Mazda-reparateur) te raadplegen. Het
systeem zal dan wellicht in het geval
van een aanrijding niet in werking
treden.
WAARSCHUWING
Sleutel nooit zelf aan de systemen van
airbag/veiligheidsgordelvoorspanners
en laat altijd alle onderhoud en
reparatie door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) uitvoeren:
Het zelf uitvoeren van onderhoud of
sleutelen aan de systemen is gevaarlijk.
De kans bestaat dat een airbag/
voorspanner onvoorzien geactiveerd of
buiten werking gesteld wordt.
▼KEY waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (rood)
“Afstandbediende portiervergrend.
defect. Laat de auto controleren”
wordt op de display getoond
Dit bericht wordt getoond als er een
probleem is met de geavanceerde
afstandbediende portiervergrendeling
en het startdrukknopsysteem.
Raadpleeg een deskundige reparateur
(bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur).
OPGELET
Als het bericht wordt aangegeven of
het startdrukknopindicatielampje
(oranje) knippert, bestaat de kans dat
de motor niet start. Als de motor niet
gestart kan worden, probeer deze dan
te starten met behulp van de
noodbediening voor het starten van de
motor en laat de auto zo spoedig
mogelijk door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) controleren.
Zie Noodbediening voor het starten
van de motor op pagina 4-11.
“Sleutel niet gevonden” wordt op de
display getoond
xAls aanwezigheid van de sleutel niet
kan worden gedetecteerd (lege
batterij, defecte batterij, geen
sleutel), wordt de indicatie getoond
wanneer wordt geprobeerd de
motor te starten (bediening
startdrukknop, intrappen
rempedaal).
xWordt getoond wanneer wordt
bepaald dat een eerder aanwezige
sleutel uit de auto is verwijderd.
(Waarschuwing sleutel verwijderd.
Anders dan
IG-Off).
▼Beveiligingssysteemindicatielampj
e
Indien het
beveiligingssysteemindicatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) en laat het lampje
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
7-65
WAARSCHUWING
Rijd niet met hoge snelheid als het
TPMS waarschuwingslampje gaat
branden of knipperen:
Met hoge snelheid rijden terwijl het
TPMS waarschuwingslampje brandt of
knippert, is gevaarlijk omdat de
werking van de remmen en het
stuurwiel verminderd zal zijn. Als met
hoge snelheid wordt gereden of de
remmen plotseling worden
geactiveerd, kan dit tot een ongeluk
leiden. Rem geleidelijk om de
rijsnelheid te verminderen.
Een brandend of knipperend TPMS
waarschuwingslampje mag nooit
genegeerd worden:
Blijven rijden terwijl het TPMS
waarschuwingslampje brandt of
knippert is gevaarlijk omdat een band
kan klappen waardoor een ongeluk
kan gebeuren. Neem zo snel mogelijk
gepaste maatregelen.
OPMERKING
Terwijl het TPMS systeem de
bandposities inleert, bijvoorbeeld
direct nadat de positie van een band is
gewijzigd, worden de bandenspanning
en de bandenpositie voorafgaand aan
de wijziging getoond totdat het
systeem de nieuwe status heeft
ingeleerd. Daarom kan de
bandenspanning die wordt getoond
voor de bandenposities verschillen van
de werkelijke bandenspanning op de
bandenposities.
Te nemen maatregel
Stel de bandenspanning af op de juiste
bandenspanning.
Zie Bandenspanning op pagina 6-47.
OPGELET
¾Stel de bandenspanning af wanneer
de banden afgekoeld zijn. Aangezien
de bandenspanning in de banden
schommelt afhankelijk van de
temperatuur moet u de auto een uur
niet gebruiken of alleen een afstand
van maximaal 1,6 km afleggen
voordat u de bandenspanning
afstelt. Wanneer de bandenspanning
wordt afgesteld terwijl de banden
warm zijn, kan de bandenspanning
na het afkoelen afnemen tot onder
de aangegeven spanning waardoor
het waarschuwingslampje kan gaan
branden. Aangezien de
bandenspanning in de banden
afneemt wanneer de
omgevingstemperatuur laag is, kan
een brandende TPMS
waarschuwingslampje uit gaan
wanneer de omgevingstemperatuur
toeneemt. Stel de bandenspanning
altijd af wanneer de banden
afgekoeld zijn.
¾Nadat de bandenspanning is
afgesteld, gaat het TPMS
waarschuwingslampje uit. Wanneer
het TPMS waarschuwingslampje niet
uit gaat, rijdt u 3 minuten of langer
met een snelheid van ongeveer 25
km/h of hoger en controleert u of
het waarschuwingslampje uit gaat.
Als het TPMS waarschuwingslampje
blijft branden, zelfs nadat de
bandenspanning is afgesteld, is een
van de banden mogelijk lek.
▼KEY indicatielampje (Groen)
(Knippert)
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
7-71