42Sleutels, portieren en ruitenAutomatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Kindertoezichtspiegel
Via de kindertoezichtspiegel kunt u
de zitplaatsen achterin in de gaten
houden. De spiegel is verstelbaar.
Ruiten
Voorruit
Stickers op de voorruit Breng rondom de binnenspiegel geen
stickers, zoals bijv. tolvignetten of
soortgelijke stickers aan. Anders
kunnen de detectiezone van de
sensor en het zichtveld van de
camera in de spiegelbehuizing kleiner worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en / of berich‐
ten van deze systemen.
Stoelen, veiligheidssystemen61Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐
merkt.9 Waarschuwing
Het airbagsysteem ontplooit
explosief, laat reparaties alleen
door deskundig personeel verrich‐ ten.
9 Waarschuwing
Bij het aanbouwen van accessoi‐
res die het frame van de auto, het
bumpersysteem, de hoogte, de
voorkant of de zijbeplating veran‐ deren werkt het airbagsysteem
mogelijk niet goed. De werking
van het airbagsysteem kan ook
nadelig worden beïnvloed door het wijzigen van onderdelen van de
voorstoelen, de veiligheidsgor‐
dels, de airbagsensor- en diagno‐
semodule, het stuurwiel, het
instrumentenpaneel, de portier‐
rubbers aan de binnenkant, waar‐
onder de luidsprekers, een van de
airbagmodules, de hemel- of stijl‐
bekleding, de frontsensoren, de
zij-impactsensoren of de airbag‐
bedrading.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de
auto.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 108.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :
90OpbergenBeladingsinformatie
●Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleer of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn
vergrendeld. Leg bij stapelbare
bagage de zwaarste voorwerpen
onderaan.
● Voorkom dat losse voorwerpen gaan schuiven door ze met
banden vast te zetten aan de
sjorogen 3 82.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
●Leg niets op de bagageafdekking
achter of op het instrumentenpa‐
neel en dek de sensor boven op
het instrumentenpaneel niet af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid
van de bestuurder niet belemme‐ ren. Geen losse voorwerpen in
het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de
lading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 261) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
Verspreid over de dakdrager,
met een laadhoogte van 40 cm,
is de toelaatbare dakbelasting:
● twee dakbalken: 100 kg
● drie dakbalken: 150 kg
92Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................93
Stuurwielverstelling ...................93
Stuurbedieningsknoppen ...........93
Verwarmd stuurwiel ...................93
Claxon ....................................... 94
Wis- en wasinstallatie voorruit ...94
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 96
Buitentemperatuur .....................96
Klok ........................................... 97
Elektrische aansluitingen ...........98
Inductief opladen .......................99
Aansteker ................................ 100
Asbakken ................................. 100
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................101
Instrumentengroep ..................101
Snelheidsmeter .......................103
Kilometerteller ......................... 104
Dagteller .................................. 104
Toerenteller ............................. 104
Brandstofmeter ........................105
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 105Peilsensor motorolie................105
Service-display ........................ 106
Controlelampen .......................107
Richtingaanwijzers ..................107
Gordelverklikker ......................107
Airbag en gordelspanners .......108
Airbag-deactivering .................108
Laadsysteem ........................... 108
Storingsindicatielamp ..............109
Service-indicatie ......................109
Schakel motor uit .....................109
Systeemcontrole ......................109
Rem- en koppelingssysteem ...109
Handrem .................................. 109
Elektrische handrem ................110
Elektrische handrem defect .....110
Antiblokkeersysteem (ABS) .....110
Schakelen ................................ 110
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 110
Lane keep assist .....................111
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..111
Koelvloeistoftemperatuur .........111
Voorverwarming ......................111
Uitlaatfilter ............................... 111
AdBlue ..................................... 112
Drukverliesdetectiesysteem ....112
Motoroliedruk ........................... 112
Te laag brandstofpeil ...............112Autostop.................................. 113
Rijverlichting ............................ 113
Groot licht ................................ 113
Dimlicht .................................... 113
Grootlichtassistentie ................113
LED-koplampen .......................113
Mistlampen voor ......................113
Mistachterlicht ......................... 113
Regensensor ........................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........114
Dodehoeksysteem ...................114
Actief noodstopsysteem ..........114
Snelheidsbegrenzer ................114
Portier open ............................. 114
Displays ..................................... 115
Driver Information Center ........115
Info-Display ............................. 117
Head-updisplay .......................119
Boordinformatie ......................... 121
Geluidssignalen .......................121
Batterijspanning .......................122
Persoonlijke instellingen ............122
Instrumenten en bedieningsorganen95Voorruitwisser met regensensorHI:snelLO:langzaamAUTO:automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐ slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan. Bij uitschakeling van het
contact wordt de automatisch
wisfunctie gedeactiveerd. Om de
automatische wisfunctie te activeren
de volgende keer dat u het contact
inschakelt, moet u de hendel omlaag
in de stand OFF duwen en terughalen
naar AUTO .
