Waarschuwingslampje Wat het betekent
groenRICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
groenSTART&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te geven dat het Start&Stop-systeem werkt (motor
afgezet). Wanneer de motor weer gestart is, gaat het rode waarschuwingslampje uit (zie voor de manieren
om de motor weer te starten paragraaf "Start&Stop-systeem " in het hoofdstuk "Starten en rijden").
groenRIJDEN OP BENZINE
Tijdens het rijden op benzine gaat het waarschuwingslampje branden.
blauwGROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
witHELDERHEIDSSENSOR
(indien aanwezig)
Deze sensor meet de lichtsterkte in passagiersruimte en past de helderheid van het instrumentenpaneel
zelfstandig aan.
65
Symbool Wat het betekent
geelSTORING FIAT CODE-SYSTEEM / INBRAAKPOGING
STORING Fiat CODE systeem
Het symbool gaat branden om een storing van het Fiat CODE-systeem aan te geven. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Inbraakpoging
Het symbool gaat branden wanneer de startinrichting in de stand MAR wordt gezet, om een mogelijke
inbraakpoging die gedetecteerd is door het alarmsysteem aan te geven.
geelINWERKINGTREDING BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van de inwerkingtreding van de afsluiter van de brandstoftoevoer.
Zie, om het brandstofafsluitsysteem weer in te schakelen, de beschrijving in het deel
"Brandstofafsluitsysteem" in het hoofdstuk "Noodgevallen". Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk
als de brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan worden.
geelSTORING AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Het symbool gaat branden in geval van een storing van de afsluiter van de brandstoftoevoer. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelOLIETEMPERATUUR AT9 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE TE HOOG / OLIETEMPERATUUR
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET DUBBELE KOPPELING TE HOOG
Het symbool gaat branden bij oververhitting van de versnellingsbak na bijzonder zwaar gebruik. In dit geval
worden de motorprestaties beperkt. Wacht, met uitgeschakelde motor of de motor op stationair toerental,
tot het symbool dooft.
geelSTORING AUDIOSYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het audiosysteem aan te geven. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display indien er een storing van de
schemersensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
68
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
geelSTORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING START&STOP SYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het Start&Stopsysteem aan te geven. Op het display
verschijnt een bijbehorend bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING KEYLESS GO SYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van een storing van het Keyless Go-systeem. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
69
Symbool Wat het betekent
geelKANS OP GLAD WEGDEK
Het symbool gaat branden wanneer de buitentemperatuur tot of onder de 3 °C zakt.
BELANGRIJK Indien er een storing is in de buitentemperatuursensor, worden de cijfers die de waarde
aangeven door streepjes vervangen.
geelSTORING SPEED LIMITER
Het symbool gaat branden als er een storing van het Speed Limiter-systeem is. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
geelSTORING 4x4 ALL-WHEEL TRANSMISSIESYSTEEM
Het symbool gaat branden om aan te geven dat er een storing is met het 4x4-aandrijfsysteem. Neem zo
snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING BUITENVERLICHTING
Het symbool gaat branden om een storing van een van de volgende lichten aan te geven: dagrijverlichting
(DRL); parkeerlichten; stadslicht; richtingaanwijzers; mistachterlicht; achteruitrijlicht; kentekenverlichting,
remlichten, led dimlicht (indien aanwezig).
De storing kan veroorzaakt zijn door een doorgebrande lamp, een doorgebrande zekering of een
onderbroken elektrische verbinding.
geelSTORING AUTOMATISCH GROOTLICHT
Het symbool gaat branden om een storing van de automatische inschakeling van het grootlicht aan te
geven. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
70
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
geelSTORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de brandstofniveausensor een storing heeft. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
geelMOTOROLIE VERSLECHTERD
(indien aanwezig)
Dieselversies: het symbool gaat branden en wordt gedurende durende cycli van 3 minuten weergegeven
en met intervallen van 5 seconden tot de olie ververst is.
Het symbool wordt weergegeven tot het probleem is opgelost.
Benzineversies: het symbool wordt weergegeven en verdwijnt nadat de weergavecyclus is voltooid.
BELANGRIJK Na de eerste melding zal, bij elke start van de motor, het symbool blijven knipperen zoals
hiervoor is beschreven totdat de olie wordt ververst.
Het knipperen van het symbool moet niet als een storing in het voertuig worden beschouwd, maar wil de
bestuurder erop wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een normaal gebruik van het voertuig.
De verslechtering van de motorolie wordt versneld als het voertuig veel gebruikt wordt voor korte ritten,
waardoor de bedrijfstemperatuur van de motor niet bereikt kan worden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
19) 20)
geelSTORING MOTOROLIEDRUKSENSOR
Het symbool gaat continu branden en er verschijnt een bericht op het display als er een storing van de
motoroliedruksensor is.
73
Meldingen op het display
Melding op display
BLIND SPOT ASSISTBLIND-SPOT ASSIST-SYSTEEM
Geblokkeerde sensor: in geval van een storing van de sensor van het Blind
Spot Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval
branden de leds op de buitenspiegels continu. Maak de bumper vrij van alle
obstakels of maak hem schoon.
Systeem niet beschikbaar: ingeval geen Blind Spot Assist-systeem aanwezig is,
wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval branden de leds op
de buitenspiegels continu. De uitgebleven werking van het systeem kan te wijten
zijn aan onvoldoende spanning van de accu of andere storingen in de elektrische
installatie. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de
elektrische installatie te laten controleren.
