ACHTERKLEP....................... 63Openen....................... 63
Sluiten........................ 64
Handsfree achterklep - indien aanwezig . . . 65
BOORDAPPARATUUR.................. 66VOEDINGSUITGANGEN............. 66
Spanningsomvormer — indien aanwezig . . . 68
UW INSTRUMENTENPANEEL LE-
REN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTENGROEP........ 70Locatie en bedieningselementen display in de
instrumentengroep................. 70
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep................. 71
Dieseldisplays................... 71
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)..... 72
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN..... 72Rode waarschuwingslampjes........... 73
Gele waarschuwingslampjes........... 76
Gele controlelampjes............... 81
Groene controlelampjes.............. 82
Witte controlelampjes............... 83
Blauwe controlelampjes.............. 84
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II......... 85Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid................... 85
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN.............. 86Antiblokkeersysteem (ABS)........... 86
Elektronisch remregelsysteem.......... 87
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTEMEN........... 99Dodehoekbewaking — indien aanwezig.... 99
Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig....... 102
Bandenspanningscontrolesysteem....... 106
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN . . . 111Beveiligingssystemen voor inzittenden.... 111
Belangrijke veiligheidsmaatregelen...... 111
Veiligheidsgordelsystemen........... 112
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)..... 123
Kinderzitjes — Kinderen veilig vervoeren . . 135
Vervoer van huisdieren............. 152
VEILIGHEIDSTIPS................... 153Passagiers vervoeren............... 153
Uitlaatgas..................... 153
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . 154
Veiligheidscontroles buiten de auto...... 156
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN.................. 157Normaal starten — benzinemotor....... 157
Extreem lage temperaturen (lager dan -22 °F of
-30°C) ....................... 157
Normaal starten — dieselmotor........ 157
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN........... 159
HANDREM....................... 160
Elektrische handrem (EPB)........... 160
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 162
Schakelen..................... 163
Terugschakelen.................. 164
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG....................... 165
Sleutelblokkering................. 166
Blokkeersysteem rem/transmissie....... 166Negentraps automatische versnellingsbak . . 167
Versnellingen................... 168
WERKING VAN DE VIERWIELAANDRIJVING...... 1691-traps vierwielaandrijving (4X4) — indien
aanwezig...................... 169
2-traps vierwielaandrijving (4x4) — indien
aanwezig...................... 170
Schakelstanden.................. 171
Schakelprocedures................ 172
Elektronisch sperdifferentieel achter (E-Locker) —
indien aanwezig................. 174
SELEC-TERRAIN.................... 175Omschrijving................... 175
STOP/START-SYSTEEM................ 176Automatische modus.............. 176
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt................ 177
De motor starten in de stand autostop.... 177
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen................... 178
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen.................... 179
STOP/START-SYSTEEM - ALLEEN
DIESELMODELLEN................... 179
Automatische modus.............. 179
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt................ 180
De motor starten in de stand autostop.... 180
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen................... 181
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen.................... 182
11
SLEUTELS
Sleutelhouder
Met de sleutelhouder wordt de contactscha-
kelaar bediend. Steek het vierkante uiteinde
van de sleutelhouder in de contactschakelaar
op het instrumentenpaneel en draai de sleu-
telhouder naar de gewenste stand. De sleu-
telhouder bevat ook een noodsleutel die is
opgeborgen in de achterzijde van de sleutel-
houder.
LET OP!
De elektrische componenten in de sleutel-
houder kunnen beschadigen als de sleu-
telhouder wordt blootgesteld aan sterke
elektrische schokken. Vermijd blootstel-
ling van de sleutelhouder aan direct zon-
licht voor volledige efficiëntie van de elek-
tronische apparaten van de sleutelhouder.
Uw auto is mogelijk uitgerust met een start-
contact zonder sleutel. Het contactsysteem
bestaat uit een sleutelhouder met afstands-
bediening en een toets START/STOP. Het
portierontgrendelingssysteem met afstands-
bediening bestaat uit een sleutelhouder en
de functie Keyless Enter-N-Go indien aanwe-
zig.
