178Rijden en bedieningFrontaanrijdingswaarschuwing
3 174
Voetgangersbescherming vóór
3 180
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een mogelijke botsing te helpen
voorkomen. Als dit gebeurt, schakelt
het automatische noodstopsysteem mogelijk de elektrische parkeerrem in om de auto staande te houden. Druk
om de elektrische parkeerrem los te
zetten op de knop of trap het gaspe‐
daal krachtig in.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten het actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Anticiperend
remassistentiesysteem
Naast het anticiperend remsysteem
en het automatisch noodstopsysteem
verhoogt het anticiperende remassis‐
tentiesysteem de gevoeligheid van de remassistentie. Daarom remt de auto
bij minder stevig intrappen van het
rempedaal onmiddellijk krachtig af.
Deze functie helpt de bestuurder om
sneller en krachtiger te remmen vóór
de mogelijke aanrijding.9 Waarschuwing
De actieve noodrem is niet ontwor‐
pen voor krachtig autonoom
remmen of het automatisch
vermijden van botsingen. Het is
ontworpen om de rijsnelheid voor‐
afgaand aan een aanrijding te
verlagen. Het reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Het systeem is ontworpen voor een
situatie waarin alle inzittenden hun
veiligheidsgordels dragen.
Intelligente remassistentie
Als de auto is uitgerust met een radar‐
sensor, is mogelijk intelligente remas‐
sistentie beschikbaar. De intelligentie remassistentie zorgt voor een
verhoogde remwerking wanneer het rempedaal snel wordt bediend. De
remwerking hangt af van de snelheid
en de afstand ten opzichte van een
voorligger/tegenligger.
Lichte rempedaaltrillingen of -bewe‐
gingen zijn hierbij normaal en het rempedaal moet indien nodig inge‐
trapt blijven. Intelligente remassisten‐ tie wordt alleen automatisch uitge‐
schakeld wanneer het rempedaal
wordt losgelaten.
Rijden en bediening1799Waarschuwing
Door de intelligente remassisten‐
tie kan de auto in bepaalde situ‐
aties krachtiger remmen dan op
dat moment strikt noodzakelijk is.
Hierbij kunt u de verkeersstroom
belemmeren. Haal in dat geval uw
voet van het rempedaal en rem
vervolgens in gepaste mate af.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 174.
Voetgangersbescherming vóór
3 180.
Systeembeperkingen In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in
situaties waarin dat onnodig lijkt te zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
als er verkeersborden in een bocht
staan of door auto's die zich in een
andere rijstrook bevinden. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem, de auto behoeft geen
onderhoud. Trap om automatisch
remmen te negeren het gaspedaal stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.
In de volgende situaties zijn de pres‐
taties van de actieve noodrem
beperkt:
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen.
● bij detectie van alle voertuigen, in
het bijzonder voertuigen met een aanhanger, trekkers, modderige
voertuigen, enz.
● bij detectie van een voertuig, wanneer het zicht door weersom‐
standigheden beperkt is, zoals bij mist, regen of sneeuw.
● bij nachtelijke ritten.
● de sensor in de voorruit of de radarmodule achter de voorbum‐per is afgedekt door sneeuw, ijs,
sneeuwbrij, modder, vuil enz.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.Houd onderweg altijd uw aandacht bij
het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en / of de auto weg te sturen.
In de volgende gevallen adviseren we u om het systeem te deactiveren in
het menu Persoonlijke instellingen:
● bij het trekken van een aanhan‐ ger of caravan
● bij het vervoer van lange voor‐ werpen op een imperiaal of
dakdrager
● wanneer de auto wordt gesleept met een draaiende motor
● wanneer een reservewiel is gemonteerd dat kleiner is dan deoverige wielen
● alvorens een automatische wasstraat binnen te rijden met
een draaiende motor
● alvorens de auto op een rollen‐ bank te plaatsen in een werk‐
plaats
● als de voorruit beschadigd is in de buurt van de camera
Rijden en bediening185
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter.
Het systeem heeft zes ultrasone
parkeersensoren in voor- en achter‐
bumper.
Inparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/h.
7" Colour-Info-Display: om een parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het Info-
Display. Selecteer vervolgens Hier
fileparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door op Í te drukken. Kies
Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Park Assist.
Selecteer Inparkeren .
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Het systeem detecteert geen vakken
die te klein of veel te groot zijn voor
uw auto.
Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een eerste
geluidssignaal. Rijd langzaam voor‐
uit. Stop de auto wanneer het tweede
akoestische signaal klinkt, schakel de
achteruitversnelling in, laat het stuur‐
wiel los en begin langzaam te rijden.
Er verschijnt visuele feedback op het
Info-Display.
186Rijden en bediening
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de handeling is afgerond.
