Kort en bondig111Elektrische kindersloten ........29
Achterklep ontgrendelen .......34
Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten .................43
2 Elektrische ruitbediening .......43
3 Buitenspiegels ......................39
4 Zijdelingse luchtroosters .....143
5 Cruise control .....................172
Snelheidsbegrenzer ............174
Adaptieve cruisecontrol ......172
6 Richtingaanwijzers ..............129
Lichtsignaal ......................... 127
Grootlicht ............................. 126
Grootlichtassistentie ........... 126
Omgevingsverlichting ......... 132
Parkeerlichten .....................130
Knoppen voor Driver
Information Center ..............115
7 Instrumenten ...................... 103
Driver Information Centre .... 1158 Bedieningselementen van
infotainment
9 Head-updisplay ...................119
10 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 94
11 Middelste luchtroosters ......143
12 Info-Display ........................ 117
13 Alarmknipperlichten ...........128
Centrale vergrendeling .........24
14 Status-led alarmsysteem .....36
15 USB-laadpoort .....................98
16 Opbergruimte ........................ 73
17 Handschoenenkastje ...........73
18 Verwarming en ventilatie ....135
19 Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 168
Eco-modus .......................... 162
Systeem voor
gecontroleerde afdaling ......169
20 Selective Ride Control ........170
21 Inductief opladen ..................9922Handgeschakelde
versnellingsbak ..................163
Automatische
versnellingsbak ..................160
23 Stekkerdoos .......................... 98
24 Elektrische parkeerrem .......164
25 Aan/Uit-knop ....................... 148
26 Contactslot .......................... 147
27 Stuurwiel instellen ................93
28 Claxon .................................. 94
29 Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 189
Elektrische kindersloten ........29
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 152
Lane Keep Assist ................203
Drukverliesdetectie‐
systeem ............................... 237
Verwarmde voorruit ............... 45
Parkeerverwarming .............142
30 Zekeringenkast ..................233
92Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................93
Stuurwielverstelling ...................93
Stuurbedieningsknoppen ...........93
Verwarmd stuurwiel ...................93
Claxon ....................................... 94
Wis- en wasinstallatie voorruit ...94
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 96
Buitentemperatuur .....................96
Klok ........................................... 97
Elektrische aansluitingen ...........98
Inductief opladen .......................99
Aansteker ................................ 100
Asbakken ................................. 100
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................101
Instrumentengroep ..................101
Snelheidsmeter .......................103
Kilometerteller ......................... 104
Dagteller .................................. 104
Toerenteller ............................. 104
Brandstofmeter ........................105
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 105Peilsensor motorolie................105
Service-display ........................ 106
Controlelampen .......................107
Richtingaanwijzers ..................107
Gordelverklikker ......................107
Airbag en gordelspanners .......108
Airbag-deactivering .................108
Laadsysteem ........................... 108
Storingsindicatielamp ..............109
Service-indicatie ......................109
Schakel motor uit .....................109
Systeemcontrole ......................109
Rem- en koppelingssysteem ...109
Handrem .................................. 109
Elektrische handrem ................110
Elektrische handrem defect .....110
Antiblokkeersysteem (ABS) .....110
Schakelen ................................ 110
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 110
Lane keep assist .....................111
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..111
Koelvloeistoftemperatuur .........111
Voorverwarming ......................111
Uitlaatfilter ............................... 111
AdBlue ..................................... 112
Drukverliesdetectiesysteem ....112
Motoroliedruk ........................... 112
Te laag brandstofpeil ...............112Autostop.................................. 113
Rijverlichting ............................ 113
Groot licht ................................ 113
Dimlicht .................................... 113
Grootlichtassistentie ................113
LED-koplampen .......................113
Mistlampen voor ......................113
Mistachterlicht ......................... 113
Regensensor ........................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........114
Dodehoeksysteem ...................114
Actief noodstopsysteem ..........114
Snelheidsbegrenzer ................114
Portier open ............................. 114
Displays ..................................... 115
Driver Information Center ........115
Info-Display ............................. 117
Head-updisplay .......................119
Boordinformatie ......................... 121
Geluidssignalen .......................121
Batterijspanning .......................122
Persoonlijke instellingen ............122
Instrumenten en bedieningsorganen103OverzichtORichtingaanwijzer
3 107XGordelverklikker 3 107vAirbags en gordelspan‐
ners 3 108VAirbag deactiveren
3 108pLaadsysteem 3 108ZStoringsindicatielamp
3 109HLaat auto spoedig
nakijken 3 109STOPPENSchakel motor uit
3 109JSysteemcontrole 3 109RRem- en koppelingssys‐
teem 3 109m , oHandrem 3 109
Elektrische parkeerrem
3 110uAntiblokkeersysteem
(ABS) 3 110RSchakelen 3 110LLane Keep Assist
3 111bElektronische stabili‐
teitsregeling en Traction
Control-systeem 3 111!Voorverwarmen 3 111%Uitlaatfilter 3 111YAdBlue 3 112wSpanningsverliesde‐
tectie 3 112IMotoroliedruk 3 112Y oTe laag brandstofpeil
3 112W oKoelvloeistoftempera‐
tuur te hoog 3 111DAutostop 3 1138Buitenverlichting 3 1139Dimlicht 3 113CGrootlicht 3 113fGrootlichtassistentie
3 113òSysteem voor gecontro‐
leerde afdaling 3 110>Mistlamp 3 113øMistachterlicht 3 113
3 114ØActieve noodrem 3 185hPortier open 3 114
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Instrumenten en bedieningsorganen111Lane keep assista brandt groen of geel, of knippert
geel.