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐ keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit
bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Controlelampje < 3 94.
Voorruitsproeiers
Instrumenten en bedieningsorganen103OverzichtORichtingaanwijzer
3 107XGordelverklikker 3 107vAirbags en gordelspan‐
ners 3 108VAirbag deactiveren
3 108pLaadsysteem 3 108ZStoringsindicatielamp
3 109HLaat auto spoedig
nakijken 3 109STOPPENSchakel motor uit
3 109JSysteemcontrole 3 109RRem- en koppelingssys‐
teem 3 109m , oHandrem 3 109
Elektrische parkeerrem
3 110uAntiblokkeersysteem
(ABS) 3 110RSchakelen 3 110LLane Keep Assist
3 111bElektronische stabili‐
teitsregeling en Traction
Control-systeem 3 111!Voorverwarmen 3 111%Uitlaatfilter 3 111YAdBlue 3 112wSpanningsverliesde‐
tectie 3 112IMotoroliedruk 3 112Y oTe laag brandstofpeil
3 112W oKoelvloeistoftempera‐
tuur te hoog 3 111DAutostop 3 1138Buitenverlichting 3 1139Dimlicht 3 113CGrootlicht 3 113fGrootlichtassistentie
3 113òSysteem voor gecontro‐
leerde afdaling 3 110>Mistlamp 3 113øMistachterlicht 3 113
3 114ØActieve noodrem 3 185hPortier open 3 114
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Instrumenten en bedieningsorganen105Brandstofmeter
Geeft het peil in de brandstoftank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelampje o.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
aangegeven tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op bedrijfstem‐
peratuur90:normale bedrijfstemperatuur130:koelvloeistoftemperatuur te
hoog
Controlelampje o gaat branden als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog is. Zet de motor onmiddellijk uit.
Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Peilsensor motorolie
Na inschakeling van het contact en deweergave van de service-informatie
verschijnt enkele seconden lang het
motoroliepeil op het Driver Informa‐
tion Center.
Een juist motoroliepeil wordt aange‐
geven door het bericht Oliepeil juist.
Als het motoroliepeil te laag is, knip‐
pert I, verschijnt Oliepeil onjuist en
brandt het lampje H. Meet het
motoroliepeil met behulp van de olie‐
peilstaaf en vul zo nodig motorolie bij.
Motorolie 3 219.
Bij een meetfout verschijnt het bericht
Oliepeilmeting ongeldig . Meet het
motoroliepeil handmatig met behulp
van de peilstaaf.
Instrumenten en bedieningsorganen113Peil in brandstoftank is te laag.
Tanken 3 209.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 223.
Autostop
D brandt of knippert groen.
Brandt groen De motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐ tisch opgeroepen.
Stop/Start-systeem 3 152.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 125.
Groot licht C brandt blauw.Brandt bij ingeschakeld groot licht of
bij lichtsignaal 3 126.
Dimlicht
9 brandt groen.
Brandt bij ingeschakeld groot licht.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 126.
LED-koplampen
H licht op en er verschijnt een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Mistlampen voor > brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 129.
Mistachterlicht
r brandt geel.Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 130.
Regensensor < brandt groen.
Brandt bij inschakeling van de regen‐ sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief. De inge‐
stelde snelheid wordt in het Driver
Information Center aangegeven.
Cruise control 3 172.
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
C brandt op het Driver Information
Centre.