Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa-
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of uit-
geschakeld) hersteld die actief was voordat
het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense is actief bij alle standen van de
versnellingshendel (inclusief PARK), zolang
het systeem is ingeschakeld. Het systeem
blijft actief totdat de voertuigsnelheid toe-
neemt tot ongeveer 11 km/u (7 mph) of meer.
Als de hendel in de stand REVERSE staat en
de rijsnelheid van het systeem wordt over-
schreden, wordt een waarschuwing weerge-
geven op het display in de instrumentengroep
om aan te geven dat de rijsnelheid te hoog is.
Het systeem wordt weer actief als de rijsnel-
heid is gedaald tot minder dan ongeveer
9 km/u (6 mph).ParkSense sensoren
De zes ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewaken
het gebied achter de auto dat binnen het zicht-
veld van de sensoren valt. De sensoren kunnen
in horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm (12 tot 79 inch)
van het achterpaneel/de achterbumper detecte-
ren, afhankelijk van de plaats, het type en de
richting van het obstakel.
OPMERKING:
Raadpleeg voor meer informatie over het ac-
tieve parkeerhulpsysteem het hoofdstuk "Ac-
tief parkeerhulpsysteem ParkSense".
De zes ParkSense sensoren die zich in de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch)
van het voorpaneel/de voorbumper detecte-
ren, afhankelijk van de plaats, het type en de
richting van het obstakel.
ParkSense in- en uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uit-
geschakeld met de ParkSense
schakelaar, die zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect
scherm bevindt.
Wanneer de ParkSense schakelaar wordt in-
gedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel
leren kennen" in uw instructieboekje voor
meer informatie. Als de schakelhendel in de
stand REVERSE wordt gezet en het systeem
is uitgeschakeld, wordt op het display van de
instrumentengroep de melding "PARKSENSE
OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld) weergege-
ven zolang de schakelhendel in REVERSE
staat.
189
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort, en vervol-
gens blijft de LED aan.
Waarschuwingssysteem afstand aan de
zijkant
Met het waarschuwingssysteem voor de af-
stand aan de zijkant wordt aanwezigheid van
obstakels opzij naast het voertuig gedetec-
teerd. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de
parkeersensoren in de voor- en achterbum-
per.
Weergave waarschuwing afstand aan de
zijkant
Het scherm van het waarschuwingssysteem
voor de afstand aan de zijkant wordt alleen
weergegeven wanneer "Sound and Display"
(beeld en geluid) wordt geselecteerd in het
deel met door de klant te programmerenfuncties van het Uconnect systeem. Raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Het systeem waarschuwt de bestuurder met
een geluidssignaal en indien aanwezig met
visuele indicaties op het display van het in-
strumentenpaneel.
OPMERKING:
Indien ingeschakeld, zal ParkSense het vo-
lume van de radio verlagen wanneer het sys-
teem een geluidssignaal laat horen.
Inschakelen — uitschakelen
Het systeem kan alleen werken nadat u een
korte afstand hebt gereden en bij een rijsnel-
heid tussen 0 en 11 km/u (0 en 7 mph). Het
systeem kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu "Settings" (in-
stellingen) van het Uconnect systeem. Als
het ParkSense-systeem is uitgeschakeld via
de toets ParkSense, wordt het waarschu-
wingssysteem afstand aan de zijkant automa-
tisch uitgeschakeld.Melding in het display voor de waarschuwings-
functie voor afstand aan de zijkant:
"Wipe Sensors" (ruitenwissersensoren) —
deze melding wordt weergegeven als een van
de sensors van het waarschuwingssysteem
voor de afstand aan de zijkant een storing
vertoont. Verwijder obstakels van de voor- en
achterbumper, maak ze vrij van sneeuw, ijs,
modder, stof en vuil om te zorgen dat het
ParkSense-systeem correct werkt.
"SDW not available" (SDW niet beschikbaar)
— deze melding wordt weergegeven als het
waarschuwingssysteem voor de afstand aan
de zijkant niet beschikbaar is. De storing in
het systeem kan het gevolg zijn van een te
lage accuspanning of andere storingen in het
elektrisch systeem. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende dealer om het
elektrisch systeem te laten controleren.
