Instrumenten en bedieningsorganen77Controlelampjes in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzers 3 77XGordelverklikker 3 78vAirbags en gordelspanners
3 78VAirbag deactiveren 3 79pLaadsysteem 3 79ZStoringsindicatielamp 3 79gLaat auto spoedig nakijken
3 79RRem- en koppelingssysteem
3 79-Pedaal intrappen 3 80uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 80RSchakelen 3 80cStuurbekrachtiging 3 80)Lane Departure Warning
3 80rParkeerhulp 3 80bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 81%Uitlaatfilter 3 81wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 81IMotoroliedruk 3 82YTe laag brandstofpeil 3 82dStartbeveiliging 3 82#Beperkt motorvermogen
3 82DAutostop 3 828Buitenverlichting 3 82CGroot licht 3 83>Mistlamp 3 83rMistachterlicht 3 83mCruisecontrol 3 83AVoorligger gedetecteerd
3 83LSnelheidsbegrenzer 3 83LVerkeersbordherkenning
3 83hPortier open 3 83
Richtingaanwijzers
O brandt of knippert groen.
Brandt kort
De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Knippert
De richtingaanwijzers of alarmknip‐
perlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer
kapot of bijbehorende zekering door‐
gebrand.
Vervangen van lampen 3 168.
Instrumenten en bedieningsorganen91Nr.Boordinformatie12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect29Controleer remlicht aanhangerNr.Boordinformatie30Controleer achteruitrijlicht
aanhanger31Controleer linker richtingaan‐
wijzer aanhanger32Controleer rechter richtingaan‐
wijzer aanhanger33Controleer mistachterlicht
aanhanger34Controleer achterlicht
aanhanger35Vervang batterij in handzender49Lane Departure Warning werkt
niet53Draai tankdop vast55Uitlaatfilter is vol 3 12756Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurderNr.Boordinformatie60Open en sluit portierruit voor‐
passagier65Poging tot diefstal66Laat diefstalalarmsysteem nakijken67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort84Motorvermogen beperkt89Onderhoud spoedig90Remassistentie laten nakijken94Schakel in parkeerstand
voordat u de auto verlaat95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen
94Instrumenten en bedieningsorganenAutom. Achterruitverwarming:
Activeert automatisch de achter‐
ruitverwarming.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke
instellingen.
Wis auto. achter in achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐
tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp.
● Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert de
uitstapverlichting en wijzigt de
duur ervan.● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie na inschakelen van het
contact.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de portierver‐ grendelingsfunctie wanneer eenportier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de
vertraagde portiervergrende‐
lingsfunctie. Deze menuoptie
wordt weergegeven met Geen
vergr. bij portier open gedeacti‐
veerd.
Centrale vergrendeling 3 21.
● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het alarmknipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Passieve portierontgr. : Wijzigt de
configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.Autom. Portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische hervergrendeling na
het ontgrendelen zonder de auto
te openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
Persoonlijke instellingen
Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
Instrumenten en bedieningsorganen95Auto● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Modificeert de cabinelucht‐
stroom van de klimaatregeling in
de automatische modus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp.
● Comfort en gemak
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert persoon‐
lijke instellingen.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert de
portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.
Vertraagd portierslot : Activeert of
deactiveert de vertraagde
portiervergrendelingsfunctie.
Deze functie vertraagt het werke‐ lijke vergrendelen van de portie‐
ren tot alle portieren gesloten
zijn.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Opn. vergrendelen op afst. vergr. deuren : Activeert of deactiveert
de automatische hervergrende‐
ling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
Camera achterzijde ● Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
● Hulpsymbolen achteruitpark. :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwingssymbolen op het Info-
Display.
98Instrumenten en bedieningsorganenLet op
Druk op Z en spreek met een advi‐
seur of log in bij uw account als u de SSID of het wachtwoord wilt wijzi‐
gen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot
uitschakelen door op Z te drukken en
een adviseur te spreken.
Smartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt
u bepaalde autofuncties extern bedie‐ nen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende levensduur motorolie en banden‐spanning (alleen met het
bandenspanningscontrolesys‐
teem) controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐
bouwd navigatiesysteem is.● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
Download voor het bedienen van
deze functie de app van App Store ®
of Google Play™ Store.
Afstandsbediening
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
adviseur te bellen. Deze kan dan
vanaf zijn locatie specifieke autofunc‐
ties aansturen. U vindt het desbetref‐
fende OnStar-telefoonnummer op de
landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Geef als de auto gestolen is de dief‐
stal door aan de autoriteiten en vraag hulp van de OnStar-service Hulp bij
gestolen voertuig. Neem telefonisch
contact op met een adviseur. U vindthet desbetreffende OnStar-telefoon‐
nummer op de landspecifieke
website.
OnStar kan u helpen bij het zoeken
naar en bergen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐
tiveerd, wordt er een bericht naar
OnStar gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.Startblokkering
OnStar kan met externe signalen het
starten van de auto blokkeren
wanneer het contact is afgezet.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als de auto boordinformatie laat zien, op
Z te drukken om contact op te nemen
met een adviseur. U kunt hem vragen
een realtime diagnose uit te voeren
om de oorzaak van het probleem na
te gaan. Afhankelijk van de resultaten biedt de adviseur meer ondersteu‐ning.
Verlichting101VerlichtingRijverlichting.............................. 101
Lichtschakelaar .......................101
Automatische verlichting .........102
Groot licht ................................ 102
Lichtsignaal ............................. 102
Koplampverstelling ..................103
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 103
Dagrijlicht ................................. 103
Xenon verlichtingssysteem ......103
Alarmknipperlichten .................104
Richtingaanwijzers ..................105
Mistlampen voor ......................105
Mistachterlicht ......................... 105
Parkeerlichten ......................... 106
Achteruitrijlichten .....................106
Beslagen lampglazen ..............106
Binnenverlichting .......................106
Regelbare instrumentenverlichting .........106
Leeslampen ............................. 108
Verlichtingsfuncties ....................108
Instapverlichting ......................108
Uitstapverlichting .....................108
Ontlaadbeveiliging accu ..........109Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Controlelampje 8 3 82.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
de koplampen worden auto‐ matisch in- en uitgescha‐
keld, afhankelijk van het
omgevingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische
verlichting. Schakelaar
keert terug naar AUTO8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
104Verlichting● xenon koplampen voor dimlichten groot licht
● afslagverlichting
● achteruitrijfunctie
Xenonkoplampen Xenon koplampen voor dimlicht en
groot licht zorgen voor beter zicht
onder alle omstandigheden.
De bediening is hetzelfde als voor
halogeen koplampen.
Lichtschakelaar 3 101.
Groot licht 3 102.
Lichtsignaal 3 102.
Koplampverstelling 3 103.
Koplampen bij ritten in het buitenland
3 103.
Automatische verlichting 3 102.
AfslagverlichtingIn scherpe bochten of bij het afslaan,
afhankelijk van de stuurhoek of de
richtingaanwijzer, wordt een extra
lamp links of rechts bijgeschakeld, die
de weg in de rijrichting verlicht. Wordt geactiveerd tot een snelheid van
40 km/u.
Achteruitrijfunctie Als hulp bij het parkeren, gaan beide
afbuigverlichtingen en het achteruit‐
rijlicht branden wanneer de koplam‐
pen zijn ingeschakeld en de achter‐
uitversnelling wordt geselecteerd.
Deze blijven korte tijd branden nadat
u de auto uit de achteruitversnelling hebt gezet of totdat u sneller dan7 km/u vooruitrijdt.Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
De alarmknipperlichten worden auto‐
matisch ingeschakeld wanneer de
airbags bij een ongeval in werking
treden.
126Rijden en bedieningdrukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste
versnelling inschakelen of de
keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Verdraai het stuur‐wiel totdat het stuurslot merk‐baar vergrendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 162.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als de
auto binnen een bepaalde tijd tot stil‐
stand komt.