VERSIES MET
Start&Stop-systeem
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
koppel de stekker A fig. 176 van de
accusensor C op de minklem D (–) van
de accu los (door op de knop B te
drukken);
sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de plusklem E van de
accu en de minkabel (–) op de klem van
de sensor D zoals aangegeven in de
figuur;
schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer op de
sensor C aan zoals wordt aangegeven.
ONDERHOUDS-
PROCEDURES
87) 88) 89)
De volgende pagina's bevatten de
voorschriften voor hetvereiste
onderhoud die voorzien zijn door het
technische personeel dat het voertuig
heeft ontworpen.
In aanvulling op deze specifieke
onderhoudsinstructies die
gespecificeerd zijn voor het
geprogrammeerde routine-onderhoud,
zijn er andere componenten die
reparatie of vervanging vereisen tijdens
de gebruikscyclus van het voertuig.
MOTOROLIE
90)
Motorolieniveau controleren
Om een juiste smering van de motor
te garanderen, moet de olie altijd op het
voorgeschreven niveau worden
gehouden (zie "Motorruimte" in dit
hoofdstuk).
176F1B0744
217
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan het
voertuig;
maak de carrosserie, indien
mogelijk, eerst nat met een waterstraal
onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was het voertuig nooit als
het in de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de kunststof
lampglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de startinrichting
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
96)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.
223
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN DE AUTO AAN HET
EINDE VAN DE LEVENSDUUR
(indien aanwezig)
Sinds vele jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu met een voortdurende verbetering van de
productieprocessen en de vervaardiging van producten die in toenemende mate "eco-compatibel" zijn. Om de klanten de best
mogelijke service te garanderen in overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG
inzake de behandeling van voertuigen aan het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan
het einde van zijn levensduur zonder extra kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan
worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder of eigenaar als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft.
Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u als u een andere auto gaat aanschaffen,
zich tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze bedrijven zijn
zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte auto’s met
respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het
telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.
250
TECHNISCHE GEGEVENS
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN OP HET STUURWIEL
Toets Interactie
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
258
MULTIMEDIA
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen.
RADIO (TUNER) MODUS
Het systeem heeft de volgende tuners:
AM, FM.
Selectie radio-modus
Druk op de RADIO-toets op het
frontpaneel om de radio in te
schakelen.
Een golfband kiezen
De verschillende tunerfuncties kunnen
gekozen worden door de RADIO-toets
op het voorpaneel in te drukken.
Aanwijzingen op de
display
Nadat het gewenste radiostation op het
display is gekozen, wordt de volgende
informatie getoond (INFO-functie
ingeschakeld):
In het bovenste gedeelte: het
voorkeuzestation, de tijd en de overige
actieve radio-instellingen worden
aangegeven.In het middelste gedeelte: de naam van
het huidige station, de frequentie en
tekstinformatie (indien aanwezig)
worden weergegeven.
Lijst FM-stations
Druk op de toets/knop BROWSE
ENTER om de volledige lijst van de
FM-stations die ontvangen kunnen
worden weer te geven.
Voorkeuze-instellingen
De voorkeuzestations zijn in alle
systeemmodi beschikbaar en kunnen
gekozen worden door een van de
voorkeuzetoetsen1-2-3-4-5-6op het
frontpaneel aan te raken.
Als op een radiostation is afgestemd
dat opgeslagen moet worden, druk dan
op de betreffende voorkeuzetoets en
houd deze ingedrukt totdat ter
bevestiging een geluidssignaal wordt
afgegeven.
Kiezen van AM/FM-
radiostations
Om het gewenste radiostation te
zoeken, op de toetsen
of
drukken of aan het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
draaien, of aan de knop
"BROWSE ENTER" draaien.
Vorige/volgende
radiostation zoeken
Druk kort op de toetsofof
gebruik het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
: wanneer de knop wordt
losgelaten, wordt het vorige of volgende
radiostation weergegeven.
Snel vorige/volgende
radiostation zoeken
Houd de toetsofingedrukt
om het snel zoeken te starten: wanneer
de toets wordt losgelaten, hoort men
het eerste radiostation waarop
afgestemd kan worden.