OPMERKING:
De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden als deze zich naast een mobiele
telefoon, laptop of andere elektronische ap-
paraten bevindt. Deze apparaten kunnen het
draadloze signaal van de sleutelhouder blok-
keren.
Sleutelhouder
1 — Achterklep
2 — Vergrendelen
3 — Ontgrendelen
4 — Remote start (starten op afstand)
5 — Ontgrendelen noodsleutel
6 — Noodsleutel
17
Met de sleutelhouder kunt u met behulp van
een losse sleutelhouder de portieren en ach-
terklep vergrendelen of ontgrendelen vanaf
een afstand tot maximaal 20 m (66 ft). U
hoeft de sleutelhouder niet op de auto te
richten om het systeem te activeren.
Met deze functie kan de bestuurder de con-
tactschakelaar bedienen door op een toets te
drukken, zolang de sleutelhouder zich in de
passagiersruimte bevindt.
Wanneer de contactschakelaar na het indruk-
ken van een toets niet reageert, is de batterij
van de sleutelhouder mogelijk bijna leeg of
geheel leeg. Een bijna lege batterij van desleutelhouder kan worden gecontroleerd op
de instrumentengroep, waar aanwijzingen
worden gegeven die u moet opvolgen.
Als dit het geval is, kan de contactschakelaar
ook op een andere manier worden bediend.
Druk de voorzijde (zijde tegenover de nood-
sleutel) van de sleutelhouder tegen de toets
ENGINE START/STOP om de contactschake-
laar te bedienen.
OPMERKING:
Onjuiste afvoer van sleutelhouderbatterijen
kan schadelijk zijn voor het milieu. Ga naar
een erkende dealer voor een juiste batterij-
afvoer.
Portieren en achterklep ontgrendelen
Druk eenmaal kort op de ontgrendeltoets op
de sleutelhouder om het portier aan de be-
stuurderszijde te ontgrendelen of druk twee-
maal binnen vijf seconden om alle portieren
en de achterklep te ontgrendelen.
Sleutelhouder
1 — Achterklep
2 — Ontgrendelen
3 — Vergrendelen
4 — Remote start (starten op afstand)UW VOERTUIG LEREN KENNEN
18
Keyless Enter-N-Go (contact) — indien
aanwezig
Met deze functie kan de bestuurder de con-
tactschakelaar bedienen door op een toets te
drukken, zolang de sleutelhouder zich in de
passagiersruimte bevindt.
De bedrijfsmodi van de contactschakelaar
zijn OFF, ACC, ON/RUN en START.
OPMERKING:
Wanneer de contactschakelaar na het indruk-
ken van een toets niet reageert, is de batterij
van de sleutelhouder mogelijk bijna leeg of
leeg. Als dit het geval is, kan de contactscha-
kelaar ook op een andere manier worden
bediend. Druk de voorzijde (zijde tegenover
de noodsleutel) van de sleutelhouder tegen
de toets ENGINE START/STOP om de con-
tactschakelaar te bedienen.De contactschakelaar in de vorm van een
drukknop kan in de volgende modi worden
gezet:
OFF (UIT)
• De motor wordt uitgeschakeld.
• Sommige elektrische apparaten (bijv. cen-
trale vergrendeling, alarm, enz. ) zijn nog
steeds beschikbaar.
Contactschakelaar
1 — OFF
2 — ACC (accessoirestand)
3 — ON/RUN
4—START
Keyless Push Button Ignition
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
ACC
• Motor is niet gestart.
• Sommige elektrische apparaten zijn
beschikbaar.
ON/RUN
• Rijpositie.
• Alle elektrische apparaten zijn
beschikbaar.
START
• Start de motor.
OPMERKING:
Het voertuig start niet als de sleutelhouder
zich in de bagageruimte bevindt en de ach-
terklep wordt geopend.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
WAARSCHUWING!