STARTEN EN RIJDEN
190
Rijden met aanhanger
Het systeem wordt automatisch uitgescha-
keld wanneer de elektriciteitsstekker van de
aanhanger in de contactdoos van de trekhaak
van het voertuig wordt gestoken. De sensoren
achter worden automatisch weer ingescha-
keld wanneer de stekker van de aanhangerka-
bel uit de contactdoos wordt gehaald.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van Park-
Sense
Bepaalde omstandigheden kunnen de presta-
ties van het waarschuwingssysteem voor de
afstand aan de zijkant beïnvloeden:
OPMERKING:
• Houd de voor- en achterbumper vrij van
sneeuw, ijs, modder, stof en vuil om te
zorgen dat het ParkSense systeem correct
werkt.
• Bouwmachines, grote vrachtwagens en an-
dere bronnen van trillingen kunnen de wer-
king van ParkSense nadelig beïnvloeden.• Wanneer u ParkSense uitschakelt, wordt op
het display in de instrumentengroep de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. ParkSense
blijft uitgeschakeld totdat u het opnieuw
inschakelt, zelfs als u het contact uit- en
weer inschakelt.
• ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren mo-
gen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, mod-
der, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensoren kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan het Park-
Sense systeem hierdoor obstakels voor of
achter de auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van een obstakel
voor of achter de auto.
• De aanwezigheid van een trekhaak zonder
aanhanger kan de juiste werking van de
parkeersensoren beïnvloeden. Voordat u
het ParkSense-systeem gebruikt, wordtaanbevolen om de verwijderbare trekhaak
en eventuele sleepogen te verwijderen wan-
neer u het voertuig niet gebruikt voor sle-
pen. Als u geen aanhanger trekt, maar de
trekhaak niet wilt verwijderen, wordt aan-
bevolen om contact op te nemen met uw
erkende dealer voor het bijwerken van het
ParkSense-systeem, omdat de trekhaak als
een object kan worden gedetecteerd door
de centrale sensoren.WAARSCHUWING!
• Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren
en wees bedacht op voetgangers, dieren,
andere voertuigen, obstakels en dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend op de
omgeving te richten. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
191
WAARSCHUWING!
•Het wordt sterk aanbevolen de afneembare
trekhaak te verwijderen voordat u Park-
Sense gaat gebruiken, wanneer u de trek-
haak niet nodig heeft. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade aan voer-
tuigen ontstaan doordat de trekhaakkogel
zich veel dichter bij het obstakel bevindt
dan de achterkant van de auto, wanneer via
de luidspreker een continue toon klinkt.
Afhankelijk van de afmetingen en vorm van
de trekhaak is het ook mogelijk dat de
sensoren de trekhaak detecteren en abu-
sievelijk aangeven dat er een obstakel ach-
ter de auto aanwezig is.
LET OP!
• ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoep-
randen worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine af-
standen worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
LET OP!
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense.
ACTIEF
PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren, insteekparkeren en file-
uitparkeren door een geschikte parkeerplaats
aan te wijzen, hoorbare/visuele instructies te
geven en het stuurwiel te bedienen. Het ac-
tieve parkeerhulpsysteem ParkSense is een
semi-automatisch systeem, omdat de be-
stuurder het gaspedaal, de schakelhendel en
de remmen zelf moet bedienen. Afhankelijk
van de door de bestuurder gekozen parkeer-
manoeuvre, kan het actieve parkeerhulpsys-teem ParkSense insteekparkeren of filepar-
keren aan beide zijden (bestuurders- of
passagierszijde) en file-uitparkeren.
OPMERKING:
• De bestuurder is te allen tijde zelf verant-
woordelijk voor het besturen van het voer-
tuig, verantwoordelijk voor eventuele objec-
ten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
• Het systeem is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder, niet als vervanging van de
bestuurder.
• Als de bestuurder tijdens een semi-
automatische manoeuvre het stuurwiel
aanraakt nadat hij de instructie heeft ge-
kregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de bestuur-
der de parkeermanoeuvre handmatig te vol-
tooien.
• Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandighe-
den zoals zware regen, sneeuw, enz., of bij
het zoeken naar een parkeerplaats met op-
pervlakken die de ultrasone sensorgolven
absorberen).
STARTEN EN RIJDEN
192
• Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben gereden
voordat het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense volledig is gekalibreerd en
nauwkeurig werkt. Dit is te wijten aan dy-
namische voertuigkalibratie van het sys-
teem ter verbetering van de prestaties van
de functie. Het systeem voert eveneens
continu de dynamisch voertuigkalibratie uit
om rekening te houden met verschillen,
zoals te harde of te zachte banden en
nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense in- en uitschakelen
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
kan worden in- en uitgeschakeld met de Park-
Sense schakelaar, die zich op het schakelpa-
neel onder het Uconnect scherm bevindt.