Inparkeren bij haaks parkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het Info-
Display. Selecteer vervolgens Hier
dwarsparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te activeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Kies Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Park Assist.
Selecteer Vakparkeren .
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/h.
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Wanneer er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gevonden, wordt
de auto naar het laatste vak gestuurd.Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een geluids‐
signaal. Stop de auto, schakel de
achteruitversnelling in en rijd op een
snelheid tot 7 km/h.
Rijd voor- en achteruit volgens de
instructies en let daarbij op de waar‐
schuwingen van de parkeerhulp en
de geluidssignalen totdat de hande‐ ling is afgerond. Na afloop dooft $ op
de instrumentengroep.
Het systeem wordt tijdens een
parkeermanoeuvre automatisch
gedeactiveerd, wanneer de achter‐
kant van de auto een obstakel tot op minder dan 50 cm is genaderd.
Rijden en bediening187Uitparkeren bij fileparkerenInschakelen
7" Colour-Info-Display: tijdens het
uitparkeren bij fileparkeren moet u het
systeem activeren door Parkeerhulp
te selecteren op de startpagina van
het Info-Display. Selecteer vervol‐
gens Parkeerplaats verlaten .
8" Colour-Info-Display: om uit te
parkeren bij fileparkeren activeert u
het systeem door op Í te drukken.
Kies Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Park Assist.
Selecteer Uitparkeren .
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst uit te
parkeren.
Schakel de achteruitversnelling of
een versnelling voorruit in, laat het
stuurwiel los en rijd op een snelheid
tot 5 km/h.
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de handeling is
afgerond. De manoeuvre is voltooid
wanneer de voorwielen van de auto
de parkeerplek hebben verlaten.
Controleer na deactivering of u de
auto weer onder controle hebt.
Displayweergave
De instructies op het display tonen: ● algemene tips en waarschu‐ wingsberichten
● het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden
● de richting waarin u rijdt om in te parkeren
● het verzoek tot inschakelen van de achteruitversnelling of eerste
versnelling
● het verzoek tot stoppen of tot langzaam rijden
● het met succes afronden van de parkeermanoeuvre aangegevendoor een pop-upsymbool en een
geluidssignaal
● het annuleren van een inparkeer‐
manoeuvre
Uitschakelen
De actuele parkeermanoeuvre is te
annuleren via de knop om terug te
keren naar het voorgaande scherm
van het Info-Display. Om het systeem
helemaal uit te schakelen moet u op ¼ in de middenconsole drukken.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd:
● bij uitschakeling van het contact
● bij het uitvallen van de motor
279Beladingsinformatie .....................78
Beslagen lampglazen ................123
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 162
Beveiliging van de auto ................35
Binnenspiegels ............................. 39
Binnenverlichting ...............124, 223
BlueInjection ............................... 148
Bolle vorm .................................... 38
Boordgereedschap .....................227
Boordinformatie .........................106
Brandstof .................................... 201
Brandstofmeter ............................ 93
Brandstof voor benzinemotoren 201
Brandstof voor dieselmotoren ...201
Buitenspiegels .............................. 38
Buitentemperatuur .......................84
Buitenverlichting .........................116
C
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 13, 82
Conformiteitsverklaring ...............266
Contactslotstanden ....................139
Controlelampen ............................ 95
Controlelampjes............................ 92
Controle over de auto ................139
Controles .................................... 211
Cruise control ....................101, 162D
Dagrijlicht ................................... 118
Dagteller ...................................... 92
Dak ............................................... 44
Dakbelasting ................................. 78
Dakdrager .................................... 78
DEF ............................................ 148
Detectiesystemen .......................181
Diefstalalarmsysteem ..................36
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 216
Dieseluitlaatvloeistof ...................148
Dimlicht ....................................... 101
Dimlicht of groot licht ..................116
Dodehoekdetectie ......................189
Dodehoeksysteem ......................102
Driepuntsgordel ........................... 55
Driver Information Center ...........102
Drukverliesdetectiesysteem 100, 230
E Eerste hulp ................................... 77
Elektrisch bediende ruiten ...........40
Elektrische aansluitingen .............86
Elektrische handrem .............97, 155
Elektrische parkeerrem............... 156
Elektrische parkeerrem defect ......98
Elektrische stoelverstelling ..........50
Elektrische verstelling ..................38
Elektrisch systeem...................... 223Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 159
Elektronische rijprogramma's ....153
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..