Brandt groen Het systeem wordt ingeschakeld en isgebruiksklaar.
Brandt geel Het systeem nadert een waargeno‐
men rijstrookmarkering, zonder dat
de richtingaanwijzer naar die kant is
ingeschakeld.
Knippert geel Het systeem herkent dat de auto derijstrook grotendeels heeft verlaten.
Lane Keep Assist 3 203.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control-systeem
b brandt of knippert geel.Brandt
Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐
teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling en
Traction Control-systeem 3 168.
Selective Ride Control 3 170.
Koelvloeistoftemperatuur o brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 220.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
Uitlaatfilter
% of H brandt geel.
Het uitlaatfilter moet worden gerei‐
nigd.
Blijf rijden totdat het controlelampje
dooft.
146Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 147
Controle over de auto ..............147
Sturen ...................................... 147
Starten en bediening .................147
Nieuwe auto inrijden ................147
Contactslotstanden ..................147
Aan/Uit-knop ............................ 148
Stroomspaarmodus .................149
Motor starten ........................... 150
Uitrol-brandstofafsluiter ...........151
Stop/Start-systeem ..................152
Parkeren .................................. 154
Uitlaatgassen ............................. 155
Uitlaatfilter ............................... 155
Katalysator .............................. 156
AdBlue ..................................... 156
Automatische versnellingsbak ...160
Versnellingsbakdisplay ............160
Keuzehendel ........................... 160
Handmatige modus .................161
Elektronische rijprogramma's ..162
Storing ..................................... 162
Eco-modus .............................. 162
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 163Remmen.................................... 164
Antiblokkeersysteem ...............164
Handrem .................................. 164
Remassistentie ........................167
Hellingrem ............................... 167
Rijregelsystemen .......................168
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..168
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 169
Selective Ride Control .............170
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 172
Cruise control .......................... 172
Snelheidsbegrenzer ................174
Adaptieve cruise control ..........177
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 183
Actieve noodrem .....................185
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 188
Parkeerhulp ............................. 189
Geavanceerde parkeerhulp .....193
Blindehoeksysteem .................198
Panoramazichtsysteem ...........199
Achteruitkijkcamera .................202
Lane keep assist .....................203
Vermoeidheidsdetectie ............206Brandstof ................................... 208
Brandstof voor benzinemotoren .....................208
Brandstof voor dieselmotoren . 208
Tanken .................................... 209
Trekhaak .................................... 210
Algemene informatie ...............210
Rijgedrag en aanhangertips ....211
Aanhanger trekken ..................211
Aanhangerstabilisatie ..............214
168Rijden en bedieningRijregelsystemenElektronische stabiliteitsre‐geling en Traction Control- systeem
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) verbetert indien nodig de rijsta‐
biliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Zodra de auto dreigt uit te breken
(onderstuur / overstuur) wordt het
motorvermogen verminderd en
worden de wielen afzonderlijk afge‐
remd.
ESC werkt in combinatie met het
Traction Control-systeem (TC). Het
voorkomt dat de aangedreven wielen
doorslaan.
TC is een onderdeel van ESC.