Om het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense in te schakelen,
drukt u eenmaal op de schake-
laar voor het actieve parkeer-
hulpsysteem ParkSense (LED
gaat branden).Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense (LED gaat uit).
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
wordt automatisch uitgschakeld voor elk van
de volgende omstandigheden:
• De parkeermanoeuvre is voltooid.
• De rijsnelheid is hoger is dan 18 mph
(30 km/u) tijdens het zoeken naar een par-
keerplaats.
• De rijsnelheid is hoger is dan 5 mph
(7 km/u) tijdens de actieve stuurgeleiding
in de parkeerplaats.
• Het stuurwiel wordt aangeraakt tijdens de
actieve stuurgeleiding in de parkeerplaats.
• Er wordt op de schakelaar voor de Park-
Sense parkeersensoren voor en achter ge-
drukt.
• Het bestuurdersportier wordt geopend.
• De achterklep wordt geopend.
• Ingreep van ESP/ABS.• Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
laat een maximaal aantal schakelingen toe
tussen DRIVE en REVERSE. Als de ma-
noeuvre niet binnen het maximale aantal
schakelingen kan worden uitgevoerd, wordt
deze door het systeem geannuleerd en
wordt de bestuurder via het display in de
instrumentengroep begeleid bij het hand-
matig voltooien van de manoeuvre.
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
werkt alleen en zoekt alleen naar een parkeer-
plaats als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• De versnellingsbak staat in DRIVE.
• Contactschakelaar staat in de stand RUN.
• De schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense is bediend.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De achterklep is gesloten.
• De voertuigsnelheid is lager dan 25 km/u
(15 mph).
193
OPMERKING:
Als sneller wordt gereden dan ongeveer
25 km/u (15 mph), dan wordt de bestuurder
via het display van de instrumentengroep
geïnstrueerd om langzamer te rijden. Als
sneller wordt gereden dan ongeveer 30 km/u
(18 mph), wordt het systeem geannuleerd.
De bestuurder moet dan het systeem op-
nieuw inschakelen door op de schakelaar
voor het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense te drukken.
• Het oppervlak en de onderkant van
achterkant/achterbumper en de voorkant/
voorbumper van de auto moeten vrij zijn
van sneeuw, ijs, modder, vuil of andere
obstakels.
Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
knippert de LED op de schakelaar voor het
actieve parkeerhulpsysteem ParkSense tijde-
lijk. De LED gaat vervolgens uit als niet aan
alle bovenstaande voorwaarden wordt vol-
daan.De parkeerplaats verlaten
OPMERKING:
De functie werkt niet voor insteekparkeren,
maar alleen voor fileparkeren.
Activering
Om deze functie te activeren, drukt u op de
harde Active-ParkSense-toets en gebruikt
vervolgens de pijltoetsen op het stuur om de
file-uitparkeren-functie te selecteren. Na de
keuze, wordt het systeem geactiveerd en
waarschuwt het de bestuurder via het display
in het instrumentenpaneel over de handelin-
gen die moeten worden uitgevoerd om de
manoeuvre correct uit te voeren.
Selectie van richting voor manoeuvre
Gebruik de knoppen Pijl naar rechts en Pijl
naar links op het stuur om te kiezen tussen de
modi fileparkeren of insteekparkeren. Ge-
bruik daarna de richtingaanwijzers om de
richting te kiezen waarin u de manoeuvre wilt
uitvoeren.
Tijdens de manoeuvre vraagt het systeem u
om de achteruitversnelling in te schakelen.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de kantvan het voertuig waar u de parkeerplaats wilt
verlaten. Laat het stuur los en trap de betref-
fende pedalen in terwijl het systeem uw voer-
tuig automatisch uit de parkeerplaats rijdt.
Als de bestuurder tijdens de manoeuvre be-
wust of onbewust het stuurwiel blokkeert (het
stuurwiel vasthoudt of aanraakt zodat het
niet kan draaien), wordt de manoeuvre onder-
broken.
Einde van de manoeuvre
De semi-automatische manoeuvre eindigt
wanneer het display de volgende melding
over een uitgevoerde manoeuvre weergeeft.
Aan het einde van de manoeuvre krijgt de
bestuurder weer de controle over het voer-
tuig.
Belangrijke informatie
• Als de positie van sensoren door de impact
verandert, kan dit grote gevolgen hebben
voor de werking van het systeem.