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
LET OP!
Een niet-afgesloten voertuig is een uitno-
diging voor dieven. Verwijder altijd de sleu-
telhouder uit het voertuig en vergrendel
alle portieren wanneer u het voertuig zon-
der toezicht achterlaat.
OPMERKING:
Raadpleeg "De motor starten" in "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
STARTSYSTEEM MET
AFSTANDSBEDIENING —
INDIEN AANWEZIG
Druk twee keer binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. Door een derde keer op de
toets remote start (starten op afstand) te
drukken wordt de motor uitgeschakeld.
Om met het voertuig te gaan rijden, drukt u
op de knop START/STOP om het contact in de
stand ON/RUN te zetten.
21
OPMERKING:
• Met remote start (starten op afstand) draait
de motor slechts 15 minuten (time-out),
tenzij het contact in de stand ON/RUN is
gezet.
• Het voertuig moet worden gestart met de
sleutel na twee opeenvolgende time-outs.
Starten met afstandsbediening
Druk twee keer binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. Door een derde keer op de
toets remote start (starten op afstand) te
drukken wordt de motor uitgeschakeld.
Om met de auto te rijden, drukt u op de
ontgrendeltoets, steekt u de sleutel in het
contact en draait u deze naar de stand ON/
RUN.
OPMERKING:
• Met remote start (starten op afstand) draait
de motor slechts 15 minuten (time-out),
tenzij het contact in de stand ON/RUN is
gezet.
• Het voertuig moet worden gestart met de
sleutel na twee opeenvolgende time-outs.Aan alle volgende voorwaarden moet worden
voldaan om de motor met de afstandsbedie-
ning te kunnen starten:
• Schakelhendel in de stand PARK
• Portieren gesloten
• Motorkap gesloten
• Achterklep gesloten
• Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
uit
• Remschakelaar niet geactiveerd (rempe-
daal niet ingetrapt)
• Accu voldoende geladen
• Lampje Motor controleren zal niet aanwezig
zijn
• Systeem niet uitgeschakeld door eerder
starten met de afstandsbediening
• Controlelampje alarmsysteem knippert
• Contactschakelaar in de stand STOP/OFF
• Brandstofniveau voldoet aan de minimale
vereisten
• Alarmsysteem meldt geen inbraak
WAARSCHUWING!
• Laat een motor niet in een gesloten
garage of afgesloten ruimte draaien. Uit-
laatgas bevat koolmonoxide (CO), het-
geen geurloos en kleurloos is. Koolmo-
noxide is giftig en kan bij inademing
leiden tot erstig of dodelijk letsel.
• Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen ern-
stig gewond raken of om het leven ko-
men.
De modus starten met afstandsbediening
activeren
Druk tweemaal binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. De portieren worden vergren-
deld, de parkeerlichten knipperen en de
claxon klinkt twee keer (indien geprogram-
meerd). De motor start en het voertuig blijft
15 minuten in de modus voor starten met
afstandsbediening.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
22
OPMERKING:
• Als er sprake is van een storing in de motor
of het brandstofpeil te laag is, slaat de
motor aan en vervolgens binnen 10 secon-
den weer af.
• De parkeerlichten gaan branden en blijven
tijdens de modus starten met afstandsbe-
diening branden.
• Om veiligheidsredenen, kunnen de elek-
trisch bedienbare ramen en het zonnedak
(indien aanwezig) niet worden bediend
wanneer de modus starten met afstandsbe-
diening actief is.
• De motor kan tweemaal achter elkaar met
de sleutelhouder worden gestart. Voordat u
de startprocedure een derde keer kunt her-
halen moet u echter het contact in en uit
schakelen door twee keer op de START/
STOP-knop te drukken (of het contactslot
eerst in de stand ON/RUN te zetten).ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem bewaakt de portieren, mo-
torkap, achterklep en het Keyless Enter-N-Go
contact tegen bediening door onbevoegden.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, zijn de
schakelaars van de portiersloten en de ach-
terklep in het interieur uitgeschakeld. Als het
alarm afgaat, geeft het alarmsysteem de vol-
gende geluids- en lichtsignalen:
• De claxon klinkt.