Storing Blind Spot Assist-systeem: in geval van een storing van het Blind Spot
Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dat geval zijn
de leds op de buitenspiegels gedoofd. Er klinkt ook een geluidssignaal. Neem zo
snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
DYNAMIC STEERING TORQUEDST SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Een speciaal bericht wordt weergegeven in geval van storing van het
DST-systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PARK ASSISTACTIVE PARK ASSIST (waar aanwezig)
Tijdelijke storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt weergegeven,
in geval van een tijdelijke storing van de parkeersensoren. Als het probleem nog
aanwezig is na het reinigen van de zone van de parkeersensoren, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Permanente storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt
weergegeven, in geval van een permanente storing van de parkeersensoren. De
uitgebleven werking van het systeem kan te wijten zijn aan onvoldoende spanning
van de accu of andere storingen in de elektrische installatie. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
76
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
DTC-systeem (Drag Torque Control);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
TC (Traction Control) (Tractieregeling);
PBA (Panic Brake Assist);
HSA (Hill Start Assist) (Ondersteuning
bij wegrijden op een helling);
DST (Dynamic Steering Torque);
ERM (Electronic Rollover Mitigation);
TSC (Trailer Sway Control).
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden
en de remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen ofonder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van het
voertuig wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van
de remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Ingreep van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS in werking treedt omdat het
rempedaal iets pulseert en het systeem
meer geluid maakt: dit is volkomen
normaal wanneer het systeem in
werking treedt.31) 32) 33) 34) 35) 36) 37)
DTC-SYSTEEM (Drag
Torque Control)
Het systeem voorkomt dat de
aandrijfwielen mogelijk vergrendelen,
hetgeen kan gebeuren, bijvoorbeeld, als
het gaspedaal plotseling wordt
losgelaten of wanneer plots
teruggeschakeld wordt bij slechte grip
op de weg. In deze omstandigheden
zou het motorremeffect ervoor kunnen
zorgen dat de aandrijfwielen slippen,waardoor de auto zijn stabiliteit verliest.
Het DTC-systeem grijpt in dergelijke
situaties in door het motorkoppel te
regelen om zo de stabiliteit te bewaren
en de veiligheid van het voertuig te
verhogen.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van het
voertuig onder diverse
rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het
voertuig door de remkracht op de juiste
wijze naar de wielen te sturen. Ook het
door de motor geleverde koppel kan
verlaagd worden om de controle over
het voertuig te behouden.
Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in het voertuig gemonteerde
sensoren om het traject te bepalen dat
de bestuurder wil volgen en vergelijkt dit
met het werkelijke traject van het
voertuig. Wanneer het werkelijke traject
afwijkt van het gewenste traject, grijpt
het ESC-systeem in om het overstuur
of onderstuur van het voertuig te
corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer het
voertuig meer draait dan
overeenkomstig de hoek van het
81
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal
2 seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na 2 seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid van de remmen
hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat
de auto weldra in beweging zal komen.
51) 52)
DST SYSTEEM (Dynamic
Steering Torque)
De DST-functie gebruikt de integratie
van het ESC-systeem in de elektrische
stuurbekrachtiging om het
veiligheidsniveau van het hele voertuig
te verhogen.
In kritieke situaties (remmen in
verschillende gripomstandigheden),
regelt het ESC-systeem via de
DST-functie de besturing om een
aanvullende koppelverdeling te
implementeren op het stuurwiel, om de
bestuurder de meest correcte
manoeuvre voor te stellen.De gecoördineerde actie van de
remmen en de stuurinrichting verhoogt
het gevoel van veiligheid en controle
over het voertuig.
53)
ERM-SYSTEEM
(Electronic Rollover
Mitigation)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
Als dergelijke omstandigheden zich
voordoen, grijpt het systeem in op de
remmen en het motorvermogen om de
mogelijkheid dat de wielen van de
grond komen te beperken. Het is niet
mogelijk om de neiging tot over de kop
slaan te voorkomen als het fenomeen te
wijten is aan redenen zoals rijden op
steile hellingen, botsing tegen
voorwerpen of andere voertuigen.
54)
TSC-SYSTEEM (Trailer
Sway Control)
Het systeem maakt gebruik van een
reeks sensoren die zich op het voertuig
bevinden om excessief slingeren van de
aanhanger te identificeren en denoodzakelijke voorzorgsmaatregelen te
nemen om dit op te lossen.
Om het slingereffect van de aanhanger
tegen te gaan, kan het systeem het
motorvermogen verlagen en ingrijpen
op de betrokken wielen. Het
TSC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer buitensporig
slingeren van de aanhanger
gedetecteerd wordt.
Ingreep van het systeem
Wanneer het systeem ingeschakeld is,
gaat het controlelampje
op het
instrumentenpaneel knipperen, het
motorvermogen wordt beperkt en het
remmen kan gevoeld worden op de
afzonderlijke wielen, na een poging om
het slingeren van de aanhanger te
elimineren.
55) 56)
ATTENZIONE
31)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
32)Voor een maximale efficiëntie van het
remsysteem moet een inloopperiode van
circa 500 km worden aangehouden: in
deze periode mag niet abrupt, herhaaldelijk
en langdurig worden geremd.
83