.......................................... 99, 159
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............130
Elektronisch sleutelsysteem .........23
Erkenning van software ..............269
Event Data Recorders (EDR) .....274
F
Frontaal airbagsysteem ...............60
Frontaanrijdingswaarschuwing ...174
G Geavanceerde parkeerhulp ........184
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..273
Geluidssignalen .........................106
Gereedschap ............................. 227
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................77
Gloeilamp vervangen ................217
Gordelverklikker ........................... 95
Gordijnairbagsysteem .................. 61
Groot licht .......................... 101, 117
Grootlichtassistentie ...................101
280HHalogeenkoplampen .................217
Handgeschakelde versnellingsbak ......................154
Handmatige dimfunctie ................39
Handmatige modus ...................153
Handmatige stoelverstelling .........48
Handrem .................................... 156
Handschoenenkastje ...................70
Handzender ................................. 22
Hellingrem ................................. 158
Hoofdsteunen .............................. 46
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 135
I Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 66
Inductief opladen ..........................88
Info-Display................................. 104
Inhouden ................................... 264
Inklapbare spiegels .....................38
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 125 Instrumentengroep ......................89
Interieurverlichting ......................123
K
Katalysator ................................. 148
Kentekenverlichting ...................223
Keuzehendel ............................. 152Kilometerteller .............................. 92
Kindersloten ................................. 29 Kinderveiligheidssystemen ...........63
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................126
Klok............................................... 85
Koeling handschoenenkastje ....136
Koelvloeistof .............................. 213
Koelvloeistof en antivries ............252
Koelvloeistoftemperatuur .............99
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...93
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 118
Koplampverstelling ....................118
L
Laadsysteem ............................... 96
Lane Departure Warning ......98, 195
Lane keep assist ..................98, 197
LED-koplampen ..........101, 118, 219
Leeslampen ............................... 124
Lekke band ................................. 237
Lichtschakelaar .......................... 116
Lichtsignaal ................................ 117 Luchtinlaat ................................. 136
Luchtroosters .............................. 135
M
Meters........................................... 92
Mistachterlicht ...........101, 122, 219
Mistlampen voor ........101, 122, 219Motorgegevens .......................... 259
Motor-ID...................................... 255
Motorkap .................................... 212
Motorolie .................... 212, 252, 256
Motoroliedruk ............................. 100
Motor starten ............................. 142
N Nieuwe auto inrijden ..................139
O
Olie, motor .......................... 252, 256
OnStar ........................................ 111
Ontlaadbeveiliging accu ............125
Opbergruimte................................ 70
Opbergvakken .............................. 70
Opbergvak middenconsole ..........71
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 242
Panoramadak .............................. 44
Panoramazichtsysteem ..............191
Parkeerhulp ............................... 181
Parkeerlichten ............................ 123
Parkeren .............................. 19, 146
Partikelfilter ................................. 147
Peilsensor motorolie .....................93
Persoonlijke instellingen ............107
Portieren ....................................... 31
Portier open ............................... 102
281Prestaties ................................... 261
Profieldiepte ............................... 231
Q
Quickheat ................................... 135
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 277
REACH ....................................... 269
Regelbare instrumentenverlichting ...........123
Regensensor .............................. 101
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 274
Remassistentie .......................... 158
Rem- en koppelingssysteem .......97
Rem- en koppelingsvloeistof ......252
Remmen ............................ 155, 214
Remvloeistof .............................. 215
Reparatie ongevalsschade .........269
Reservewiel ............................... 237
Richtingaanwijzers ............... 95, 122
Rolschermen ............................... 43
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......204
Rijverlichting ........................ 12, 101
S Schakelen ..................................... 98
Schakel motor uit ..........................97Selectieve katalysatorreductie ....148
Selective Ride Control ................160
Service ............................... 137, 249
Service-display ............................ 94
Service-indicatie ..........................97
Service-informatie ...................... 249
Sjorogen ...................................... 75
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................233
Snelheidsbegrenzer ...........102, 165
Snelheidsmeter ............................ 92
Software-update .........................273
Spiegelverstelling ..........................9
Sportmodus ............................... 161
Sproeiervloeistof ........................214
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bedienen ...................139
Starthulp gebruiken ...................241
Stoelpositie .................................. 47
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming ........................... 52
Stoelverwarming, achter ...........53
Stop/Start-systeem .....................144
Storing ....................................... 153
Storingsindicatielamp ..................96
Stroomonderbreking ..................154
Stroomspaarmodus ....................141
Sturen ......................................... 139
Stuurbedieningsknoppen .............81Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 81
Symbolen ....................................... 4 Systeemcontrole ........................... 97
T
Tanken ....................................... 202
Te laag brandstofpeil .................100
Toerenteller ................................. 92
Trekhaak .................................... 205
Trekken............................... 204, 242
Trekstang.................................... 204
Typeplaatje ................................ 254
U Uitlaatfilter............................. 99, 147
Uitlaatgassen ............................. 147
Uitrol-brandstofafsluiter .............143
Uitstapverlichting .......................125
Ultrasoonparkeerhulp .................181
USB-poort ..................................... 86
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 104Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 232
Vaste luchtroosters ....................136
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................53
Veiligheidsnet .............................. 75