• De richtingaanwijzers knipperen.
• Het controlelampje van het alarmsysteem
in de instrumentengroep knippert.
Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Zorg ervoor dat het contact van het voer-
tuig in de stand "OFF" staat.• Als uw voertuig is uitgerust met
Keyless Entry (portierontgrendeling),
dient u ervoor te zorgen dat het bijbe-
horende ontstekingssysteem zonder
sleutel op OFF is gezet.
2. Sluit de auto op een van de volgende
manieren af:
• Druk op de vergrendeltoets op de scha-
kelaar voor de centrale portiervergren-
deling in het interieur terwijl het
bestuurders- en/of passagiersportier is
geopend.
• Druk op de vergrendeltoets op de Pas-
sive Entry-handgreep aan de buiten-
zijde, terwijl een geldige sleutelhouder
zich ook aan de buitenzijde bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Portieren" in
het hoofdstuk "Uw voertuig leren ken-
nen" in uw instructieboekje voor meer
informatie.
• Druk op de vergrendeltoets op de
sleutelhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
23
WAARSCHUWING!
• Sta niet toe dat kleine kinderen het zon-
nedak bedienen. Steek nooit vingers,
lichaamsdelen of voorwerpen door het
schuifdak naar buiten. Anders bestaat er
kans op letsel.
Zonnedak openen
Het zonnedak heeft twee geprogrammeerde
open standen, de comfortstopstand en de
volledig geopende stand. De comfortstop-
stand is ingesteld om windgeruis tot een
minimum te beperken tijdens het rijden met
zijramen gesloten en het zonnedak open. Als
de zonwering in de gesloten stand staat wan-
neer de functie zonnedak openen of ventila-
tie wordt gestart, wordt de zonwering automa-
tisch geopend tot de half geopende stand
voordat het zonnedak wordt geopend.Snel
Duw de schakelaar naar achteren en laat hem
binnen een halve seconde weer los. Het zon-
nedak wordt geopend tot de comfortstop-
stand en stopt automatisch. Druk de schake-
laar naar achteren en laat hem weer los, en
het zonnedak wordt geopend tot de volledig
geopende stand en stopt automatisch. Dit is
de functie "Snel openen". De functie Snel
openen zorgt dat bij iedere beweging van de
schakelaar het zonnedak stopt.
Handmatige Modus
Duw opnieuw de schakelaar naar achteren en
houd hem vast. Het zonnedak wordt geopend
tot de comfortstopstand en stopt automa-
tisch. Duw de schakelaar naar achteren en
laat hem weer los. Het zonnedak wordt ge-
opend tot de volledig geopende stand en
stopt automatisch. Als u de schakelaar los-
laat, stopt de beweging van het zonnedak.
Het zonnedak blijft gedeeltelijk geopend tot-
dat de schakelaar opnieuw wordt ingedrukt
en vastgehouden.
Ventilatiestand zonnedak
Als u binnen een halve seconde op de knop
"Vent" (ventilatie) drukt, wordt het zonnedak
geopend tot aan de ventilatiestand. Dit is de
functie "Snel naar ventilatiestand", die werkt
vanuit elke stand van het zonnedak. De func-
tie Snel naar ventilatiestand zorgt dat bij
iedere beweging van de schakelaar het zon-
nedak stopt.
Zonnedak sluiten
Snel
Als u de schakelaar kort (korter dan een halve
seconde) naar voren duwt, wordt het zonne-
dak automatisch vanuit elke positie gesloten.
Het zonnedak wordt volledig gesloten en
stopt automatisch. Dit is de functie "Snel
sluiten". Wanneer de functie Snel sluiten
actief is, zorgt elke verdere bediening van de
schakelaar ervoor dat het zonnedak stopt.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
60