• De sensoren bereiken de beste prestaties
nadat de auto ongeveer 30 mijl (50 km)
gereden heeft, vanwege de dynamische
bandomtrekberekeningen die gebruikt wor-
den bij het parkeren.
STARTEN EN RIJDEN
194
• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren mo-
gen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, mod-
der, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensoren kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan het Park-
Sense systeem hierdoor obstakels voor of
achter de auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van een obstakel
voor of achter de auto.
• Bouwmachines, grote vrachtwagens en an-
dere bronnen van trillingen kunnen de wer-
king van ParkSense nadelig beïnvloeden.
• Sensoren kunnen een niet-bestaand obsta-
kel detecteren (echogeluid) door mechani-
sche geluiden, bijvoorbeeld tijdens het
wassen van het voertuig of in geval van
regen, sterke wind en hagel.
•
De sensoren detecteren objecten met een be-
paalde vorm of gemaakt van bepaalde materi-
alen (zeer dunne palen, aanhangerbalken, pa-
nelen, netten, struiken, parkeerpalen,
stoepen, afvalbakken, motoren, enz.) mogelijk
niet. Controleer altijd goed op obstakels rond
het voertuig en de baan naar de parkeerplaats
die het systeem heeft geïdentificeerd.
•Wanneer wielen en banden worden gebruikt
met andere afmetingen dan de originele wie-
len en banden, kan dit een nadelige invloed
hebben op de werking van het systeem.
• De werking van de sensoren achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de
elektriciteitsstekker van de aanhanger in de
contactdoos van de trekhaak van het voer-
tuig wordt gestoken. De sensoren voor blij-
ven ingeschakeld en kunnen akoestische
en visuele waarschuwingen geven. De sen-
soren achter worden automatisch weer in-
geschakeld wanneer de stekker van de aan-
hangerkabel uit de contactdoos wordt
gehaald.
• In de modus "Search in progress" (bezig
met zoeken) kan het systeem een onge-
schikte parkeerplaats voor de manoeuvre
identificeren (bijv. een kruising, oprit, plek-
ken die de rijrichting doorkruisen, enz.).
• Bij parkeermanoeuvres op een helling kun-
nen prestaties van het systeem afnemen en
wordt het systeem mogelijk uitgeschakeld.
• Als een parkeermanoeuvre wordt uitgevoerd
tussen twee geparkeerde voertuigen langs
de stoep, kan het voorkomen dat het sys-
teem het voertuig op de stoep rijdt.• Sommige manoeuvres met zeer scherpe
bochten kunnen mogelijk niet worden uit-
gevoerd.
• Controleer tijdens de parkeermanoeuvre
voortdurend of de omstandigheden niet ver-
anderen (bijv. er bevinden zich personen
en/of dieren op de parkeerplaats, rijdende
voertuigen, enz.) en grijp indien nodig di-
rect in.
• Let tijdens parkeermanoeuvres op voertui-
gen die uit de tegengestelde richting ko-
men. Houd u altijd aan de wet en
verkeersregels.
OPMERKING:
• Wanneer sneeuwkettingen of het ruimtebe-
sparende wiel zijn aangebracht, kan de
juiste werking van het systeem niet worden
gegarandeerd.
• De functie informeert de bestuurder alleen
over de laatste geschikte parkeerplaats (in-
steekparkeren en fileparkeren) die door de
parkeersensoren is gedetecteerd.
• Sommige meldingen gaan vergezeld van
akoestische waarschuwingen.
195
Locatie Maxizekering Patroonzekering Minizekering Omschrijving
F30 – – 20 A geel (door klant
te kiezen, verplaatsen
van F18)12V aansluitcontact in bagageruimte achter continu op
accu
F81 60 A blauw – – Gloeibougiemodule, DDCT SDU accuvoeding
(*)
F82 – 40 A groen – Verwarming dieselbrandstoffilter
(*)
F83 – 40 A groen – HVAC-ventilator
F84 – – 30 A groen Voeding aandrijving op alle wielen
(*)
F87 – – 5 A geelbruin Schakelhendel automatische transmissie
(*)
F88 – – 7,5 A bruin Verwarmde buitenspiegels
F89 – – 30 A groen Verwarmde achterruit
F90 – – 5 A geelbruin IBS-sensor (laadtoestand van de accu)
(*)
Fxx – – 10 A rood Regelrelais dubbele accu met NON-DDCT Trans
(*)
7,5 A bruin Regelrelais dubbele accu met DDCT Trans
(*)
Het zekeringkastje heeft aan de onderkant
extra ATO-zekeringhouders.
223