MEDIA-MODUS
Selecteer de USB-bron met een druk
op deMEDIA-knop.
Druk op de toets BROWSE ENTER en
selecteer Mappen dan Kaart om
muzieknummers op de cd-kaart van de
mobiele telefoon te selecteren en af te
spelen (wanneer de telefoon dit
toestaat).
BELANGRIJK Sommige
multimediaspelers kunnen mogelijk niet
compatibel zijn met hetUconnect™
systeem.
260
MULTIMEDIA
Nummer wijzigen
(vorige/volgende)
Druk kort op de toetsof draai de
toets/knop BROWSE ENTER rechtsom
om het volgende nummer af te spelen.
Druk kort op de toets
of draai de
toets/knop BROWSE ENTER linksom
om terug te keren na het begin van het
gekozen nummer of naar het begin van
het vorige nummer (als het huidige
nummer minder dan 3 seconden is
afgespeeld).
Snel vooruit-/
terugspoelen door
nummers
Houd de toetsingedrukt om het
gekozen nummer snel vooruit te
spoelen.
Houd de toets
ingedrukt om het
gekozen nummer snel achteruit te
spoelen.
SELECTIE TRACK
(Browse)
Gebruik deze functie om door de
nummers op het actieve apparaat te
bladeren en een nummer te selecteren.
De beschikbare keuzes hangen af van
het apparaat dat aangesloten is.
Op een USB-apparaat kunt u
bijvoorbeeld de knop/toets BROWSE
ENTER gebruiken om door de lijst van
beschikbare artiesten, genres enalbums te bladeren, afhankelijk van de
informatie die aanwezig is op de tracks.
Gebruik binnen elke alfabetisch
geordende lijst de toets "A-B-C"op
het frontpaneel om naar de gewenste
letter in de lijst te springen.
OPMERKING Deze toets kan voor
bepaalde
Apple®
apparaten
uitgeschakeld zijn.
Druk op de toets BROWSE ENTER om
deze functie te activeren voor de bron
die afgespeeld wordt.
Draai de toets/knop BROWSE ENTER
om de gewenste categorie te kiezen en
druk vervolgens op deze toets/knop om
de keuze te bevestigen.
Druk op de toets
om de functie te
annuleren.
Weergave
nummerinformatie
Druk op de toetsINFOom de
informatie die weergegeven wordt
tijdens het afspelen (Artiest, Album,
Genre, Naam, Map, Bestandsnaam) te
selecteren.
Druk op de toets
om het scherm
af te sluiten.
SHUFFLE
Druk op de knopom de nummers
op de USB in een willekeurige volgorde
af te spelen.
Druk nogmaals op de knop om de
functie te deactiveren.
Herhalen
Druk, om het nummer weer af te
spelen, opnieuw op de
toets.
Nogmaals indrukken om de functie uit
te schakelen.
USB-BRON
Activeer de USB-modus door een
compatibel apparaat op de USB-poort
op de tunnelconsolefig. 187 aan te
sluiten of, indien aanwezig, op de
USB-poort aan de achterkant van de
tunnelconsole fig. 188.
BELANGRIJK Na gebruik van een
USB-oplaadaansluiting, wordt
aangeraden het apparaat (smartphone)
los te koppelen, waarbij de kabel altijd
eerst uit de aansluiting van het voertuig
verwijderd moet worden, nooit eerst
vanaf het apparaat (voorveld
infig. 187 ). Kabels die blijven
rondslingeren of aangesloten blijven,
kunnen de correcte oplaadfunctie en/of
de conditie van de USB-poort
aantasten.
261
OPMERKING De USB-poorten zorgen
voor de gegevensoverdracht van de
Pen Drive/smartphone enzovoorts en
het langzaam opladen van een extern
toestel, wat niet gegarandeerd is omdat
dit afhangt van het type/merk toestel.
