Page 10 of 285
8Kort en bondigZithoek
Druk op de schakelaar
boven:voorkant omhoogonder:voorkant omlaag
Stoelpositie 3 47.
Handmatige stoelverstelling  3 48.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen  3 46.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in
gordelslot vastmaken. De veiligheids‐ gordel mag niet gedraaid zitten en
moet strak tegen het lichaam aanlig‐
gen. De rugleuningen mogen niet te
ver naar achteren hellen (maximaal
ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie  3 47.
Veiligheidsgordels  3 53.
Airbagsysteem  3 57. 
     
        
        Page 19 of 285
Kort en bondig17Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Trap om de achteruitversnelling in te
schakelen bij een 6-traps versnel‐ lingsbak op het koppelingspedaal,
haal de ring onder de schakelhendel
omhoog en haal de hendel helemaal
naar links en naar voren.
Handgeschakelde versnellingsbak
3  154.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:vrij (neutraal)D:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen]:terugschakelen
Automatische versnellingsbak
3  151.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning  3 229 en -staat
3  265
● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 212
● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar
● juiste positie van spiegels 3 38, stoelen  3 47 en veilig‐
heidsgordels  3 55
● werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen 
     
        
        Page 27 of 285

Sleutels, portieren en ruiten25Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3  107.
Werking van handzender
OntgrendelenO  indrukken.
De ontgrendelmodus is in te stellen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display. U kunt uit twee
instellingen kiezen:
● Alle portieren, de achterklep en de tankvulklep zijn met één druk
op  O te ontgrendelen.
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep zijn met één druk
op  O te ontgrendelen. Om alle
portieren, de achterklep en de
tankvulklep te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op  O.
Kies de relevante instelling in
Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen  3 107.
Achterklep ontgrendelen
Druk langer op  P om alleen de
achterklep te ontgrendelen.
Achterklep ontgrendelen en openen
3  31.
Vergrendelen
Portieren, achterklep en tankvulklep
sluiten.
N  indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐ knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen  3 107 is geactiveerd. 
     
        
        Page 48 of 285

46Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 46
Voorstoelen .................................. 47
Stoelpositie ................................ 47
Handmatige stoelverstelling ......48
Elektrische stoelverstelling ........50
Armsteun ................................... 52
Verwarming ............................... 52
Ventilatie .................................... 52
Achterbank ................................... 53
Armsteun ................................... 53
Verwarming ............................... 53
Veiligheidsgordels .......................53
Driepuntsgordel ......................... 55
Airbagsysteem ............................. 57
Frontaal airbagsysteem .............60
Zijdelings airbagsysteem ...........61
Gordijnairbagsysteem ...............61
Airbag deactiveren ....................62
Kinderveiligheidssystemen ..........63
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 66Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven. 
     
        
        Page 50 of 285

48Stoelen, veiligheidssystemen● Uw schouders zo dicht mogelijknaar de rugleuning schuiven. Stelde hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel contact blijven houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols
bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen  3 81.
● Hoofdsteun instellen  3 46.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len  3 55.
● De instelbare dijbeensteun zo instellen dat de afstand tussen derand van de zitting en de knie‐
holte ca. twee vingers breed is.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van dewervelkolom ondersteunt.Handmatige stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
schuiven om er zeker van te zijn dat de stoel vergrendeld is.
Hoek van rugleuning
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten. 
     
        
        Page 55 of 285
Stoelen, veiligheidssystemen53Achterbank
Armsteun
Klap de armsteun omlaag. De
armsteun bevat bekerhouders.
Verwarming
Verstel de stoel door het kartelwiel
ß  voor de desbetreffende zitplaats
achter in de gewenste stand te
draaien.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij
stevig optrekken of krachtig remmen
geblokkeerd om de inzittenden op
hun stoel te houden. Daarom neemt
het gevaar voor letsel aanzienlijk af. 
     
        
        Page 56 of 285

54Stoelen, veiligheidssystemen9Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderveiligheidssysteem  3 63.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een aanrijding de
veiligheidsgordels en de gordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
Elke stoel is voorzien van een gordel‐ verklikker, aangeduid met een contro‐
lelampje  X op de plafondconsole,
voor elke stoel één  3 95.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐
rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden ontspannen.
Gordelspanners De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een
voldoende zware frontale botsing, of een aanrijding van achteren of tegen
de zijkant strakgetrokken. De gordels van de voorstoelen worden bij iedere
stoel met twee voorspanners strakgetrokken. De gordels van de buiten‐
ste zitplaatsen worden met één
gordel per stoel strak getrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan het continu bran‐
dende controlelampje  v 3  96.
Geactiveerde gordelspanners door een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto. 
     
        
        Page 57 of 285
Stoelen, veiligheidssystemen55Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de slottong in de sluiting
steken. Heupgordel tijdens het rijden van tijd tot tijd strak trekken door aan
de schoudergordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel
en uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker  X 3  95.
Hoogteverstelling
1. Gordel iets uittrekken.
2. Druk op de toets om de hoogte‐ verstelling los te koppelen en duw
deze omhoog of omlaag.