De Traction Control verhoogt indien
nodig de stabiliteit, ongeacht het type wegdek of de grip van de banden,
door te voorkomen dat de aangedre‐
ven wielen doorslaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt hetwiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
ESC en TC werken na elke motorstart zodra controlelampje b dooft.
Wanneer ESC en TC werken, knip‐ pert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 111.
Uitschakelen
ESC en TC zijn op ieder gewenst
moment te deactiveren: druk op a.
Het led-lampje in de toets a brandt.
Bij het deactiveren van ESC en TC verschijnt er een statusbericht op het
Driver Information Center.
ESC en TC wordt opnieuw geacti‐
veerd door nogmaals op de knop a te
drukken, door de rem in te trappen of
door sneller te rijden dan 50 km/u.
Het led-lampje in de knop a dooft
wanneer ESC en TC opnieuw worden
geactiveerd.
Rijden en bediening171
Met Selective Ride Control kunt u
kiezen tussen vijf rijmodi:
● modus ESC uit 9
● standaardmodus 2
● sneeuwmodus 3
● moddermodus 4
● zandmodus 1
U schakelt de diverse modi in door
aan de knop te draaien.
Er licht een led op en er verschijnt een statusbericht op het Driver Informa‐
tion Center om de gekozen modus te
bevestigen.
modus ESC uit 9
In deze modus werken de ESC en
Traction Control niet.
Een led in de toets a brandt.
De ESC en Traction Control worden vanaf 50 km/h automatisch of elke
keer dat u het contact inschakelt
opnieuw geactiveerd.
Standaardmodus 2
Deze modus is gekalibreerd voor
weinig wielspin, op basis van de
verschillende soorten grip die bij
dagelijkse ritten aan de orde zijn.
Elke keer bij uitschakelen van het
contact, wordt het systeem automa‐
tisch teruggezet naar deze modus.
Sneeuwmodus 3
Deze modus past zich aan op de grip van elk wiel tijdens het starten.
Bij het vooruitrijden optimaliseert het
systeem de wielspin om de beste
acceleratie op basis van de beschik‐
bare tractie te waarborgen. Aanbevo‐ len bij een dikke laag sneeuw en
steile hellingen.Deze modus is actief bij snelheden tot 50 km/h.
Moddermodus 4
Deze modus staat veel wielspin toe voor het wiel met de minste grip bij het
starten. Dit verwijdert de modder en
herstelt de tractie.
Tegelijkertijd wordt aan het wiel met
de meeste grip het meest mogelijke
koppel geleverd.
Deze modus is actief bij snelheden tot 80 km/h.
Zandmodus 1
In deze modus wordt er iets gelijktij‐
dige wielspin op de twee aandrijfwie‐
len toegestaan, waardoor de auto
vooruitkomt en minder snel zal
wegzakken.
Deze modus is actief bij snelheden tot
120 km/h.Voorzichtig
Gebruik de andere modi niet op
zand, omdat de auto vast zou
kunnen komen te zitten.
174Rijden en bedieningOp het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Ingestelde snelheid overschrijden Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
Functie deactiveren
Druk op Ñ, de cruisecontrol staat in
de pauzemodus en er verschijnt een
bericht. U rijdt in de auto zonder crui‐ secontrol.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft in het
geheugen voor het later hervatten
van de snelheid.De cruisecontrol wordt automatisch
gedeactiveerd in de volgende geval‐ len:
● U trapt op het rempedaal.
● U trapt op het koppelingspedaal.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/h.
● Het Traction Control of de elek‐ tronische stabiliteitsregeling is
actief.
● De keuzehendel staat in de stand
N (automatische versnellings‐
bak) / de eerste of tweede
versnelling (handgeschakelde
versnellingsbak).
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het kartelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 40 km/h. De
opgeslagen snelheid wordt nu over‐
genomen.
Systeem uitschakelen
Druk op m, de cruisecontrolmodus
wordt gedeactiveerd en de cruisecon‐ trolaanduiding op het Driver Informa‐
tion Center dooft.Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid verloren.
Storing
Bij een storing in de cruisecontrol wordt de ingestelde snelheid gewist,
waarbij de streepjes gaan knipperen.
De cruisecontrol werkt mogelijk niet
goed, als de verkeersborden niet
voldoen aan het Verdrag van Wenen
inzake verkeersborden en verkeers‐
tekens.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
30 km/h.