OPMERKING Het is mogelijk dat het
Uconnect™-systeem niet alle
USB-pennen ondersteunt. In dit geval
kan niet automatisch van de“Radiomodus” naar de “Mediamodus”
worden overgeschakeld.
Controleer de compatibiliteit van het
toestel als het niet afgespeeld wordt
door Mediamodus te selecteren. Een
specifiek bericht zal op het display van
hetU-connect™-systeem worden
weergegeven.
TELEFOONMODUS
Activering telefoonmodus
Druk op de toetsTELEFOONop het
frontpaneel om de Telefoonmodus te
activeren.
Is er geen telefoon aangesloten, dan
verschijnt op het display het betreffende
waarschuwingsscherm:
Een
Bluetooth®
mobiele telefoon
koppelen
Het systeem verbindt zich automatisch
met de gekoppelde mobiele telefoon
met de hoogste prioriteit.
Ga als volgt te werk om een specifieke
Bluetooth®
mobiele telefoon te kiezen:
druk op de toetsMENUop het
frontpaneel;
selecteer de optie "Telefoonmenu/
Bluetooth" op het display;
selecteer de lijst "Bluetooth/
Telefoons" met behulp van de
bijbehorende toets;
selecteer het specifieke apparaat
(
Bluetooth®
mobiele telefoon);
selecteer "Aansluiten";
het aangesloten apparaat wordt in de
lijst gemarkeerd.
Loskoppeling van een
Bluetooth®
mobiele telefoon
Ga als volgt te werk om een specifieke
Bluetooth®
mobiele telefoon los te
koppelen:
druk op de toetsMENUop het
frontpaneel;
selecteer de optie "Telefoonmenu/
Bluetooth" op het display;
selecteer de lijst "Bluetooth/
Telefoons" met behulp van de
bijbehorende toets;
selecteer het specifieke apparaat
(mobiele telefoon of
Bluetooth®
-
apparaat);
selecteer "Loskoppelen".
Een nummer bellen
Een nummer kan op de volgende
manieren gebeld worden:
door het selecteren van "Contacten"
(Telefoonboek ......);
selecteer de “Lijst recente
oproepen”: de ontvangen, gemaakte en
gemiste oproepen worden
weergegeven;
druk opTELEFOONop het
frontpaneel, selecteer vervolgens
“Toetsenpaneel” voor het invoeren van
de cijfers met behulp van de
rechterknop “BROWSE/ENTER” en
187F1B0701
188F1B0734
262
MULTIMEDIA
druk tenslotte op het pictogramom
het nummer te kiezen. Als alternatief
kan het toetsenbord van uw telefoon
gebruikt worden (niet wanneer u rijdt).
Een gesprek beëindigen
Druk op de toets "Einde" of op de toets
op het stuurwiel (indien
aanwezig) om het lopende gesprek te
beëindigen.
INSTELLINGEN
Druk op toets MENU op het frontpaneel
voor de weergave van het menu
"Instellingen".
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu omvat de volgende opties:
Systeeminstellingen: Taal, Terug
naar standaardinstellingen, Systeem
uitschakelen, Volumelimiet bij starten,
Radio Automatisch Aan.
Radio-instellingen: Bladeren
FM-zenders, Verkeersberichten,
Regionaal, Alternatieve Frequentie.
Vertraging uitschakelen radio:
door middel van deze functie kan het
systeem ingeschakeld blijven
gedurende een vooraf bepaalde tijd
nadat de startinrichting naar STOP is
verplaatst.
Instellingen audio: openen van het
menu voor de instellingen van de audio.
Telefoon: openen van het menu
voor de instellingen van de telefoon.
AUDIO-INSTELLINGEN
Met deze optie wordt het
audio-instellingenmenu geopend.
Het menu omvat de volgende opties:
HOOG: aanpassing hoge tonen;
MID: aanpassing middelhoge tonen;
BASS: aanpassing van lage tonen;
FADER: balancering van speakers
voor/achter;
BALANCE: balancering van speaker
rechts/links;
SVC: snelheidsaanpassing op basis
van de voertuigsnelheid;
LOUDNESS: verbetering audio bij
laag volume;
263