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement in de
stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.
Meerkeuzemassagefunctie
Systeem waarbij kan worden gekozen uit
verschillende massagesoorten en waarbij de
intensiteit van de massage kan worden ingesteld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Inschakelen/instellen
Via het touchscreen kunnen de instellingen van
de massagefunctie worden aangepast. De meerkeuzemassagefunctie wordt
ook aangestuurd door de functie
i-Cockpit
® Amplify
.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie i-Cockpit
®
Amplify .
Vanaf de voorstoel:
F
D
ruk op deze toets. Het groene
lampje gaat branden.
De pagina met de laatst opgeslagen
instellingen wordt op het touchscreen geopend.
Als de instellingen naar uw zin zijn, hoeft u niets
te doen en zal deze pagina automatisch weer
sluiten. De functie wordt direct ingeschakeld.
De stoelen moeten één voor één worden
ingesteld, beginnend bij de bestuurdersstoel.
Inschakelen
F Druk op de toets voor uw stoel.
F E lke keer dat u op de toets drukt, wijzigt
de sterkte van de ver warming; het
bijbehorende aantal lampjes gaat oranje
branden (1 = laag, 2 = gemiddeld, 3 = hoog).
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets tot alle lampjes uit zijn.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact. De functie kan rechtstreeks worden ingeschakeld
met de schakelaar van de voorstoel of door een
persoonlijke ambiance van de functie i-Cockpit
®
Amplify te activeren.
Als u de instellingen wilt wijzigen:
F
b
egin bij de bestuurdersstoel.
F
se
lecteer een massage-intensiteit uit de
drie verschillende niveaus: " 1" (Laag), " 2"
(Medium) of " 3" (Hoog).
F
s
electeer een ander type massage uit de
geboden opties.
F
w
acht tot de pagina met de instellingen van
de bestuurdersstoel verdwijnt.
Ergonomie en comfort

67
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij aan een schonere lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
ECO-rijstand
De selectie van deze stand optimaliseert het
brandstofverbruik, maar beperkt het gebruik
van de verwarming en de airconditioning
zonder deze echter uit te schakelen.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina
met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
Het airconditioningssysteem werkt bij draaiende
motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties
werken ook bij ingeschakeld contact.1.
Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Airconditioning aan/uit.
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit.
6. Maximale stand van de airconditioning.
7. Toegang tot de secundaire pagina.
8. Centrale regeling/gescheiden regeling.
9. Selectie van de instellingen voor het
automatische comfortprogramma (Soft/
Normal/Fast).
10. "AQS"-functie (Air Quality System)
(afhankelijk van de uitvoering).
11. Voorverwarming interieur (afhankelijk van
de uitvoering).
12 . Automatisch programma "Zicht".
13. Recirculatie van de interieurlucht.
14 . Uitschakelen van het systeem.
3
Ergonomie en comfort